Blaasstenen → op röntgenfoto’s niet altijd te zien, cysteïne en uraat niet te zien
Hemangiosarcoom in de nieren blijft goed zitten door kapsel → niet snel uitzaaiingen.
Probleemgerichte aanpak:
- Symptomen
o Vertaal waarneming eigenaar naar beter gedefinieerde term
▪ Afwijkend plasgedrag (PU/PD, dysurie)
o Laboratoriumuitslagen interpreteren mbv context
▪ Referentiekader kan variëren
• Diersoort/geslacht/leeftijd
• Afname omstandigheden/conservering/techniek
• Zoek de uitslagen die relevant zijn voor het probleem!
• Hele gekke uitslagen → artefacten?
▪ Papieren waarde → klinische relevantie
• Ook letten op symptomen
• Sensiviteit/specifiteit
- Interpretatie
o Differentiaal diagnose
o Stapsgewijs doorlopen
▪ Op basis van statistiek/ernst/behandelbaarheid/prognose
o Prioriteren aan de hand van:
▪ Signalement
▪ AI/anamnese
▪ Lichamelijk onderzoek
▪ Aanvullende diagnostiek?
- Plan
o Diagnostiek vs behandeling
o Op basis van waarschijnlijkheidsdiagnose
o Kosten-baten analyse (vooral bij LH relevant)
▪ Geld, moeite én ongemak
▪ Relevantie voor diagnose, therapie én prognose
▪ Individu, koppel, eigenaar, omgeving
Globale DDx:
,HC2 Bouw en functie van de nieren
De nieren zijn enorm goed doorbloed. Er is een nierarterie, er zijn nierkelpjes die de
urine naar het nierbekken sturen, en zo gaat het via de nierbuisjes naar de blaas.
Functies:
- Excretie van afvalstoffen (metabole zuren, urea, creatinine…)
o Filtratie in de glomeruli (niet heel selectief)
o Secretie door tubuli
- Reabsorptie van nutriënten, water en elektrolyten
o Bulk resorptie door de proximale tubuli
De nier verschilt per diersoort. Van de
buitenkant lijkt hij anders, maar van binnen
liggen nog steeds alle lobjes. De bloedvaten
gaan tussen de lobben door naar de cortex
(a. interlobaris). Het gaat om de nierbuisjes →
er is een oppervlakkig en een diep nefron. Ze
hebben een glomerulus en kapsel van
Bowman. Daarna komt een gekronkeld stukje
in de cortex (proximale tubulus) en hierna een
lus van Henle in het merg. Hierna komt de
distale tubulus. Meerdere buisjes sluiten aan
op een verzamelbuis welke door het merg
wegloopt.
Het bloed komt uit de a. renalis, welke vertakt
tussen de lobjes, maakt een bocht (a.
arcuates) → loopt op de grens tussen schors
en merg (scheidingsteken). Nog verder naar buiten liggen a. interlobulari en dan
nog verder de glomeruli → hier gaat veel bloedplasma naar buiten. Bloed uit de
glomerulus wordt altijd nog een 2e capillair,dit kan gelijk rondom de prox/dist tubulus
(peritubulaire capillair) in de schors, betrokken bij resorptie, óf uit de glomerulus via
lus van Henle (vasarecta).
Hoofdfunctie nieren = scheiden van afvalstofjes. De hoeveelheid van een stofje die
in de urine verschijnt hangt af van 3 processen:
- Wat wordt er gefiltreerd (filtratie)
- Wat wordt teruggehaald (resorptie)
- Wat wordt er aan toegevoegd (secretie)
Aorta abdominalis → a. renalis → nieren → v. renalis → v. cava caudalis
Hoeveel bloed moet er door de nieren stromen als een hond 1L urine wil
produceren?
➔ 99,5% geresorbeerd, dus begonnen met 200L glomerulair filtraat
➔ Nieren moeten 200L bloedplasma naar buiten persen om er zeker van te zijn
dat je van je afvalstoffen afkomt (rest wordt dus weer geresorbeerd)
➔ 20% van het bloedplasma wordt naar buiten geperst en Htc is 0,5%
➔ Nieren moeten dus 2000L bloed per dag krijgen = 20-25% van de CO
,We weten nu dat er een gigantische hoeveelheid bloed doorheen stroomt, en
ongeveer 20% wordt naar buiten geperst. Er is een afferente arteriole → naar
capillair/glomerulus → dan naar efferente arteriole en eruit.
