Sociale psychologie
Hoofdstuk 4 – Waarneming van personen
4.1 De eerste indruk
Iedereen vormt een indruk van anderen. Je houdt hier rekening mee door zelfpresentatie. Je probeert bijv.
aardig of leuk gevonden te worden. Je vormt binnen een paar seconden een eerste indruk. Je hebt direct een
algemeen evaluatief gevoel bij een persoon: is die leuk of niet? Daarnaast vorm je een beeld van meer
specifieke kenmerken. Bijv. spontaan, lelijk, zelfverzekerd etc. Hoe iemand eruit ziet en zich gedraagt geeft
genoeg informatie om een beeld van die ander te vormen. Het vormen van een eerste indruk gebeurt
automatisch. Er worden automatisch stereotypen geactiveerd over de groep waartoe die persoon behoort.
Bijv. bejaarde: traag, vergeetachtig etc. Zo worden mensen bij een eerste indruk in hokjes gestopt. Een eerste
indruk is quick and dirty: gaat snel, maar is niet altijd zuiver, erg grof. Mensen reageren niet op hoe een ander
persoon echt is, maar hoe ze denken dat die persoon is.
Een mens is een sociaal dier: andere mensen zijn van wezenlijk belang in het dagelijks leven van iedereen.
4.1.1 De eerste milliseconden: automatische evaluatie
Als je iemand voor het eerst ziet, komen er direct allerlei automatische processen op gang. Deze processen
treden op zonder dat je ervan bewust bent, zonder dat het enige aandacht vergt, zonder dat het de bedoeling
is en zelfs zonder dat het je tegen zou kunnen houden als je wilde. Het gebeurt dus helemaal vanzelf.
Mensen evalueren (beoordelen in goed-slecht) automatisch concepten en stimuli/prikkels. Als ze subliminaal
(onderbewust) een positief of negatief woord zien, heeft dat invloed op hoe snel ze daarna andere positieve en
negatieve stimuli beoordelen, doordat het subliminale woord bepaalde (positieve of negatieve) associaties
activeert. Mensen evalueren andere personen op dezelfde manier (lees blz. 175). Een snelle evaluatie van
personen heeft een adaptieve waarde: door snel te bepalen wat goed en fout is, kun je tijdig handelen.
Negatieve prikkels hebben voorrang, dus wanneer er in een kroeg een ruzie uitbreekt, maak je dat je weg
komt. Maar positief, wanneer iemand een biertje voor je neerzet, hoef je daar niet meteen op af te rennen. We
pikken negatieve informatie niet alleen sneller op, we besteden er ook meer aandacht aan. Dit geldt alleen
voor negatieve eigenschappen die gevaar kunnen opleveren. Positieve eigenschappen en negatieve
eigenschappen zonder dat die gevaar kunnen opleveren, vormen geen bedreiging en daardoor is er geen
noodzaak om er extra aandacht aan te besteden.
4.1.2 Stereotypen en sociale categorisatie
Sociale categorisatie: indeling op basis van hokjes en vakjes. Bijv. vrouw, student, katholiek, turk etc. Dit komt
voort uit de behoefte om de omgeving overzichtelijk te maken, waardoor een snelle eerste indruk mogelijk is.
D.m.v. sociale categorisatie en de stereotypen die daaraan verbonden zijn, kunnen we allerlei gevolgtrekkingen
maken. Deze zijn natuurlijk niet altijd correct, maar 9 van de 10 keer kloppen ze wel. Stereotypen worden
automatisch geactiveerd. Door middel van categorieën kunnen we snel een globale indruk krijgen van
iedereen, zonder erbij na te denken. Stereotypen hebben hierbij dezelfde functie als automatische evaluatie: ze
maken een snelle, grove eerste ‘screening’ mogelijk.
