100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting IPO2B Orthopedagogiek (boek+colleges) $3.74   Add to cart

Summary

Samenvatting IPO2B Orthopedagogiek (boek+colleges)

 40 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Een samenvatting van de boeken Antwoorden op Vraagstellingen (8e druk) en Als opvoeden niet vanzelf gaat (2e druk) en van de colleges. De samenvatting is voor het vak IPO 2B, onderdeel 'orthopedagogiek'.

Preview 3 out of 18  pages

  • June 9, 2021
  • 18
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
IPO 2B Samenvatting Orthopedagogiek

College 5
Van Hoof Hoofdstuk 1 – Wat is orthopedagogiek?
Pedagogiek
Wat als ‘opvoeden’ beschouwd wordt, hangt nauw samen met factoren als de tijdsgeest,
cultuur of wetenschappelijke opvattingen.
- Er zijn twee centrale opvoedingswaarden:
I. Autonomie wat voornamelijk bij de westerse samenleving op de voorgrond
staat.
II. Conformiteit wat in de niet-westerse samenlevingen belangrijk is.
Professor Kok (1987) geeft een tweeledige definitie aan opvoeden:
1. Intentionele/doelgerichte karakter. Dit houdt in dat de opvoeder het kind iets
meegeeft.
2. Functionele karakter. Dit is het creëren van kansen tot ontwikkeling.
- Het kind ontwikkelt zich via interactie en in relatie met de opvoeder, in een proces dat
primair functioneel is, maar dat daarbinnen ook intentionele momenten kent.
 Kok spreekt van een groeiend kind-perspectief bij afnemend opvoeders-
perspectief.

Er zijn drie niveaus van omgaan met problemen in de opvoeding:
- Niveau 1: Ouders, leerkrachten en andere opvoeders denken na over opvoeding en
gedrag en proberen ideeën uit in alledaagse situaties.
- Niveau 2: Als de alledaagse aanpak niet werkt, is er behoefte aan een deskundige.
- Niveau 3: Er wordt onderzoek gedaan dat bijdraagt aan de ontwikkeling en toetsing
van wetenschappelijke kennis, interventiemodellen en methodiek.
Als de ontwikkeling van een kind stagneert, kan dit leiden tot spanningen binnen en buiten
het gezin. Hieruit kan een opvoedingsimpasse (blokkering) ontstaan.
Volgens Sleutel verloopt het proces van een opvoedingsimpasse als volgt:
1. De opvoeder constateert dat de ontwikkeling van het kind niet in de door hem/haar
gewenste richting verloopt.
2. De opvoeder heeft tot op dat moment zo goed mogelijk geprobeerd om de
ontwikkeling van het kind in de gewenste richting te beïnvloeden.
3. De opvoeder heeft door dat hij/zij er niet in slaagt om de ontwikkeling te beïnvloeden.
4. De opvoeder ziet geen bevredigende middelen meer om de ontwikkeling van het kind
in de goede richting te beïnvloeden.
5. De opvoeder mist de verwachting dat hij/zij zelfstandig, of in overleg met
medeopvoeders, binnen een acceptabele termijn bevredigende middelen zal vinden.
 Deze gevoelens gaan gepaard met pijnlijke emoties bij de opvoeder.

Orthopedagogiek
Orthopedagogiek is de wetenschap die zich in onderzoek en theorievorming richt op de
beschrijving van de aard en achtergronden van het ontstaan van opvoedings-, ontwikkelings-
en schoolproblemen bij kinderen, met het oog op onderkenning, behandeling en prevalentie.
- Het object van de orthopedagogiek is een stagnerende opvoeding of problematische
opvoedingssituatie die een antwoord vereist.
 De dynamische relatie tussen de opvoeder en het kind is hierbij belangrijk.
- Een overeenkomst met de pedagogiek is dat ze zich beide primair richten op de
opvoeding en de invloed daarvan op de ontwikkeling van het kind.
- Een verschil met de pedagogiek is dat orthopedagogiek zich richt op de opvoeding die
speciaal moet worden aangepast aan de behoeften van het kind. De pedagogiek richt
zich op de gewone opvoeding.

, - Een verschil met de psychiatrie is dat de psychiatrie zich richt op het herkennen,
verklaren en behandelen van psychopathologie binnen een (opvoedings)context,
orthopedagogiek niet.
Vier paradigma’s (Bleidick) op de problemen die de orthopedagogiek bestudeerd:
1. Individueel theoretisch paradigma. Een handicap wordt gezien als een beperking in de
medische categorie (vb. stoornis, defect of biologische tekorten).
2. Interactioneel-theoretische paradigma. Een handicap wordt opgevat als een etiket; de
gehandicapte kan niet voldoen aan de eisen van de omgeving.
3. Systeemtheoretisch paradigma. Een handicap wordt gezien als een consequentie van
de eisen van een pedagogisch systeem (vb. speciaal onderwijs).
4. Maatschappelijktheoretische paradigma. Een handicap is het product van de
samenleving; iemand heeft een handicap doordat hij niet kan voldoen aan de
economische eisen.

Of orthopedagogische zorg nodig is, hangt af van drie dingen (Vliegenthart):
1. De aard en de ernst van een stoornis. Het gaat om stoornissen die langere tijd van
invloed zijn op de ontwikkeling en de opvoeding.
2. Zijn er speciale hulpmiddelen en technieken nodig om de negatieve gevolgen van een
stoornis boven te komen?
3. Heeft het kind hulp nodig om met de stoornis te kunnen leven?

