Uitgebreide samenvatting van het boek Basiskennis taalonderwijs. Deze samenvatting geleerd als voorbereiding voor de kennisbasistoets Nederlands van het derde leerjaar en de eerste keer gehaald!
Verfijnde onderverdeling taalonderwijs die vaak gebruikt wordt bij methodes;
1. Mondelinge taalvaardigheid: Spreken en luisteren en het voeren van allerlei
mondelinge gespreksvormen staan centraal. Hoe kun je een goede vraag stellen?
Hoe kun je op elkaar reageren? Hoe leg je iets uit / maak je iets spannend?
2. Woordenschat: het aanleren van de betekenis van nieuwe woorden, uitdrukkingen
etc. ook leren ze strategieën om achter de betekenis van een onbekend woord te
komen.
3. Beginnende geletterdheid: het vermogen om schriftelijke taal te begrijpen en te
gebruiken. Aanvankelijk lezen (=het leren lezen) is heel belangrijk.
Bestaat uit:
* Ontluikende geletterdheid (0-4 jaar)
* Beginnende geletterdheid (groep 1 – 3)
* Gevorderde geletterdheid (na groep 3)
4. Voortgezet technisch lezen: Het lezen wat na aanvankelijk lezen komt. Hier gaat het
om het vlot en nauwkeurig lezen, niet om het begrijpen van de tekst. Hiervoor moet
je efficiënte leesstrategieën kunnen gebruiken
5. Begrijpend lezen: Het begrijpen van de tekst, het achterhalen van de bedoeling.
6. Stellen: Het schrijven van teksten
7. Jeugdliteratuur: Hiervan is het doel om kinderen in aanraking te laten komen met
verschillende literaire genres.
8. Taalbeschouwing: Leren reflecteren op de taalvorm, de manier waarop iets is
verwoord en het gebruik van taal.
9. Spelling: De meest voorkomende woorden correct kunnen schrijven en de
belangrijkste spellingsregels kunnen toepassen. Interpunctie hoort hier ook bij.
We gebruiken taal om:
- Ideeën, ervaringen en meningen over te brengen
- Onze gedachten te ordenen
- Onze gevoelens te uiten
- Ons van anderen te onderscheiden
Functies van taal:
1. Communicatieve of sociale taalfunctie
Taal gebruiken als communicatiemiddel.
De sociale functies:
- Zelfhandhaving: zichzelf beschermen. Opkomen voor wat je wil.
- Zelfsturing: Handelingen ordenen en plannen aankondigen.
- Sturing van anderen: gedrag van anderen beïnvloeden door taal. Ga je mee?
- Structurering va het gesprek: Taal gebruiken om het gespreksverloop te
beïnvloeden.
2. Conceptualiserende / cognitieve taalfunctie
Taal gebruiken als hulpmiddel om je gedachten te ordenen en greep te krijgen op de
werkelijkheid. Bijvoorbeeld; als je je mening moet geven over een onderwerp waar je
niet veel vanaf weet. Al pratend krijg je dan wat meer grip op de zaak en vorm je een
mening. Ook wel cognitieve taalfunctie dus.
, Cognitieve taalfuncties:
- Rapporteren: verslag doen van iets wat in de werkelijkheid voorkomt. (beschrijven)
- Redeneren: Er komt een extra denkstap. Gebeurtenissen chronologisch ordenen
bijvoorbeeld. Of conclusies trekken. Of een relatie tussen middel – doel zien /
oorzaak – gevolg.
- Projecteren: Je probeert je te verplaatsen in gedachten en gevoelens van anderen.
3. Expressieve taalfunctie
Taal gebruiken om te experimenteren, om hun gevoelens te uiten, om iets te zeggen.
Hoofdstuk 3 – mondelinge taalvaardigheid
3.1 – Taalverwerving
Theorieën over taalverwerving;
- Behaviorisme
Kinderen leren hun taal door imitatie. De meest frequente woorden worden het eerst
geleerd. Bij beloning gaan ze het woord vaker zeggen.
- Creatieve constructietheorie / mentalisme
Kinderen imiteren niet zomaar, maar ze beschikken over een aangeboren
taalvermogen. Dit zie je bijvoorbeeld terug in dat ieder kind elke willekeurige taal kan
leren. Kind kan zinnen vormen die het nog nooit eerder gehoord heeft.
De volgorde waarin een kind een taal eigen maakt wordt bepaald door biologische
rijping. Alle kinderen beginnen vanaf ongeveer 1 jaar met het produceren van taal.
(dan zijn de hersenen er klaar voor)
De nadruk wordt gelegd op de creatieve manier van taal leren, waarop een kind
m.b.v. taalvermogen zelf zijn taal construeert. (taalaanbod raakt wat op de
achtergrond)
- Interactionele benadering
De nadruk ligt hier op het taalaanbod vanuit de omgeving en de interactie tussen een
kind en andere moedertaalsprekers. Ook is het aangeboren taalleervermogen
belangrijk.
