Samenvatting Thematoets blok 1 – Ontwikkeling van het kind
Je kent begrippen uit de ontwikkelingspsychologie. 10%
Leefwereld: de wereld waarin een kind leeft, gezin, de buur waar het kind woont, sociaal
netwerk van familie, vrienden, kennissen, en een etnische of religieuze gemeenschap. Je
kunt onderscheid maken in etnische verschillen, sociale verschillen en culturele verschillen.
Belevingswereld: de belevingswereld van kinderen is de wijze waarop ze hun leefwereld
ervaren. Kinderen die in vergelijkbare leefwerelden wonen wat betreft etnische, sociale en
culturele achtergronden, kunnen diezelfde leefwereld totaal verschillend ervaren.
Klassieke ontwikkelingspsychologie: een regelmatige opeenvolging van stadia, waarbij elk
stadium een vooruitgang van het vorige stadium betekent. De klassieke
ontwikkelingspsychologie gaat er vanuit dat er een eindpunt van ontwikkeling is. Voor de
ontwikkeling van de mens zijn in deze manier van denken (Piaget) drie factoren van belang:
1. De chronologische leeftijd: op een bepaalde leeftijd mag je bepaalde gedragingen en
veranderingen verwachten;
2. De biologische leeftijd: de menselijke ontwikkeling wordt min of meer bepaald door
fysieke factoren;
3. De sociale context: uitgangspunt is dat ontwikkeling bepaald wordt door invloeden
van de omgeving.
Levenslooppsychologie: in deze benadering wordt veel meer aandacht besteed aan de
interactie tussen kinderen en hun omgeving en de impact daarvan op het verdere
levensverloop. Er wordt dus niet alleen gekeken naar wat er zich van binnenuit het kind
ontwikkelt, maar dóór het kind in relatie met zijn omgeving.
Ontwikkeling-ervaring-rijping:
Ecologische benadering: de mens is een gemeenschapswezen dat door zijn gedrag reageert
op wat er in zijn omgeving gebeurt. De ontwikkeling wordt voor een groot deel uit
interacties bepaalt. Je moet de ecologische benadering zien als een theorie die probeert een
denkmodel te verschaffen om na te denken over ontwikkeling in relatie tot aanleg en
opvoeding.
Narratieve benadering
Identiteit: je hebt een eigen identiteit als je naar buiten toe op een harmonieuze manier
optreedt, een samenhangend geheel dat je een ‘eigen stijl’ zou kunnen noemen. Het is meer
dan een zelfbeeld. Je identiteit groeit en vertoont, als het goed is, in toenemende mate
samenhang. Het gaat bij identiteit om het aannemen van waarden, principes en
maatschappelijke rollen, om de zogenaamde ‘eigen stijl’. In de persoonlijke identiteit
worden ervaringen uit het verleden, de eisen die de maatschappij stelt en
toekomstverwachtingen tot een samenhangend geheel gevormd. Identiteit heeft te maken
met de overtuiging een individu te zijn, anders dan anderen. Hoe sterker de identiteit, des te
meer iemand zich bewust is van zijn sterke en zwakke kanten.
Meervoudige intelligentie: Gardner kwam op grond van onderzoek tot de conclusie dat dé
intelligentie niet bestaat, maar dat er sprake is van een achttal intelligenties. Scholen die zich
met meervoudige intelligentie bezighouden, doen dat omdat door die gerichtheid meer
aandacht komt voor de verschillen tussen leerlingen. Kinderen mogen op verschillende
manieren succesvol zijn. Dat heeft wel grote gevolgen op de manier van lesgeven.
, Je kent invloedrijke personen en theorieën met betrekking tot de
ontwikkelingspsychologie. 12,5%
De psychoanalytische theorie van Freud
Stelt: het denken en handelen van de mens wordt bepaald door seksuele en agressieve
driften die aangeboren zijn en gedurende het hele leven invloed blijven hebben. Het ego
ontwikkelt zich in de eerste levensjaren, met als belangrijke taak om op een acceptabele
manier uiting te geven aan die driftmatige impulsen. Dat kan door driften te leren uitstellen
of door ze om te leren zetten in aanvaardbaar gedrag.
Rond het tweede jaar ervaart het kind dat er allerlei regels zijn waaraan het zich te houden
heeft. In eerste instantie is angst voor straf de reden waarom een kind zich aan de geboden
en verboden van de ouders houdt.
De visie dat vroegere conflicten bepalend zijn voor de latere persoonlijkheid wordt in de
psychoanalyse genetisch gezichtspunt genoemd. Het kind leert gedurende de ontwikkeling
dat instinctieve impulsen ook omgebogen kunnen worden tot acceptabele uitingen. Dit werd
door Freud sublimeren genoemd.
Afweerreacties:
- Verdringing: herinneringen en gevoelens worden weggehouden of ‘vergeten’.
- Ontkenning: onplezierige gebeurtenissen worden simpelweg niet ‘gezien’.
- Projectie: negatieve eigenschappen worden aan anderen toegekend in plaats van bij
jezelf herkend.
- Reactieformatie: je laat gedrag zien dat het tegenovergestelde is van wat je eigenlijk
zou willen laten zien.
- Rationalisatie: met behulp van allerlei redeneringen dingen goedpraten.
Volgens Freud ontwikkelt de persoonlijkheid zich in vijf opeenvolgende stadia. In de theorie
van Freud zijn dat stadia in de psychoseksuele ontwikkeling, waarin individuen streven naar
bevrediging van driftmatige behoeften.
Vijf stadia in de driftontwikkeling:
1. De orale fase – 0-1,5 jaar: waarin het zuigen de belangrijkste bron van lust is.
Lustbevrediging vindt dan ook plaats dmv voeding, duimzuigen en mondbewegingen.
2. De anale fase - 1,5 tot 2,5 à 3 jaar: waarin sensaties die verbonden zijn aan de
ontlasting een rol spelen. In de peutertijd ervaren kinderen dat zij met de ontlasting
reacties van ouders kunnen ontlokken. Dit is de fase die ook wel koppigheidsfase
genoemd wordt, omdat de ontwikkeling van zelfstandigheid en autonomie nu een
grote rol speelt. ‘Zelf doen’ is een veelgehoorde kreet in deze fase.
3. De fallische fase – 3 tot 6 à 7 jaar: is de fase waarin het kind belangstelling krijgt voor
het genitale gebied. Door castratieangst (jongen bang dat hij zijn penis kwijt raakt)
voelt een jongen zich aangetrokken tot de moeder en de vader ziet hij als concurrent:
oedipuscomplex. De oplossing voor het oedipuscomplex wordt bereikt door
identificatie met de vader, waardoor de jongen later net zo’n vrouw wil krijgen als
zijn moeder. De relatie van van het meisje tot de moeder is ambivalent: een haat-
liefdeverhouding. Ze moet leren zich los te maken van de moeder en zich te richten
op de vader: elektracomplex. Kleuters ontwikkelen in deze fase
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller alienmijnheer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.