Hoorcollege week 37
Placebo-e ect: je verwacht dat er iets gaat gebeuren, waardoor je ook echt gelooft dat dit
gebeurt. (ook al gebeurt het verwachte e ect niet)
Experimenten
- een methode om een causaal verband (oorzaak-gevolg relatie) te toetsen
- Om dit te toetsen wordt een aspect uit de werkelijkheid gemanipuleerd
Heel kortom: onderzoeksvraag- hypothese- oorzaak manipuleren- gevolg meten
Vraagstelling is vaak: “Leidt X tot Y?”
X= onafhankelijke variabele [kan nooit worden beïnvloed door iets]
Y= afhankelijke variabele
De onafhankelijke variabele X heeft invloed op de afhankelijke variabele Y.
Variabele: eigenschap van objecten of personen die verschillende waarden kan aannemen.
Controlegroep/ referentiegroep/ vergelijkingsgroep
- Het enige verschil (idealiter) tussen een experimentele- en controlegroep is het wel niet ervaren
van de experimentele stimulus
- Daarom is een geobserveerd verschil tussen groepen op de afhankelijke variabele toe te
schrijven aan de experimentele stimulus
- En mag je dus spreken van een causaal verband sussende onafhankelijke en afhankelijke
variabelen
Exploratief onderzoek: verkennend onderzoek. Geen verwachtingen/ hypothesen, meestal
onderzoeksvragen, je weet niet welke resultaten je gaat vinden, het vergaren van ideeën voor een
vervolgonderzoek. Inductiefase!!
Voorwaarden voor causaliteit:
1. Covariatie: zonder X geen Y [als X verandert, verandert Y ook]
2. Tijdsvolgorde: X gaat vooraf aan Y
3. Geen schijnbaar causaal verband: alle andere mogelijke oorzaken van een wijziging in Y onder
controle houden.
Correlationeel verband/ correlatie: associatief verband, samenhang. Het treedt wel tegelijkertijd op
(dus er is een samenhang) maar dat betekent niet dat het e ect heeft op elkaar.
Operationaliseren: het meetbaar maken van concepten die je onderzoekt.
Operationaliseren van begrippen: “Hoe worden de begrippen uit de vraagstelling precies gemeten
of gemanipuleerd?”
Komt vaak voort uit theorieën, uit eerder wetenschappelijk onderzoek.
Operationalisatie:
1. Mate van reductie: het concept moet afgebakend worden. Je kunt nooit het hele concept
onderzoeken. Het onderzoek moet haalbaar zijn.
2. Mate van nauwkeurigheid: hoe nauwkeuriger de meting, des te betrouwbaarder de uitkomsten
zijn.
Meetniveaus: de waarde van een variabele bevat verschillende soorten informatie.
Nominaal meetniveau: classi catie [geslacht, nationaliteit etc.]
Gelijke waarden, niks is beter dan de ander. Wordt gebruikt voor het categoriseren.
Ordinaal meetniveau: rangorde, een hogere score = meer van de betre ende eigenschap.
[weinig/gemiddeld/veel]
Interval meetniveau: rangorde met gelijke intervallen, aan de afstand tussen de verschillende
scores wordt wel een betekenis toegekend. [temperatuur in graden Celsius, jaartallen, kloktijden]
Van de waarden kun je een gemiddelde berekenen.
Ratio meetniveau: rangorde met gelijke intervallen en een natuurlijk nulpunt.
Nominaal > ratio: de meetniveaus zijn op sterkte geordend. Nominaal geeft weinig informatie.
ff fi ff ff ff
, Methodologie Hoorcolleges
Waarvoor z n meetniveaus van belang:
- Voor de keuze van een statistische toets
- Je kunt altijd een meetniveau naar beneden, maar nooit omhoog
- Bedenk voorafgaand aan het onderzoek hoe je je vragen wilt gaan stellen
Hoorcollege week 38
Empirische cyclus en ethiek
Observatiefase
- De onderzoeker “construeert” een probleem
Inductiefase (bottom-up: waarnemingen van een observatie wordt omgezet naar een theorie)
- Je bouwt een theorie
- Je gaat hier generaliseren op basis van bepaalde waarnemingen/ op basis van empirisch
onderzoek.
- De in de observatiefase geopperde veronderstelling wordt veralgemeniseerd
Deductiefase (top-down: van het algemene gaan we naar het bijzondere)
- We gaan daadwerkelijk een hypothese vormen over de verwachting bij een volgende
waarneming die later wordt getoetst
- Uit de algemene hypothese / theorie speci eke voorspellingen a eiden.
- Dat veronderstelt meetbaar maken van constructen (operationaliseren), nadenken over hoe je
onderzoek er concreet uit ziet
Operationaliseren
Is een keuze: hoe ga jij iets meten in je studie?
Niet alles kan > validiteit
Een goede hypothese moet de volgende punten bevatten:
- logisch consistent zijn (slechts één uitkomst voorspellen)
- Zuinig zijn (zonder omwegen)
- Meetbaar zijn (een duidelijke empirische referentie hebben)
Er worden 3 soorten hypothesen onderscheid:
1. Universeel-determinisctische hypothese
Falsi seerbaar: minstens 1 tegenvoorbeeld nodig
fi ij fi fl
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jinkeh. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.68. You're not tied to anything after your purchase.