Biologie betekent: leer van het leven. Je noemt iets levend als het
alle levenskenmerken of levensverschijnselen vertoont.
Organisme: Een levend wezen
Dood: Een organisme dat geen levenskenmerken meer vertoont
Levenloos: Iets dat nooit heeft geleefd .
Biotisch: Alle levende onderdelen in de natuur
Abiotisch. Niet levende onderdelen in de natuur
Dan is er ook nog verschil tussen organische stoffen en anorganische stoffen.
Organische stoffen bevatten altijd de elementen koolstof (C), zuurstof- (O) en waterstof- (H)
atomen. De niet-levende natuur bestaat uit anorganische stoffen. Deze stoffen zijn
meestal eenvoudiger gebouwd
Levenskenmerken zijn:
Ademen (longen, luchtzakken, kieuwen, huidmondjes)
Waarnemen: Een organisme merkt wat er in de
omgeving gebeurt
Uitscheiden: verwijderen van stoffen die niet nodig zijn
(zweten, plassen) bij planten water en zuurstof oftewel
fotosynthese)
Groeien: het groter en zwaarder worden van een
organisme
Voortplanten : Het zorgen voor nakomelingen
Ontwikkelen: Een vorm van veranderen (bij een vlinder heet dat metamorphose),
een plant van kiem naar plant
Reageren: betekent dat een organisme iets doet of dat er in het lichaam van het
organisme iets verandert, als er in de omgeving iets verandert
Bewegen: (lopen vliegen, zwemmen, kruipen. Bij planten bv een bloem opent zich
voor licht
Voeden
.
Ademhaling
- Kieuwen
- Eencellige wezens: cellen kunnen stoffen uitwisselen en eencellige wezens kunnen
dus met hun celmembraan/celwand zuurstof binnen halen.
- Insecten: Alle insecten hebben een buizen stelsel door hun lichaam heen dit noem je
een trachee, een insect heeft geen bloedsomloop zoals een mens dus dit
buizenstelsel zorgt ervoor dat door het hele lichaam lucht/zuurstof wordt gepompt.
Met een pompende beweging zuigt die de lucht naar binnen. Door lichaamsvloeistof
kan zuurstof opgenomen en koolstofdioxide uitgestoten worden.
- Longen: de meeste zoogdieren maken gebruik van longen
- Amfibieën: kunnen via longen en de huid ademen
,Bacteriën
Een bacterie is een eencellig organisme.
De meeste bacteriën zijn kleiner dan de cellen van dieren, planten of
schimmels.
Een bacteriecel heeft geen kern, maar bevat één enkel
chromosoom.
Er zijn bacteriën met bladgroen en bacteriën zonder bladgroen.
Om een bacterie zit een celwand.
Een bacterie deelt zich in tweeën door celdeling. Elk nieuw deel
groeit uit tot een nieuwe bacterie. Dit heet ongeslachtelijke
voortplanting. De tijd die nodig is voor een verdubbeling van het
aantal bacteriën heet de generatietijd.
Verspreiding bacteriën
Een dode plant of dood dier wordt opgegeten (verteerd) door
bacteriën. Als hun voedsel op is, veranderen de bacteriën in
sporen. Een bacteriespore is heel sterk. In een geschikte
voedingsbodem gaan ze weer groeien. .
Bacteriën kunnen ook nuttig zijn
In de grond verteren bacteriën (resten van) dode
organismen. Bacteriën zijn reducenten.
In je lichaam maken bacteriën vitaminen. Vitamine K
wordt bijvoorbeeld door bacteriën in de dikke darm
gemaakt.
Bacteriën in de dikke darm (darmflora) helpen mee bij het verteren van voedsel.
Op je huid beschermen goede bacteriën tegen het indringen van schadelijke
bacteriën.
Bacteriën kunnen gebruikt worden voor het maken van voedingsmiddelen
bijvoorbeeld de melkzuurbacterie
Bacteriën kunnen ook ziekteverwekkers zijn:
Bacteriën kunnen net als schimmels zorgen voor het bederven van voedsel.
Ook kunnen bacteriën zorgen voor infectieziekten.
Er zijn honderden ziekteverwekkende bacteriesoorten.
Veel bacteriën maken pyrogenen. Dit zijn gifstoffen die koorts veroorzaken.
Virus
Virussen bestaan een stukje erfelijk materiaal met daaromheen een
laagje eiwit (eiwitmantel). Virussen kunnen zich in levende cellen
explosief vermeerderen. De cellen sterven dan.
,Daarbij komen duizenden nieuwe virussen vrij, die weer nieuwe cellen kunnen infecteren.
Zo kunnen door een virusinfectie in korte tijd miljarden cellen worden gedood.
Virus
Eitwitmantel, de vingerafdruk van een cel
RNA, heeft maar 1 DNA streng
Heeft een gastheer nodig
Schimmels
Schimmels hebben geen bladgroen.
Ze krijgen hun energie niet van de zon, maar door verbranding.
Daarvoor verteren ze restanten van dode planten en dieren.
Vervolgens nemen ze daaruit hun voedingsstoffen op.
Schimmels zijn reducenten. Schimmelcellen hebben wel een
celwand en een celkern, net als cellen van planten.Schimmels zijn
meestal moeilijk zichtbaar. Ze bestaan uit hele dunne
schimmeldraden die hyphen genoemd worden. Een groot aantal
van die schimmeldraden vormt samen een zwamvlok ofwel
mycelium.
Met de draden neemt de schimmel voedsel op uit zijn omgeving. Aan de uiteinden van de
draden kunnen zich sporendragers ontwikkelen. In de sporendragers ontwikkelen zich
sporen. Sporen zijn voortplantingscellen. Uit een spore kan een nieuwe schimmeldraad
groeien.
Cellen van planten en dieren
Alle planten, schimmels, bacteriën en dieren bestaan uit cellen.
Cellen zijn de bouwstenen van levende wezens ofwel organismen.
Alle levende inhoud van een cel noem je samen het protoplasma.
Bij planten en dieren bestaat het protoplasma uit cytoplasma en een kern.
In het cytoplasma drijven de organellen.
Organellen zijn onderdelen van de cel met een bepaalde functie.
, Net als bij dierlijke cellen vind je bij plantencellen de onderdelen cytoplasma, celkern en
celmembraan.
Plantencellen hebben ook een celwand, een vacuole en plastiden.
Dierlijke cel
Plantencel
Placide, een kleuren korrel die iets doet
Zetmeel, reserve voedsel
Bladgroen, fotosynthese
Kleurstof korrels, maakt die bladeren bruin, geel of rood (placide)
De bladgroenkorrels horen bij de plastide samen met de kleurstofkorrels en de
zetmeelkorrels. Dit zorgt ervoor dat de plant bezig kan zijn met fotosynthese.
De kernmembraam is het vliesje om de celkern. Je kan het zien als een verpakking.
De celkern is eigenlijk het DNA van de plant.
De celwand is de wand van de cel. Deze zorgt voor extra bescherming.
de cytoplasma daar liggen alle cel onderdelen behalve de kern, de celmembraan
en eventueel te celwand.
De vacuole is met vocht gevuld en zorgt voor een goede vorm en wateropslag.
De celmembraan houd de cel bij elkaar en word gezien als de verpakking van de
cel.
De intercellulaire ruimte is de ruimte die overblijft tussen de cellen.
CELWAND CELKERN BLADGROEN
DIER X
PLANT X X X
BACTERIE X
SCHIMMEL X X
VIRUS
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dana-. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.