Automatische informatieverwerking: de eerste indruk is quik and dirty, niet erg nauwkeurig. Globale concepten
(goed/slecht) worden geactiveerd en worden gekoppeld aan datgene wat toevallig ook net aanwezig is in het
waarnemingsveld. Deze grofheid hangt samen met de functie van automatische processen: ze moeten ons snel
te helpen besluiten of iets goed of slecht is. Wanneer je mensen beter gaat leren kennen, verdwijnen de
stereotypen naar de achtergrond en zie je ze meer als individuen met unieke kenmerken.
4.1.3 Aantrekkelijkheid
Iemands uiterlijke aantrekkelijkheid kan van invloed zijn op onze indruk van die persoon. Zien we een mooi
persoon, wordt een stereotype geactiveerd van een leuke, vlotte, aardige persoon. Maar tegenwoordig
bestaan er ook negatieve denkbeelden over mooie mensen: dom blondje, ijdel, arrogant. Het stereotype ‘wat
mooi is, is goed’ is een specifieke vorm van het halo-effect: de neiging om, als iemand één positieve eigenschap
heeft, dit te generaliseren naar andere eigenschappen. Wanneer iemand behulpzaam is, denken ze dat deze
persoon ook over allerlei andere positieve eigenschappen bezit. Maar je hebt ook een omgekeerd halo-effect:
het negatieve van één eigenschap straalt uit naar andere eigenschappen. Mensen veronderstellen dus relaties
tussen persoonskenmerken.
4.1.4 Gezichtskenmerken
Als we naar iemand kijken, leiden we informatie uit uiterlijke kenmerken, zoals kapsel, huidskleur, ogen lengte
en lichaamsbouw. Het gezicht vormt een belangrijke bron bij de eerste indruk.
,4.1.5 Lichaamsbouw en kleding
Lichaamsbouw is ook erg belangrijk en valt op bij een eerste indruk. Op basis van lichaamsbouw maken mensen
al gevolgtrekkingen over iemand. De taille-heupverhouding is ook een belangrijk aspect. Dit is de omvang van
de taille, gemeten op het smalste punt, gedeeld door de omvang van de heupen op het breedste punt. Bij een
laag taille-heupverhouding (smalle taille, brede heupen) is er sprake van een typisch vrouwelijk figuur. Kleding
is ook van grote invloed op de indruk die we van iemand krijgen.
4.1.6 Non-verbaal gedrag
Gezichtsuitdrukkingen en de lichaamshouding spelen een belangrijke rol in de eerste indruk. Er zijn twee
soorten non-verbale gedragingen: visuele (datgene wat je ziet) en vocale (datgene wat je hoort). Beiden
leveren onbewust veel informatie op. In het algemeen proberen we uit non-verbaal gedrag af te leiden hoe
iemand ‘echt’ is. Vrouwen zijn beter in het oppikken en interpreteren van non-verbaal gedrag: vrouwelijke
intuïtie. Kleine non-verbale signalen worden opgepikt door mensen en kunnen grote gevolgen hebben. Het
gedrag van mensen bevat ontzettend veel non-verbale informatie: gelaatsuitdrukking, mimiek,
lichaamshouding, lichaamsbeweging, gebaren en ruimtegebruik.
Gelaatsexpressie en mimiek
D.m.v. gezichtsexpressie drukken mensen hun emoties uit. Emotie-uitdrukkingen zijn aangeboren. Veel
uitdrukkingen zijn hetzelfde als bij veel dieren. Het grote belang van gezichtsuitdrukkingen in communicatie,
blijkt bij schriftelijke communicatie. Het is nu opeens veel lastiger om duidelijk te maken dat een opmerking
bedoeld is als grapje. Daarom hebben ze tegenwoordig de emoticons.
Oogcontact
Oogcontact is een belangrijk iets. Je kan ermee flirten, dingen laten merken aan anderen etc. Oogcontact is met
name een positief teken als mensen elkaar al redelijk goed kennen, anders kan het een slecht teken zijn.