- RPF = renal plasma filtrate → hoeveel er doorheen stroomt
- GFR = glomerulaire fitratie ratio → hoeveelheid die naar buiten wordt geperst
Virtual arterial input = Cz x [Z]plasma
➔ Cz = volume bloedplasma wat volledig
gezuiverd wordt van het stofje
➔ [Z]plasma = concentratie stofje in plasma
Excretion rate = V-urine x [Z]urine
➔ V = volume van de urine
➔ [Z]urine = concentratie van het stofje in urine
Cz x [Z]plasma = V-urine x [Z]urine
➔ Cz = (V-urine x [Z]urine) / [Z]plasma
➔ In ml/min
De Clearance van een oplossing Z is het virtuele
volume van het bloedplasma dat totaal
geklaard zou worden in een bepaalde tijd.
De klaring Cz is dus onbekend en moet je
berekenen. Je kunt nu van elk stofje bepalen
hoeveel per minuut wordt gezuiverd (in ml/min).
Bloedplasma wordt door de nieren naar buiten geperst via de glomeruli (GFR)
- Het capillairtje heeft een enorm groot oppervlak
- De permeabiliteit van de glomerulus is enorm groot
o ‘Glomerulaire filtratie barriére’ → geen gatenkaas, wel doorlaatbaar
o Om de glomerulus heen ligt een laagje epitheelcellen, die voetjes
vormen die in elkaar grijpen → ‘podocyten’
o Bloedplasma gaat naar het kapsel van Bowman
o De barriére bestaat uit 3 lagen:
▪ Binnenste laag → endotheel/wand van het bloedvat
• Redelijk lek, want is gefenestreerd endotheel
▪ Basaalmembraan (extracellulair)
▪ Voetjes van de podocyten
• Ertussen zitten ruimtes, opgevuld met een zeefje van
eiwitten → bepaalt wat er wel of niet doorheen kan
• Mutatie in 1 van de eiwitten? → veel albumine in urine
• Grootte van het zeefje is dus belangrijk voor de
doorlaatbaarheid, en daarnaast de lading → wanneer
de groote van de gaten te klein is maar de lading is wel
goed, kan een molecuul er alsnog doorheen, en
andersom kunnen kleine moleculen ook niet door
wanneer de lading niet klopt met de lading van de
glomerulus (positief vs negatief)
- De bloeddruk in de glomerulus is vrij hoog en constant
, Dit alles is belangrijk omdat je bepaalde eiwitten wel in je urine wil hebben, en
andere niet. Bloedeiwitten zoals albumine bijvoorbeeld wil je in je bloed houden.
Er spelen bij de ultrafiltratie altijd 2 krachten een rol:
- PGC → glomerular capillary hydrostatic pressure
o Ook wel gewoon bloeddruk
o Wordt geholpen door de πBS
- πBS → Bowman’s space oncotic pressure
o Aanzuigende werking van eiwitten in de urine
o Is heel klein
Bij de resorptie spelen ook 2 krachten een rol:
- πGC → glomerular capillary oncotic pressure
o Aanzuigende werking van de eiwitten die gevangen zitten in je bloed
(bijvoorbeeld albumine)
- PBS → Bowman’s space hydrostatic pressure
o De resorptie wordt ondersteund hierdoor
o Urine hoopt op deze plek een beetje op, kan niet goed doorstromen,
en hierdoor ontstaat er een soort tegendruk → ‘urinedruk’
De formule vor de glomerulaire filtratie ratio:
GFR = Kf x [(PGC + πBS) – (πGC + PBS)]
Onderstreepte deel = PUF
KF → constante, bevat oppervlak en doorlaatbaarheid
Groen is dus de filtratie, en rood de resorptie
PUF → ‘Ultrafiltration pressure’
Er zal in de nieren/glomerulus altijd filtratie optreden.
Normaal gesproken daalt de bloeddruk in de
capillairtjes waardoor de resorptie in dit geval groter
dan de filtratie zou worden, maar doordat er een
constante bloeddruk is is dit niet het geval.
De bloeddruk blijft hoog en constant, omdat het
afvoerende bloedvat – ook wel efferente arteriole –
een sfincter bevat → dit is uniek en houdt de boel als
het ware een beetje dicht en zorgt daarmee dat de
bloeddruk daarvóór (dus in de glomerulus) hoog en
constant blijft. In totaal is de Puf aan het begin
groot, en aan het eind wel kleiner (resorptie gaat
wel omhoog), maar blijft dus altijd hoog genoeg.
Wanneer er veel gefiltreerd wordt, moet er ook meer
geresorbeerd worden. Dit wordt met name door het
‘peritubulaire capillair’ gedaan. Deze is volledig
ingericht op het resorberen. Ook dit heeft weer te
maken met de sfincter. De bloeddruk is namelijk ná
de sfincter enorm laag, met daarnaast een hele
hoge πGC. Er is dan dus een hoge aanzuigende
werking van bloedeiwitten en een lage bloeddruk.
Hier wint de resorptie het dus van de filtratie.
Dus 1) alles eruitpersen en 2) het goeie weer terughalen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Pernilla. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.34. You're not tied to anything after your purchase.