Inleiding in de pedagogische en onderwijswetenschappen
Summary
Samenvatting IPO2B (boek+colleges)
26 views 0 purchase
Course
Inleiding in de pedagogische en onderwijswetenschappen
Institution
Universiteit Leiden (UL)
Beknopte samenvatting van de literatuur voor het vak Inleiding in de Pedagogische en Onderwijswetenschappen, aangevuld met aantekeningen van de colleges.
Inleiding in de pedagogische en onderwijswetenschappen
All documents for this subject (37)
Seller
Follow
nadinedevogel
Reviews received
Content preview
IPO 2B Samenvatting
College 1
PiB Hoofdstuk 23 – Leren lezen en spellen
Het twee-routemodel veronderstelt dat er twee manieren zijn om een woord te lezen:
1. Indirecte/fonologische route. Hierbij wordt elke letter omgezet in een foneem (klank),
de reeks van klanken wordt aan elkaar gekoppeld en dat levert een woord op.
Het belangrijkste bewijs voor de fonologische route werd de lexicale decisietaak;
proefpersonen moeten aangeven of het woord dat verschijnt bestaat of niet.
2. Directe/lexicale route. Hierbij wordt er direct een match gemaakt tussen het
geschreven woord en spelling in het mentale lexicon (mentaal woordenboek).
Bij onderzoek naar leesprocessen wordt de opleestaak gebruikt; proefpersonen worden
gevraagd om woorden op een beeldscherm hardop voor te lezen.
- De oplees- of reactietijd is de tijd die verstrijkt tussen het presenteren en het lezen
van het woord.
- Door middel van deze taak is ontdekt dat veelvoorkomende, bestaande en regelmatig
gespelde woorden (‘krant’ i.p.v. ‘rioja’) sneller worden gelezen.
Als men alleen via de fonologische route zou lezen, zouden onregelmatige woorden
altijd fout gelezen worden, daarom moest er ook een directe route zijn.
Het netwerkmodel/connectionistische model veronderstelt dat er een groep neuronen
gespecialiseerd is in het herkennen van letters, een groep neuronen voor klanken en een
groep neuronen voor betekenis. Deze groepen zijn met elkaar verbonden.
- Tussen letters en klanken bestaan de sterkste, meest consistente relaties.
Dit model heeft een aantal sterke punten:
1. Zuinigheid. Er is slechts één manier waarop gelezen wordt.
2. Het bieden van een eenvoudige verklaring voor fonologische effecten.
3. Het spellingsproces maakt deel uit van het model.
4. Het model kan op relatief eenvoudige wijze lees- en spellingsproblemen verklaren.
Er zijn een aantal verklaringen voor waarom sommige kinderen moeite hebben met lezen:
1. Lezen is een visueel probleem. Kinderen kunnen letters niet goed waarnemen.
- Woordblindheid is een verschijnsel dat gemiddeld of bovengemiddeld intelligente
kinderen problemen hebben met lezen en schrijven.
Nu blijkt dat dit een inadequate term is omdat moeite met lezen geen visueel
probleem is.
2. Intelligentie hangt samen met lees- en spellingsprestaties.
Nu is duidelijk dat er wel een relatie bestaat, maar dat deze zwak is.
3. Het auditieve aspect van taal. Er is een relatie tussen het kunnen manipuleren van een
klank en de leesprestaties.
- Kinderen die het moeilijk vinden om een woord in stukken te hakken, lopen een
grotere kans op lees- en spellingsproblemen.
Basisvaardigheden bij leren lezen:
1. Fonologisch bewustzijn. Dit is het herkennen en manipuleren van klankeenheden in
woorden, ongeacht de betekenis.
Dit bewustzijn ontwikkelt zich als een continuüm; je kan eerst grote, concrete
klankeenheden onderscheiden en later kleine, abstracte klankeenheden.
2. Benoemsnelheid. Dit is de snelheid waarmee de namen van symbolen gegeven
worden.
Dit kan getest worden met RAN-tests waarbij kinderen zo snel mogelijk alle cijfers,
letters, plaatjes of kleuren moeten opnoemen.
,Letterkennis is de belangrijkste voorspeller van de ontwikkeling van lees- en
spellingsvaardigheden.
Goed onderwijs voorkomt het overgrote deel van de lees- en spellingsproblemen.
Belangrijke componenten van goed onderwijs:
1. De leerkracht moet kennis hebben over de structuur van geschreven taal.
- Klankzuivere woorden (‘hok’ en ‘voet’) moeten als eerste aangeboden worden.
2. De leerkracht moet kennis hebben over het lees- en spellingsproces van kinderen; de
leerkracht moet begrijpen waarom kinderen niet-klankzuivere woorden spontaan
verkeerd spellen (‘peer’ wordt ‘pir’).
3. Expliciete directe instructie is het meest effectief. Expliciet verwijst naar uitleg van
elke stap die het kind moet nemen en direct verwijst naar het directe instructiemodel;
de leerkracht bepaalt het doel van de les, doet dingen voor en zorgt dat er geoefend
wordt.
In de twintigste eeuw werden leesproblemen officieel erkend als dyslexie.
- Er zijn een aantal definities van dyslexie maar de meest recente is: dyslexie is een
lees- en spellingsstoornis met een neurobiologische basis, die wordt veroorzaakt door
cognitieve verwerkingsstoornissen op het raakvlak van fonologische en orthografische
taalverwerking.
- Dyslectici hebben moeite met het verwerken en manipuleren van woorden op
klankniveau.