Het taalaanbod moet afgestemd zijn op de mogelijkheden van het kind. Ouders
passen dit vaak onbewust toe (stem verhogen, korte zinnen)
3.1.2 – Eerste taalverwerving
Taal bestaat uit verschillende niveaus; (je bent niet met 1 niveau apart bezig maar met
meerdere tegelijk)
- Fonologisch niveau
Het vormen van spraakklanken. (buh buh, ah ah een baby)
- Morfologisch niveau
Manier waarop de woorden gevormd worden. (gevald, geloopt gevallen, gelopen)
- Semantisch niveau
Betekenis van de woorden. Eerst noemt een kind alle dieren bijvoorbeeld paard.
Daarna maakt hij pas onderscheid tussen paard en koe bijvoorbeeld. (warm/ koud)
- Syntactisch niveau
Kinderen leren de regels die er zijn voor het combineren van woorden. (waar bal?
waar is de bal?)
- Pragmatisch niveau
Maakt zich de regels eigen voor het gebruik van de taal en de communicatie tussen
mensen. (het is tactischer om te vragen: mag ik er even langs? Dan; aan de kant.
Taalverwervingsproces (dit verschilt per kind)
1. Prelinguale periode / voortalige periode (0-1)
Je kunt nog niet spreken van taal. Het kind hanteert nog geen symbolen en regels.
Het zijn onsamenhangende reeksen klanken a-a-a-a-a babababa (vocaliseren)
, Na ongeveer 7 maanden: brabbelen
Communicatie verloopt via huilen.
2. Linguale periode
* Vroeglinguale periode (1 - 2,5)
Het brabbelen gaat over tot betekenis taalgebruik. Eerste woorden zijn nog sterk
gebonden aan een context. Eenwoordzin – tweewoordzin – meerwoordzin
* Differentiatie fase (2,5 – 5)
Kind leert morfologische en pragmatische aspecten van de taal. Ze gebruiken
woorden los van de context. Kinderen leren dat woorden veranderen en wat dat
betekend lopen, gelopen (maar ook verkleinwoorden etc). Het taalaanbod wordt
groter. (basisschool) Rond de 3 jaar heeft een kind een actieve woordenschat van
ongeveer 1000 woorden.
* Voltooiingsfase (5 – 9)
De differentiatiefase wordt verder uitgebreid. In de voltooiingsfase gaat de
taalontwikkeling niet meer zo ongedwongen en spelenderwijs als in de voorafgaande
fase. Kinderen gaan gebruik maken van methodes.
Tweedetaalverwerving
Als kinderen twee talen min of meer tegelijk leren, spreken we van simultane tweetaligheid.
Beginnen kinderen vóór hun derde levensjaar met het leren van een tweede taal, dan heet
dit nog steeds simultane tweetaligheid.
Veel vaker komt successieve tweetaligheid voor, kinderen leren dan een tweede taal nádat
ze de eerste taal volledig beheersen. Hier trekken we ook de grens bij het derde levensjaar.
Hier wordt de tweede taal beïnvloed door de eerste taal. Omdat hij zijn kennis van de eerste
taal bij het leren van de tweede taal gebruik. Hierbij treden vaak interferentiefouten op.
(bijvoorbeeld Turken hebben geen lidwoorden dus gebruiken die in het NL ook niet)
Spreek- en luisterstrategieën
Een spreekstrategie is een manier van spreken die iemand hanteert om een bepaald
spreekdoel te bereiken.
Het is lastig om spreekstrategieën precies te typeren. De volgende stappen zijn hierbij van
belang;
1. Oriënteren op de inhoud
2. Doel en publiek bepalen
3. Plannen
4. Presenteren
5. Reflecteren op doel en inhoud
De volgorde van de stappen kan iets verschillen.
Luisterstrategieën zijn makkelijker te typeren, we kennen vier luisterstrategieën:
1. Globaal luisteren
Globaal volgen wat de spreker te vertellen heeft. Je begrijpt de info en let minder op
details. Begrijpend luisteren
2. Intensief luisteren
Intensief luisteren gaat een stapje verder; je probeert dan ook alle details van het
verhaal in je op te nemen, zodat je een zo volledig mogelijk beeld krijgt.
3. Kritisch luisteren
Nog een stapje verder gaat kritisch luisteren; je probeert dan om tijdens het luisteren
je mening te vormen.
4. Gericht luisteren
Dit pas je toe als je geïnteresseerd bent in bepaalde aspecten van een verhaal. Je
interesseert je niet voor allerlei achtergrond verhalen maar wil bijvoorbeeld alleen
weten wie er gewonnen heeft.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller susanvos. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.