,Inleiding Organisatiekunde
Samenvatting
Hoofdstuk 1: In historisch perspectief
1.1 Wat is een organisatie
Organisaties zijn belangrijk omdat wij als individuen alleen niet kunnen bereiken wat wel
haalbaar is in grotere verbanden.
Alles organisaties hebben 3 dingen met elkaar gemeen: ze beschikken over doelstellingen,
mensen en middelen. De mensen werken samen om de doelstellingen te bereiken en
maken daarbij vrijwel altijd gebruik van middelen. Daarom definiëren wij organisaties als
doelgerichte samenwerkingsverbanden.
Organisaties zijn bedrijven en overige samenwerkingsverbanden
Bedrijven: Voor hun voortbestaan zijn ze afhankelijk van klanten. Er is hierin een
onderscheiding te maken:
- Profit bedrijven (ondernemingen): Streven winst na. (bijv. Philips, Douwe Egberts,
een particuliere school
- Non profit bedrijven: Streven geen winst na. (bijv. een ziekenhuis, een ministerie een
school)
Overige samenwerkingsverbanden: Deze organisaties zijn niet afhankelijk van klanten en
richten zich daardoor vooral op hun leden (bijv. een kerk, een amateursportvereniging)
Organisaties kunnen ook op het terrein van rechtsvormen worden verdeeld. Ook deze zijn
verdeeld in twee groepen:
- Organisaties zonder rechtspersoonlijkheid: de eenmanszaak, de vennootschap onder
firma
- Organisaties met rechtspersoonlijkheid: de bv’s, de nv’s
Er zijn door de jaren heen steeds meer samenwerkingsverbanden tussen organisaties
ontstaan op (inter)nationaal niveau, op diverse terreinen (bijv. bevordering innovatie en
kennisuitwisseling) en om diverse redenen (bijv. verbeteren concurrentiepositie)
Organisaties onderscheiden elkaar en scheppen daarmee een bepaalde orde in onze
wereld, waardoor het maatschappelijk verkeer in zekere mate voorspelbaar, beheersbaar en
beïnvloedbaar wordt. Binnen het algemene maatschappelijke verkeer speelt het
economische verkeer een belangrijke rol, omdat veel transacties worden gedaan met geld.
,1.2 Globale ontwikkelingen in de organisatietheorie
De eerste aanzet tot organisatie vorming kwam vanuit de Eerste Industriële revolutie
(versnelling technisch en economisch gebied tussen 1760 en 1830). Voor die revolutie
waren de enigste organisaties kerken, legers en enkele kleinere organisaties.
Vanaf het einde van de negentiende eeuw ruwweg drie perioden te onderscheiden:
1.2.1 De periode van eind negentiende eeuw tot circa 1935
Organisaties aan het begin van de twintigste eeuw waren gesloten eenheden met vaste
regels en doelstellingen. Het scientific management (Frederick Taylor) is een klassieke
organisatietheorie en richt zich op de kwantitatieve benadering. Het ging hierbij om
wetenschappelijke analyses van de werkzaamheden en verregaande taakverdeling en
training van de arbeids, waarbij iedere handeling nauwkeurig was voorgeschreven. Het
streven naar efficiency stond voorop. De arbeider werd hiermee het verlengstuk van de
machine. Taylor ging ervan uit dat iedere arbeider een rationeel wezen was dat door
geldprikkels werd gestimuleerd om hogere productiviteit te generen.
General management theory (Fayol) geeft de benodigde vaardigheden om een organisatie
als geheel te leiden. Deze bestonden uit: prévoir (vooruit plannen), organiser
(organiseren), commander (opdracht geven), coordonner (afstemmen, coördineren) en
contrôler (controleren).
Weber stelde dat een rationele organisatie, een samenwerkingsverband is waarin de
functievervulling onafhankelijk zou moeten zijn van de personen die, die functies op een
gegeven moment vervullen. Oftoewel bureaucratie. Hierin waren werknemer makkelijk te
controleren en vervangbaar
1.2.2 De periode circa 1935 tot circa 1955
Humanrelationsbenadering stelde dat arbeidsprestaties niet alleen tot stand komen op
basis van rationele overwegingen, maar dat sociale aspecten evenzeer een belangrijke rol
spelen. Door oog te hebben voor de intermenselijke verhoudingen in de organisatie kon er
meer succes worden behaald
Ook in deze periode waren meeste organisaties nog gesloten systemen dit omdat de
omgevingsinvloeden op andere ondernemingen nog gering waren en omdat de schaarste
over het algemeen erg groot was.
In de jaren 50 ontstond er kritiek op de humanrelationsbenadering. Deze was te eenzijdig
gericht op het individu en hield te weinig rekening met technische aspecten van de
organisatie.
Revisionisme probeerde het scientific management en de human relations te integreren
, 1.2.3 De periode van circa 1955 tot heden
Eind jaren 50 ontstond er een periode van grote economische groei. Maar deze periode zat
vol maatschappelijke veranderingen. Nederlanders raakten steeds meer betrokken bij wat er
in de wereld om hen heen gebeurde.
De technologische vooruitgang zorgde voor een enorme spin-off voor het bedrijfsleven die
resulteerde in een stroom van nieuwe producten en gebruikstoepassingen.
Om deze periode groeide het besef dat organisaties moesten worden beschouwd als open
systemen: systemen die invloed uitoefenen op hun omgeving en door die omgeving
beïnvloed worden.
De systeemtheorie = Toenemende interdependentie en dat problemen beter opgelost
kunnen worden door samenwerking en binnen een groot aantal internationale
samenwerkingsverbanden. Denk aan de komst van de EU.
Organisatiekunde heeft een sterk interdisciplinair karakter.
Een andere uitgangspunt van de systeemtheorie is dat problemen vanuit verschillende
invalshoeken integraal moeten worden aangepakt om hiermee synergievoordelen (1+1=3) te
bereiken.
De systeemtheorie betreft dus de samenhang tussen delen (processen) en de beheersing
daarvan in een groter verband.
Men realiseert zich steeds beter dat beslissers niet alle alternatieven kennen en dat
gevoelsmatig handelen ook een rol speelt in besluitvorming
Medezeggenschap en delegatie zorgen ervoor dat de betrokkenheid en invloed op lagere
niveau’s toenemen. De Wet op ondernemingsraden heeft meer bevoegdheden gecreëerd
voor werknemers. Werknemers zijn nu een volwaardig orgaan van de organisatie, dat nu
ook instemmingsrecht heeft.
Europese ondernemingsraad maakt het mogelijk als werknemer om invloed uit te oefenen
op de besluitvorming in een concern buiten Nederland. De EOR houdt zich bezig met het
raadplegen en uitwisselen van informatie over grensoverschrijdende onderwerpen.
Contingentiebenadering stelt dat er niet één beste manier is van leidinggeven en
structureren. Wat in een bepaald geval de beste manier is, wordt bepaald door de situatie
waarin een organisatie zich bevindt.
Peter Drucker stelt dat de westerse wereld na de Industriële Revolutie eind twintigste eeuw
belanden in een periode waarin kennis de essentiële productiefactor is geworden. (de
kennisrevolutie). Verhoging van de productiviteit in de kennis- en dienstensector is een
absolute voorwaarde geworden voor verdere economische groei.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller carintawfik. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.