Alle hoofdstukken van het boek levensloop 4 VWO samengevat in 19 bladzijdes. Met begrippen bij de hoofdstukken. Inclusief extra uitleg met voorbeeld opdrachten.
Keuze vraagstukken → 2 opties waaruit je kan kiezen, bijv → op vakantie of geld
verdienen.
→ Of dat je consumeert of investeert bijvoorbeeld.
Consumeren → Is het aanschaffen van producten door de eindgebruiker. Hij wil namelijk
van zijn product genieten hoeft het niet door te verkopen.
Investeren → Is het aanschaffen van kapitaalgoederen (door bedrijven).
Kapitaalgoederen → Goederen die worden aangeschaft door een bedrijf om in te zitten in
het productieproces.
- Bij investeren wil je er geld mee verdienen, bij consumeren niet!!!
Alternatief aanwendbaar → Middelen kunnen op meerdere manieren worden ingezet, bijv
→ Hout voor papier of voor een kast.
Schaarste → De spanning tussen oneindige behoeften en beperkte middelen.
Schaarse goederen → Zijn goederen waarvoor (schaarse) middelen zijn opgeofferd:
→ er is een offer of inspanning voor geleverd. (Er moeten stoppen voor worden gezet)
Absolute schaarste → Bij een hongersnood is er absolute schaarste aan voedsel.
Bij economie is er schaarste als er stappen moeten voor worden genomen.
Brood is een schaarse goed → Meel, water, oven, gebouw en personeel
Vrije goederen → Goederen waarvoor geen schaarse middelen zijn opgeofferd zijn. (lucht)
Welvaart → Is de mate waarin men erin slaagt om de schaarste terug te dringen
Een andere manier waarmee je je keuze kunt maken is het kijken naar de
opofferingskosten.
Opofferingskosten → Als we kiezen voor een bepaalde mogelijkheid dan offeren we de
waarde van de alternatieven op. De waarde van datgene wat we opofferen om iets te
verkrijgen, noemen we de opofferingskosten.
We kiezen het alternatief met de hoogste waarde, geld, tijd, energie. 5 word gekozen, pak je
dus naar 4.
Budget → Is je beschikbare geld op dat moment.
→ Beperkt je keuzemogelijkheden
Budgetvergelijking → Alle combinaties van 2 producten weer die je maximaal met een
gegeven budget kunt uitgeven.
Budgetlijn → De beide maximale in een grafiek uitgeschreven.
BUDGET VERGELIJKING MAKEN! →
1. Bereken de max van beide. X = 0 + Y = 0
2.
,De ligging van de budgetlijn is afhankelijk van de hoogte van het budget.
- Een verandering van het budget leidt tot ---> een evenwijdige verschuiving van de
lijn. (VERHOUDING VERANDERT NIET)
- Een verandering van één van de prijzen tot ---> een verandering in de helling.
Het budget is een nominaal bedrag uitgedrukt in euro's.
Je kunt ook de koopkracht (Hoeveelheid spullen die kunnen worden geschaft), of reële
waarde van het budget berekenen. Dan let je op wat je voor het budget kunt kopen.
reële waarde
Koopkracht van rente, geld, loon, vermogen; hoeveel stuks kun je er mee kopen.
koopkracht
De hoeveelheid goederen die je met je inkomen (of een euro) kunt kopen. Reële waarde van het budget.
Stijgt je nominaal bedrag met 10% en de koopkracht ook 10% dan is de reële waarde
hetzelfde.
Speltheorie → Beslissingen waarvan de gevolgen ook bepaald worden door de keuze van
de andere partij(en).
Rationeel handelen→ De spelers zullen altijd streven naar een zo hoog mogelijke
opbrengst
→ Bij een coöperatief spel wordt samengewerkt, bij een niet-coöperatief spel niet.
De uitbetaling van een bepaalde strategie wordt weergegeven in een resultatenmatrix /
opbrengstenmatrix of een pay-off matrix (kan in winst/omzet of tijd).
Er wordt gezocht naar een evenwicht in dominante strategieën → Strategie die het meest
oplevert.
Evenwicht →is de verwachte uitkomst.
- De dominantie strategie is de strategie die voor een partij, ongeacht de keuze van de
ander, het meeste oplevert.
- De strategie die het minst oplevert is de gedomineerde strategie.
Bij het Nash-evenwicht kunnen de spelers hun opbrengst niet verbeteren door alleen zelf
van strategie te veranderen.
In een gevangenendilemma is er een prikkel om te kiezen voor een strategie die voor
jezelf het voordeligst is, ook al moet je een ander daarvoor bedriegen.
, Stiletto dominante strategie → Hij bekent altijd, want 10 en 1 < 22 en 3
Pistolino dominante strategie → Hij bekent altijd, want 10 en 1 < 22 en 3
Nash evenwicht → Als ‘s’ bekend → bekent ‘P’ ook, want 10 < 22, Als ‘s’ ontkent → ontkent
‘p’ ook want 3 < 11.
18 C, ze kunnen toch beide ontkennen? ZWIJGEN?
Een coöperatieve opstelling kan ook ontstaan door dwang.
Een afspraak waarbij een straf staat op het schenden van die afspraak of dat ze jou staan
op de te wachten buiten de poorten.
Hier kan free-riders gedrag / meeliftersgedrag ontstaan. Dan liften sommigen mee op het
goede gedrag van anderen. Een straf moet voordat het spel begint bekend zijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annefloorhoogen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.38. You're not tied to anything after your purchase.