Afstand en persoonlijke ruimte
Mensen hebben behoefte aan een bepaalde ruimte om zich heen: hun persoonlijke ruimte. Mensen voelen zich
onprettig als anderen binnendringen in hun persoonlijke ruimte, en proberen er ook heel wat aan te doen om
dan de afstand weer te vergroten. Het innemen van een kleine afstand tot een andere persoon kan, net als te
veel oogcontact, gezien worden als een dreiging waarmee je welbewust inbreuk maakt op iemands
persoonlijke territorium. Soms is het ook wel prettig en als teken dat de ander je leuk vindt. Onze persoonlijke
ruimte kan dus krimpen of oprekken, afhankelijk van factoren als:
- De relatie met de ander. Aardig of aardig willen gevonden: kleine afstand.
- De relatie tot die persoon. Twee mannen staan verder uit elkaar dan een man en vrouw. Maar vrouw
en vrouw staan weer dichterbij elkaar dan twee mannen over elkaar. Vreemden staan het verst van
elkaar af, gevolgd door collega’s en kennissen.
- De normen voor wat de meest optimale afstand tussen mensen is, zijn per cultuur verschillend.
- Intimiteits-equilibrium-theorie: mensen streven naar een bepaalde balans in hoe ‘intiem’ het contact
met de ander is. Wanneer de intimiteit wordt verhoogd door een bepaalde factor, moet dat
gecompenseerd worden door een andere factor.
Lichaamstaal
Lichaamstaal bevat allerlei verschillende componenten.
- Ten eerste kun je je vaak al een duidelijk beeld vormen op grond van iemands lichaamshouding.
Mensen hebben hun eigen unieke manier van bewegen. Soms hoor je iemand aankomen aan diegene zijn
loopje of herken je mensen van afstand door hun loopje etc.
- Een ander aspect is de ruimte die iemand inneemt. Mannen zitten breder qua benen en houden hun
ellebogen verder van hun lichaam. Mannen nemen dus meer ruimte in dan vrouwen. In het algemeen is het zo
dat mensen die meer ruimte innemen tijdens het zitten en lopen, zich machtiger en zelfverzekerder voelen dan
mensen die zich ‘klein maken’.
- Derde aspect is de symmetrie in de lichaamshouding. Een machtig persoon zit eerder asymmetrisch,
dus linkerhelft doet iets anders dan rechterhelft (zoals scheef zitten) dan een minder machtig persoon. Die zit
eerder symmetrisch. Een ander aspect van macht is het aanraken van personen. Dit lijkt een functie te hebben
van intimidatie en controle, net als oogcontact.
- Zelfmanipulatie is het aanraken van jezelf, vaak ongemerkt. Dit heeft ook invloed op hoe we
ander gedrag waarnemen. Bijv. wanneer je onzeker bent, kun je aan je haar zitten. Heeft een negatief invloed.
, - Lichaamstaal komt ook tot uiting in gebaren. Sommige gebaren maken we ongemerkt:
spraakondersteunende gebaren. Dit kan de indruk van een persoon beïnvloeden. De één doet het meer dan
een ander. Naast deze ongemerkte gebaren maken we ook welbewuste en intentionele gebaren, bijv. de duim
opsteken als iets goed gaat. De meeste van deze gebaren zijn cultureel bepaald en betekenen dus verschillende
dingen.
- Begroeten geeft ook een bepaalde eerste indruk. Je hebt de handdruk, de zoenen, de knuffels etc. Dit
moet allemaal op een bepaalde manier gaan, niet te stevig/lang en het moet gepaard gaan met oogcontact.
- Het laatste aspect van lichaamstaal is imitatie. Mensen zijn geneigd om in het contact met anderen de
lichaamshouding van de ander over te nemen: kameleoneffect. Dit gaat helemaal vanzelf. Dit imitatiegedrag
leidt er vaak toe dat je positiever beoordeeld wordt. Maar papegaaien is irritant!
Stem
Wanneer iemand gaat praten dan halen we daar ook allerlei non-verbale informatie uit, helemaal los van de
inhoud (het verbale). Zo is de volwassenheid van de stem van invloed op de indruk die we van iemand vormen.
Het horen van een aangename stem, wekt een positieve indruk op. Ook uit volume, snelheid en hoe monotoon
of afwisselend de spraak is, halen we informatie.