- Bij transparante talen maken dyslectici evenveel fouten als ‘normale’ lezers, maar
lezen wel trager. Bij minder transparante talen maken dyslectici meer fouten en lezen
trager.
Dyslexie heeft drie criteria om de diagnose te kunnen stellen:
1. Achterstand. Het niveau van lezen en spellen op woordniveau ligt significant lager dan
dat verwacht mag worden op basis van de leeftijd.
2. Resistentie. De problemen blijven bestaan, ook wanneer het kind adequate instructie
en oefening krijgt.
Het kernprobleem van dyslexie is fonologisch deficit. De oorzaak is dat de
connecties tussen de taalgebieden in de hersenen minder efficiënt zijn waardoor
lezen langer duurt en een probleem blijft.
3. Exclusiviteit. Andere oorzaken moeten uitgesloten kunnen worden.
Zwakke lezers raden woorden omdat de context van de zin wegvalt, dit komt doordat zij
langzaam lezen en hierdoor het begin van de zin al vergeten zijn.
PiB Hoofdstuk 29 – Onderwijspedagogiek in neurocognitief perspectief
Voordat er technieken waren om hersenonderzoek te doen, werd er gebruikt gemaakt van
post-mortem histologisch onderzoek. Hieruit werd het volgende geconcludeerd: gedurende de
ontwikkeling reorganiseren de synapsen in de grijze massa en de witte massa neemt toe. En
verbindingen die niet gebruikt worden verdwijnen en belangrijke verbindingen versterken.
Toename van de snelheid en efficiëntie van informatieverwerking in het brein.
Tegenwoordig wordt de werking van het brein op drie manieren gemeten:
1. Magnetic Resonance Imaging (MRI), dit is een techniek waarmee onderzoek gedaan
kan worden naar de grijze en witte massa van het brein.
Aan de hand van MRI is aangetoond dat witte massa lineair toeneemt tot de
volwassenheid. Grijze massa neemt vanaf de geboorte toe, piekt in de
adolescentie en neemt daarna af.
2. Elektro-encefalografie (EEG)
3. Functionele MRI (fMRI)
, EEG en fMRI worden veel gebruikt voor onderzoek naar lerende hersenen. Aan de
hand van deze technieken zijn belangrijke verschillen ontdekt in de hersenactiviteit
tussen kinderen, adolescenten en volwassenen.
Binnen de neurowetenschappen wordt er onderzoek gedaan naar de neurale mechanismes die
ten grondslag liggen aan aandacht en leren, motivatie, emotie-regulatie en sociale interacties.
Deze onderwerpen zijn relevant voor het onderwijs.
- Neurowetenschappelijke kennis kan een context bieden voor het begrijpen van
leerprocessen; het levert kennis over hoe iets werkt en welke mechanismes ten
grondslag liggen aan een werkende interventie.
Er bestaan drie benaderingen over het ontwikkelende brein:
1. Maturational account. Hierbij wordt ervan uit gegaan dat de hersenen van kinderen
nog niet rijp zijn, er is aandacht voor de negatieve gevolgen voor hun gedrag.
2. Skill learning account. Hierbij wordt ervan uit gegaan dat veranderingen in de
hersenen van opgroeiende kinderen vergelijkbaar zijn met de veranderingen in de
hersenen van volwassen die iets nieuws leren.
Tegenwoordig wordt ervan uit gegaan dat de twee benaderingen in wisselwerking
staan; leren zorgt voor de ontwikkeling van de hersenen, maar leren is afhankelijk
van het ontwikkelingsstadium van het kind.
3. Interactieve specialisatie benadering. Hierbij wordt ervan uit gegaan dat
hersengebieden zich specialiseren door samenwerking en competitie.
Er zijn kwalitatieve verschillen tussen een kinder- en een volwassenbrein.
Voor rekenen zijn een aantal processen van belang: tellen, schatten, de betekenis van
symbolen weten, plannen, beslissingen nemen, monitoren en evalueren.
- Omdat rekenen een relatief nieuwe culturele verworvenheid is, is er waarschijnlijk
geen hersengebied geëvolueerd dat gespecialiseerd is in rekenen.
Er wordt gesuggereerd dat rekenvaardigheden een beroep doen op de
hersengebieden die betrokken zijn bij de fundamentele numerieke vaardigheden,
zo een hersengebied is de intraparietale sculus (IPS).
Door leren specialiseert de IPS zich in het werken met getallen en raken andere
hersengebieden minder betrokken bij rekenen (bij beginnende leerlingen wordt
tijdens het rekenen veel gevraagd van het werkgeheugen).
Technisch en begrijpend lezen doen een beroep op een aantal cognitieve functies, zoals
visuele gebieden, gebieden die belangrijk zijn voor taal en geheugen, cognitieve
controlegebieden en gebieden voor het verbinden van tekens en klanken.
Als een kind goed kan lezen, is het brein zo ingericht dat lezen vanzelf gaat zodra
er letters worden aangeboden.
College 2
PiB Hoofdstuk 22 – Casusbeschrijvingen
Casusbeschrijvingen worden vaak gebruikt bij uitzonderlijke patiënten of zeldzame ziekten
omdat hier geen grote studies naar gedaan kunnen worden.
- Een nadeel van een casusbeschrijving is dat er een risico is dat de waarnemingen
toeval zijn of dat de arts zich vergist.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nadinedevogel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.32. You're not tied to anything after your purchase.