De sociale taalfunctie → door middel van taal kunnen we contact maken met andere mensen. We
gebruiken de taal als communicatiemiddel. Een spreker wil steeds een boodschap doorgeven aan
een hoorder. Verschillende sociale taalfuncties zijn:
- Zelfhandhaving: een kleuter draagt een tas en wil daar geen afstand van doen, ze beschermt
zichzelf en verdedigt wat ze heeft.
- Zelfsturing: de kleuter geeft aan wat ze gaat doe, ze ordent met woorden haar handelen en
kondigt haar plannen aan.
- Sturing van anderen: je kunt taal gebruiken om het gedrag van anderen te beïnvloeden.
- Structurering van het gesprek: de taal wordt gebruikt om het gespreksverloop te
beïnvloeden.
De cognitieve taalfunctie → de taal wordt gebruikt als een hulpmiddel om je gedachten te ordenen
en geep te krijgen op de werkelijkheid. Met behulp van taal verwijs je naar betekenissen en
concepten uit de werkelijkheid. Drie cognitieve taalfuncties:
- Rapporteren: aan de orde als je verslag doet van iets wat in de werkelijkheid voorkomt. Je
hebt iets meegemaakt of gezien en je vertelt erover.
- Redeneren: je bewerkt de gebeurtenis door een extra denkstap in te bouwen. Je kunt dat
doen door de gebeurtenis chronologisch te ordenen. Of je trekt conclusies, legt een relatie
tussen middel en doel of je doet een voorstel om het probleem op te lossen.
- Projecteren: je probeert je te verplaatsen in de gedachten en gevoelens van iemand anders.
Fonologisch principe Voor elke spraakklank een aparte letter of
(letterklank) lettercombinatie (klankzuiver).
Morfologisch principe Regel van de gelijkvormigheid = voor elk
morfeem dezelfde lettercombinaties (hand –
handen)
Regel van de overeenkomst = elk woord volgens
dezelfde woordvormingsregels (lengte –
grootte)
Etymologisch principe Herkomst van woorden
(leenwoorden, woorden met au/ou of ei/ij)
Syllabisch principe Verenkelingsregel (ramen)
Verdubbelingsregel (blaffen)
,Hoofdstuk 3: Mondelinge taalvaardigheid
3.1 Taalverwering
Er zijn verschillende theorieën over hoe kinderen hun taal verwerven. We bespreken er drie:
1. Imitatietheorie - Behaviorisme
Het behaviorisme is een stroming binnen de psychologie die ervan uitgaat dat kinderen hun
taal leren door imitatie. Het kind leert de meest frequente woorden. De goedkeuring van
ouders speelt ook een belangrijke rol. Zegt het kind papa wordt het geprezen en zal het kind
het woord herhalen.
2. Creatieve constructietheorie
Binnen deze theorie gaat men er van uit dat kinderen taal niet imiteren, maar zelf over een
aangeboren taalvermogen beschikken waarmee ze op een creatieve manier zinnen kunnen
bouwen. Kinderen beginnen pas vanaf een jaar of één met het produceren van taal omdat de
hersenen dan zo ver ontwikkeld zijn dat een kind er klaar voor is. Binnen deze theorie werd
sterk de nadruk gelegd op de creatieve manier waarop een kind met behulp van
taalvermogen zelf zijn taal construeerde. Zo kan een kind elke willekeurige taal leren.
3. Interactionele benadering - interactietheorie
In deze theorie onderschrijft men het belang van het aangeboren taalleervermogen, maar
men benadrukt dat het taalaanbod van de omgeving en de interactie tussen een kind en
andere moedertaalsprekers belangrijk is bij het leren van een taal. Het taalaanbod moet wel
afgestemd zijn op de mogelijkheden van een kind, zo spreken ouders automatisch al op een
hogere toonhoogte en articuleren ze duidelijker.
Het leren van taal is een totaal proces waarbij een kind met alle niveaus tegelijk bezig is:
Fonologisch niveau (uitspraak) → hier begint de taalontwikkeling van kinderen, met het vormen van
spraakklanken. Een baby van een paar maanden produceert alleen nog maar losse spraakklanken.
Morfologisch niveau (opbouw van woorden) → hier ontwikkelen kinderen zich ook op, de manier
waarop woorden gevormd worden. Ze maken zich geleidelijk aan de regels voor de opbouw van de
Nederlandse woorden eigen. In het begin maken ze de fout: gevald, later wordt dit gevallen.