4.1.7 De eerste indruk de beste?
Onze eerste indruk is gebaseerd op automatische evaluatie en stereotypen. De tweede door specifieke
gevolgtrekkingen over bepaalde kenmerken en de derde door de info die we halen uit non-verbale dingen.
Maar klopt de eerste indruk? Tot op zekere hoogte is dit waar. Maar tegelijkertijd is het natuurlijk duidelijk dat
je veen veel betere indruk hebt van mensen die je echt goed kent. De eerste indruk is niet de beste.
Er zijn verschillende factoren die bijdragen aan de juistheid van stereotiepe opvattingen: mensen nemen vaak
stereotypen over van anderen: mensen gaan zich gedragen zoals anderen van hen verwachten. Stereotypen
kunnen een selffulfilling prophecy worden.
4.2 Attributie: van gedrag naar eigenschap
Attributie: het afleiden van eigenschappen uit gedrag (attribueren = toeschrijven). Dus het interpreteren van
eigenschappen uit gedrag van mensen en het toekennen van betekenis daaraan. In het dagelijks leven doen we
dit de hele dag door. Automatische spontane gevolgtrekkingen: de gevolgtrekkingen komen helemaal vanzelf
in je op, het gaat automatisch en je kunt het niet tegen houden. Spontane gevolgtrekkingen kunnen worden
gezien als ‘quick and dirty’: de gemaakte gevolgtrekkingen worden niet specifiek gekoppeld aan de actor
(degene die het gedrag vertoonde). In de eerste, automatische fase van attributie wordt eigenlijk alleen de
eigenschap geactiveerd die met het gedrag is geassocieerd, maar die eigenschap wordt niet echt aan de actor
(degene die het gedrag vertoont) gekoppeld. Het kan ook worden gekoppeld aan iemand die het vertelt.
Intentionele gevolgtrekkingen: situaties waarin mensen bewust en doelgericht eigenschappen afleiden uit het
gedrag van een ander. Deze intentionele gevolgtrekkingen worden gestuurd door een bepaald doel. De
aandacht is gericht op de actor, de persoon die het gedrag vertoont. Er wordt in dit geval dan ook een
koppeling gemaakt tussen de afgeleide eigenschap en de actor.
Het toewijzen van deze eigenschappen doen we door te corresponderen. Correspondente gevolgtrekkingen
gaan over de vraag welke factoren nu precies maken dat we een correspondente eigenschap afleiden uit
iemands gedrag. Een correspondente eigenschap is een eigenschap die een duidelijke één-op-één relatie heeft
met het gedrag. Maar niet alle gedragingen die we waarnemen leiden tot correspondente gevolgtrekking. Of
een correspondente gevolgtrekking wordt gemaakt, hangt af van verschillende factoren: de keuzevrijheid van
de actor, de wenselijkheid van het gedrag (wel of niet meegaan met de waarden en normen/positief (wordt
vaak gewoon gevonden) of negatief gedrag) en de effecten van het gedrag (hoe minder mogelijke gewenste
effecten, des te makkelijker kunnen we een correspondente gevolgtrekking maken).
Fundamentele attributiefout: de neiging hebben om het gedrag van een persoon te veel te vertalen naar
persoonlijkheidseigenschappen, en te weinig rekening te houden met situationele invloeden. Dit wordt voor
een deel veroorzaakt doordat mensen een gebrekkig inzicht hebben in de kracht van situationele invloeden. Er
zijn al twee fasen in het proces van gevolgtrekkingen: automatisch en de gevolgtrekking wordt gekoppeld aan
de actor (ook automatisch). De derde fase is ook nodig: je moet de situatie verkennen en, indien nodig, je
gevolgtrekking corrigeren voor situationele invloeden (denk aan meisje met 9 op toets antwoordenblad).
Deze derde stap noemen we situationele correctie. Dit is een gecontroleerd proces en loopt niet automatisch.
We moeten het bewust aansturen en erbij nadenken. Hier maken we vaak de fundamentele attributiefout 205.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller carolienxx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.