Er hebben verschuivingen plaatsgevonden binnen de orthopedagogiek:
1. Verschuivingen in het grensgebied tussen pedagogiek en orthopedagogiek.
2. Verschuivingen in het grensgebied tussen de kinder- en jeugdpsychiatrie en de
orthopedagogiek.
Voor deze verschuivingen zijn een aantal mogelijke verklaringen:
1. Bij opvoedingsproblemen wordt er te snel contact gezocht met de hulpverlening in
plaats van de problemen zelf aan te pakken (Hermanns).
 Het zorgsysteem raakt overbelast en er ontstaan grote wachtlijsten.
2. Multiproblematiek. Een grote groep gezinnen heeft te maken met veel problemen,
deze worden soms van generatie op generatie doorgegeven.
3. Medicalisering. Uit onderzoek blijkt dat het aantal kinderen met ernstige gedrags- en
emotionele problemen niet stijgt, terwijl alledaagse opvoedingsproblemen groeien.
4. Verbetering in de signalering, maar onvoldoende eerstelijnszorg.
 Dit leidt tot een toename van de vraag naar zwaardere vormen van hulp.
5. Perverse prikkels. De kosten voor de zwaardere jeugdzorg worden door anderen
gedragen dan door degenen die verantwoordelijk is voor preventie.
 Investeren in preventie wordt niet direct (financieel) gestimuleerd.
6. De maatschappij is complexer. Het onderwijs doet bijvoorbeeld een groter beroep op
zelfstandigheid, samenwerken en plannen.
 Een tegenhanger hiervan is empowerment waarbij juist de krachten worden
benadrukt en de regie over de opvoeding bij de opvoeder wordt gelaten.

Van Hoof Hoofdstuk 2 – De geschiedenis van de orthopedagogiek
In de achttiende eeuw ontstond voor het eerst belangstelling voor de opvoedbaarheid van
‘ontspoorden’ of ‘gehandicapten’.
- Dit hing samen met een groeiend optimisme over de mens en zijn mogelijkheden.
- Het idee was dat de mens in zijn ontwikkeling maakbaar was (tabula rasa).
 Kinderfouten zouden door de juiste opvoedingsmiddelen verholpen kunnen
worden.

, In de twintigste eeuw was er sprake van een groeiende ‘pedagogisering’; deskundigen gingen
zich in toenemende mate richten op het kind en op het ontwikkelen van kennis en
voorzieningen voor het kind. Er waren een aantal ontwikkelingen:
1. In 1901 kwam de Leerplichtwet.
2. De medische zorg voor kinderen groeide als reactie op het grote kindersterftecijfer.
3. In 1904 kwam de eerste intelligentietest voor kinderen, hiermee kon worden
voorspeld welke kinderen wel en niet in staat zouden zijn om onderwijs te volgen.

In de loop van de twintigste eeuw hebben grofweg twee groepen kinderen om extra
bemoeienis van de samenleving gevraagd:
1. Kinderen met een beperking of stoornis
2. Verwaarloosde of criminele kinderen
- De oorzaken van de problemen van verwaarloosde kinderen werden gezien in relatie
met de omgeving.
- Criminaliteit onder kinderen werden gezien als het gevolg van tekorten van het kind.
De zorg en opvoeding voor kinderen met een beperking of stoornis heeft zich ontwikkeld:
1. Tijdens de middeleeuwen ging men zich steeds meer bekommeren om armen, zieken
of gehandicapten waarbij Christelijke naastenliefde de voornaamste drijfveer was.
2. Begin zeventiende eeuw werden ‘geestengestoorden’ in toenemende mate opgenomen
in instituties om de maatschappij te beschermen.
3. In de achttiende eeuw ging men zich, vanuit een persoonlijke bewogenheid en
naastenliefde, inzetten voor doven, blinden en gehandicapten.
4. De jaren zestig stonden in het teken van emancipatie, zelfontplooiing, democratisering
en medezeggenschap. Dit had invloed op instituties, jeugdzorg, gehandicaptenzorg
etc.
 Er ontstonden belangenverenigingen.
5. Vanaf de jaren zeventig nam het aantal tehuizen af en kwam er meer ambulante zorg.

 Gaandeweg verschoof de aandacht van verpleging naar opvoeding; van medisch
naar pedagogisch georiënteerd.
Ook de zorg voor verwaarloosde of criminele kinderen heeft zich ontwikkeld:
1. In 1491 werd het eerste weeshuis in Utrecht opgericht waar een strenge en harde
opvoeding werd gehanteerd.
2. Begin negentiende eeuw nam het aantal wezen af en kwam er plaats voor
verwaarloosde en criminele kinderen. Men richtte zich op de heropvoeding van de
jeugd.
3. In de negentiende eeuw nam de aandacht voor de verwaarloosde jeugd toe; kinderen
werden in tehuizen geplaatst zodat zij van hun omgeving gescheiden werden.
4. In 1905 werden kinderwetten vastgesteld waarmee kon worden ingegrepen in het
ouderlijk gezag als het kind met geestelijke of lichamelijke ondergang werd bedreigd.
 Deze wetten werden ingesteld zodat ouders hun kind niet zomaar konden
meenemen en om het kind en de maatschappij te beschermen tegen de gevolgen
van slechte opvoeding en verwaarlozing.
5. Vanaf 1921 was lichte ingreep in het ouderlijk gezag mogelijk door middel van de
ondertoezichtstelling (OTS).
6. In de jaren dertig ontstond er toenemende kritiek op de tehuizen; men vond de
groepen te groot, de leiding was te weinig opgeleid, er werd te weinig gebruik
gemaakt van deskundigen, de kinderen bleven er te lang en er was te weinig nazorg.
7. In de jaren zestig/zeventig daalde het aantal OTS, werd het aanbod van OTS
gedifferentieerder en kleinschaliger en werden de ouders bij het proces betrokken.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nadinedevogel. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.74. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

78998 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.74  3x  sold
  • (0)
  Add to cart