Semantisch niveau (betekenis)→ ook hier ontwikkelen kinderen zich op. Het gaat over de betekenis
van woorden. Het kan voorkomen dat een kind alle dieren ‘hond’ noemt. Ze leren niet in één keer de
exacte betekenis van een woord.
Syntactisch niveau (volgorde van woorden) → op dit niveau leren kinderen de regels die er zijn voor
het combineren van woorden. Eerst produceren ze nog korte onvolledige zinnen zoals ‘Waar bal?’ Na
verloop van tijd wordt dit ‘Waar is de bal?’ Ook hier geldt dat kinderen langzamerhand inzicht krijgen
in de grammaticale regels van het Nederlands.
Pragmatisch niveau (gebruik) → het kind maakt zich de regels eigen voor het gebruik van de taal en
de communicatie tussen mensen. Een kind leert dat de zin ‘Zou ik er even langs mogen?’ beter klinkt
dat ‘Ga aan de kant!’
Orthografisch niveau (spelling).
, In het taalverweringsproces van een kind onderscheiden we de volgende twee perioden:
1. De prelinguale periode (van 0 tot 1 jaar):
Dit is de periode voordat een kind zijn eerste woordjes spreekt. Je kunt in deze periode nog
niet spreken van taal, omdat een kind nog geen systeem van symbolen en regels hanteert
waarmee het een bepaalde boodschap overbrengt. Het kind produceert klanken zoals a-a-a.
In deze periode leert het kind de verschillende aspecten van taal: de articulatie, de
klankstructuur van de taal, de zinsmelodie en de communicatie met anderen.
Deze periode is belangrijk in de taalontwikkeling. Er is wel degelijk zoiets als communicatie.
Als het kind huilt kan het een signaal geven dat hij bijvoorbeeld honger heeft, waarop de
ouders weer reageren om het kind te voeden en te troosten. Na een week of zes luisteren
baby’s naar stemgeluiden en beginnen ze zelf ook klanken te produceren. Deze fase wordt
vocaliseren genoemd. In deze fase ontdekt de baby de klank van de taal en oefent het zijn
spraakmechanisme. In de fase vocaal spel oefent het kind verschillende klanken voor
zichzelf, maar de ouders reageren hier meestal ook op, waardoor er interactie ontstaat. De
volwassene beschouwt de baby als een serieuze gesprekspartner en daardoor leert het kind
dat een van de basisprincipes van communicatie is dat je op elkaar reageert. Na ongeveer
zeven maanden begint de fase van het brabbelen. In deze fase produceert een kind nog
klankgroepen zonder betekenis. De variatie in klankgroepen neemt toe en er is zelf een soort
zinsmelodie te ontdekken.
2. De linguale periode, te verdelen in:
- De vroeglinguale periode (van 1 tot 2,5 jaar):
Het brabbelen van de baby gaat langzamerhand over naar betekenisvol taalgebruik. Vaak
worden de eerste worden nog niet correct uitgesproken, er mist bijvoorbeeld een klank.
Als een kind een woord in een andere situatie gebruikt, dan heeft het kind de
verwijzende functie van taal ontdekt.
In de fase van de eenwoordzin lijkt het alsof een kind alleen maar losse woordjes
spreekt, maar het blijkt dat die woorden al wel het karakter van de zin hebben. Met
behulp van een woord doet een kind een mededeling of vraagt het kind iets. Door bij het
woord ‘nee’ te schudden maakt het kind een ontkennende zin. Aan het einde van deze
fase is een kind ook al in staat een eigenschap aan een voorwerp te koppelen. De
woorden die kinderen gebruiken verwijzen vooral naar personen, dieren, voorwerpen en
acties uit het dagelijks leven van het kind.
Hierna volgt de fase van de tweewoordzin. Als kinderen twee of meer woorden kunnen
combineren, maken ze een enorme sprong vooruit in hun taalvaardigheid. Een kind kan
nu met behulp van taal ook allerlei relaties aangeven. De regels voor de volgorde van
woorden gaan een rol spelen en een kind begint met het leren van de grammatica van
het Nederlands.
Daarna volgt de fase van de meerwoordzin. Een kind kan nu al zinnen van meer dan
twee woorden maken. In deze fases maakt ook de woordenschat van een kind een
enorme groei door. Wel bestaat de actieve woordenschat van een kind vooral uit
inhoudswoorden, woorden met een duidelijke betekenis (zn, ww & bn). Functiewoorden
(wie, want) ontbreken vrijwel.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sanneheeres. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.