Dit document bevat leerdoelen uitgewerkt welke behandeld zijn in kennisweek 2 van onderwijsperiode 4 van verpleegkunde. Daarnaast bevat dit document een samenvatting van Klinische Pathologie H6
Verslaving
Beschrijft de symptomen, het beloop en de oorzaken van verslavingsproblematiek
Je ontwikkelt een verslaving als het middel in toenemende mate een doel opzich wordt.
Belangrijke behoeften en zaken worden verwaarloosd. Bijvoorbeeld het onderhouden van
relaties, werk en het vinden van onderdak. Zelfs aan elementaire basisbehoeften kan niet
meer worden voldaan, zoals voeding. Zij zijn afhankelijk geworden van het middel.
Er is niet één oorzaak voor het ontstaan of het blijven bestaan van een verslaving.
Biologische, psychische en sociale factoren spelen daarbij een eigen, wisselende rol. Niet
iedereen raakt verslaafd. Men moet lang genoeg het middel genomen hebben voordat de
'verslavingsknop' in de hersenen om gaat.
Een interactie van factoren (biopsychosociaal) bepaalt het uiteindelijke risico op en het
verloop van verslaving. Verslaving gaat gepaard met problemen in verschillende
levensdomeinen.
Voor hulpverleners is het noodzakelijk te begrijpen hoe ‘willen gebruiken’ verandert in
‘moeten gebruiken’.
Bij verslaving wordt op een pathologische wijze gebruikgemaakt van hersenfuncties die het
leervermogen, het geheugen en de motivatie rondom het beloningssysteem reguleren.
Psychoactieve stoffen ‘kapen’ deze systemen. Natuurlijke beloningen zoals eten en seks
worden minder ervaren dan het het sterke effect op het beloningssysteem van
psychoactieve middelen. De downregulatie die daar het gevolg van is leidt tot inflatie van
het beloningssysteem en een verminderd functioneren van de orbitofrontale cortex. Het
fenomeen dat hieruit voorkomt wordt “hypofrontaliteit” genoemd en vormt een
gedeeltelijke verklaring voor de slechte impulscontrole van verslaafde mensen: de rem is
eraf. Bijna alles moet wijken om de betreffende middelen dan wel beloningen te pakken te
krijgen.
Verslavende middelen kunnen op basis van hun werking worden onderscheiden in drie
soorten:
Stimulerend: o.a. koffie, tabak, cocaïne, amfetamine;
Verdovend: bijv. kalmerende medicijnen, heroïne, methadon;
Bewustzijnveranderend: onder meer hasj, lsd, psilocybine.
Het onderscheid is niet altijd scherp te maken. Sommige middelen hebben een gemengd
effect (XTC, hasj en wiet zijn afhankelijk van de dosis).
1
,Beschrijft de termen comorbiditeit en dubbeldiagnose
Comrbiditeit
Comorbiditeit betekent dat je één of meer (chronische) aandoeningen hebt naast de
hoofddiagnose waar de meeste aandacht naar uitgaat.
Gedragsverslavingen
Verslavingen die betrekking hebben op het gedrag. Bijvoorbeeld: eetverslaving,
gokverslaving, seksverslaving, gameverslaving, socialmediaverslaving, internetverslaving,
koopverslaving. Er worden geen drugs genomen, maar er zijn wel de nodige gelijkenissen
met een alcohol of drugsverslaving. De behandeling van een gedragsverslaving is momenteel
vergelijkbaar met die van een alcohol- of drugsverslaving.
Polydrugsgebruik
Mensen die meer psychoactieve stoffen tegelijkertijd gebruiken. Veel mensen regelen hun
welbevinden met uppers en downers.
Chronisch verslaafden
Zijn vaak mensen met polydrugsgebruik, een dubbele diagnose en gedrag dat veelal leidt tot
maatschappelijke overlast of criminaliteit. Zij worden ook
wel EPA-patiënten genoemd, wat staat voor Ernstige
Psychische Aandoening.
Somatische complicaties
De somatische comorbide gezondheidsproblemen zijn
veelal: cardiovasculaire aandoeningen, pulmonaal lijden,
infecties, leveraandoeningen, endocriene stoornissen,
bepaalde vormen van kanker en ernstige slaapstoornissen.
Patiënten met langdurige verslavingsproblemen
presenteren hun lichamelijke klachten in een relatief laat
stadium bij de huisarts en er ontstaat vertraging in
diagnostiek en behandeling. Een extra gecompliceerde
factor is dat deze patienten vaak niet therapietrouw zijn en
goed uit hun woorden komen.
Dubbele diagnose
Wanneer er bij een verslaafd persoon ook nog ten minste
een andere psychiatrische stoornis volgens DSM-5 wordt
vastgesteld. Het gaat dan bijvoorbeeld om de combinatie
van middelengebruik met een psychotische, een
persoonlijkheids-, een stemmings- of een angststoornis.
2
, Beschrijft de behandeling van verslavingsproblematiek
Behandeling
o Detox;
o Cognitieve gedragstherapie (gedrag);
o CRA (gedrag);
o Motiverende gespreksvoering (motivatie);
o Farmacotherapie.
Herstelgerichte behandeling
4 R’s (wordt uitgewerkt op de volgende pagina):
1. Remoralisatie;
2. Remediatie;
3. Rehabilitatie;
4. Recovery.
Legt uit welke gezondheids- en bestaansproblemen mensen met verslavingsproblematiek
ervaren
Bij verslaving ontstaan vrijwel altijd problemen op het werk of in de studie, financiële
problemen, het gebruik van andere middelen, aanraking met politie en justitie, relationele
problemen en psychische last.
o Verslaving leidt tot verlies van leven;
o Verslaving leidt tot ontmoediging;
o Verslaving leidt tot gevoelens van
moedeloosheid;
o Verslaving leidt tot een continu gevoel
van falen.
Verslavingsgedrag: ontkenning van gebruik, rationaliseren, magisch redeneren en projectie.
Craving is het onbeheersbaar verlangen naar een verslavend middel waar je afhankelijk van
bent geworden. Het verlangen naar het verslavende middel of de gewoonte is zo sterk dat
het bijna niet uit je hoofd te krijgen is. Het is de dwang die je beheerst.
Gebruikerspatronen
o Experimentele gebruiker: is vooral nieuwsgierig. Wil de effecten weten;
o Recreatieve gebruiker: kent de effecten al en wil dit effect doelbewust ervaren. Hij
wil van stemming veranderen. Er zit geen vast patroon in;
o Gewoontegebruiker: hij doet het op vaste momenten
o Excessieve gebruiker: gebruik veel en regelmatig. Het heeft duidelijke gevolgen voor
school, werk en relaties en gezondheid. Ondanks negatieve consequenties gaat hij
ermee door;
o Verslaafde: verlangt echt naar middelen. Er kan geen weerstand aan geboden
worden. Het gebruik roept vaak problemen op. Ondanks gaat hij door en het gaat
een onderdeel vormen van het leven en stoppen lukt niet.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anoukhxx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.13. You're not tied to anything after your purchase.