Answer: Jeugdliteratuur is de meest verspreide term en wordt gebruikt als overkoepelende term voor kinderliteratuur, jeugdliteratuur en adolescentenliteratuur
2.
Welke drie invullingen heb je vanuit de jeugdliteratuur?
Answer: 1. Literaire teksten geschreven door de jeugd
2. Literaire teksten geschreven voor de jeugd
3. Literaire teksten gelezen door de jeugd
3.
Geef een voorbeeld van een boek dat niet expliciet voor de jeugd gemaakt is, maar zich wel zo is gaan gedragen
Answer: Robinson Crusoë, Gullivers travel
4.
Welke twee bakens zijn er over jeugdliteratuur in de Middeleeuwen?
Answer: 1. Er was geen jeugdliteratuur
2. Alles was jeugdliteratuur
5.
Hoe oud moesten jongens zijn om naar de kloosterschool te gaan (Middeleeuwen)?
Answer: Zes jaar
6.
Waarom had alleen de meester een boek in de Middeleeuwen?
Answer: Boeken waren te duur, omdat het allemaal op perkament geschreven moest worden
7.
Wat werd er onder schrijven verstaan in de Middeleeuwen?
Answer: Het vertalen en verbeteren van Latijnse voorbeelden
8.
Waarom was de alfabetiseringsgraad hoger in de stad dan op het platteland? (Middeleeuwen)
Answer: Door het handelen, hiervoor moet je kunnen lezen, schrijven en rekenen
9.
Wat is pendelgang en wie spreekt hierover? (Middeleeuwen)
Answer: Van Oostrom. Het zedenonderricht werd in Latijn aan de monnikjes aangeboden en werd in de volkstaal aangeboden voor jong en oud
10.
Waarom was veel van de adellijke jeugd analfabeet in de Middeleeuwen?
Answer: Ze waren niet gericht op lezen. Vorsten in spe kregen wel privéonderwijs, maar dit was gericht op fysieke en geestelijke vorming
Content preview
Samenvatting jeugdliteratuur in perspectief
Hoofdstuk 1 Wat is jeugdliteratuur?
Jeugdliteratuur is de meest verspreide term en wordt gebruikt als overkoepelende term voor
kinderliteratuur, jeugdliteratuur en adolescentenliteratuur.
Kinderliteratuur: peuterleeftijd tot 12 jaar
Jeugdliteratuur: 11 – 15 jaar
Adolescentenliteratuur: vanaf 15 jaar
Vanuit de jeugdliteratuur heb je drie invullingen:
- Literaire teksten geschreven door de jeugd
- Literaire teksten geschreven voor de jeugd
- Literaire teksten gelezen door de jeugd
Sommige boeken zijn niet expliciet gemaakt voor de jeugd zoals Robinson Crusoë of Gullivers travel.
Maar deze zijn na verloop van tijd zich wel gaan gedragen als kinderboek en heel veel nieuwe
varianten van gekomen.
Geschiedenis jeugdliteratuur
Middeleeuwen
Twee bakens: de ene groep zegt dat er geen jeugdliteratuur was en de andere groep zegt dat alles
jeugdliteratuur was.
Vanaf hun zesde jaar mochten jongens naar de kloosterschool. Ze kregen lees en schrijfles in het
Latijn. De boeken waren te duur, omdat het allemaal op perkament geschreven moest worden.
Daarom had alleen de meester een boek en moesten de jongens alles wat hij zei uit hun hoofd leren.
Onder schrijven werd het vertalen en verbeteren van Latijnse voorbeelden verstaan.
In de stad was de alfabetiseringsgraad hoger dan op het platteland. Dit kwam door het handelen,
waarvoor je moet kunnen lezen, schrijven en rekenen. Ook gewone kinderen gingen naar school, dit
waren dan wel kinderen uit de betere burgerstand. Van Oostrom spreekt van pendelgang: het
zedenonderricht werd in Latijn aan de monnikjes aangeboden en werd in de volkstaal bewerkt voor
jong en oud.
De adellijke jeugd was niet gericht op lezen en daardoor waren veel van hen analfabeet. Vorsten in
spe kregen privéonderwijs, maar dan vooral over fysieke en geestelijke vorming. Ridderromans zijn
vaak gebruikt en geven een hoofdpersoon die ouder is weer. Deze gingen echter ook vaak over de
liefde en waren dus geschreven voor een rijper publiek.
16e eeuw
De uitvinding van de boekdrukkunst zorgde ervoor dat boeken dichter bij het gewone volk kwamen
te staan. Na 1473 kwamen boeken ook in handen van de leerlingen. Meer mensen leerden lezen.
Schrijven minder, omdat papier erg duur was.
In de eerste helft van de 16e eeuw verschenen leerboekjes voor andere vakken dan Latijn. Jongeren
uit de hogere kringen lazen verhalen die de liefde als onderwerp hadden, altijd samen met een
boodschap. In 1530 verscheen Erasmus’ ‘civilate morum puerilium’ waarin speciaal voor kinderen
werd geschreven over goede manieren.
Er waren ABC boekjes om te leren spellen abecedarium, het Latere Haneboek.
Als kinderen zelf konden lezen, mochten ze de Catechismus lezen.
17e eeuw
Opkomst van het humanisme en de reformatie. De overheid bemoeit zich met het onderwijs. Het
protestantse geloof wordt verspreid; iedereen wilde het op school hebben.
,18e eeuw
De eerste kinderverhalen komen op; Moeder de Gans en versjes van Van Alphen.
Er was nog steeds verschil in klasse alleen kinderen van de hogere klasse mochten naar school
19e eeuw
Kinderwetje van Houten (1874) leerplicht.
Het fenomeen school was niet langer klassenverbonden.
20e eeuw
Er ontstaat een nieuwe schoolbeweging: Vom Kinde aus. Maria Montessori speelt hier een grote rol
in en vindt zelfontplooiing via spel en mimiek heel belangrijk.
Eerste helft 20e eeuw
Er zijn nog steeds veel moralistische boeken, maar dit wordt aangevuld met vrolijkere boeken waarin
sprake is van kattenkwaad, maar niet teveel (Pietje Bell, Dik Trom, sprookjes en versjes).
De eerste persoon die over jeugd schreef was Rousseau. In ‘Emile’ beschrijft hij opvoeding als een
weg die door de oorspronkelijke natuur van het kind tot ontwikkeling brengt.
Vier stadia:
1. Zuigelingentijd (0-2 jaar)
2. Kindertijd (2 – 12 jaar) vakken geven is zinloos, via oefeningen en zintuigen kan het kind
zich ontwikkelen
3. Robinsonleeftijd (12-15 jaar) verstand is ontwikkeld en het lesgeven kan beginnen.
Belangstelling en nieuwsgierigheid van jongens staan centraal, want jongens waren het
uitgangspunt.
4. Adolescentie (15-25 jaar) de echte opvoeding kan beginnen. Kennismaken met
geschiedenis en jeugdliteratuur.
Rousseau is de grondlegger van de systematische pedagogiek. Hij ontleende zijn ideeën aan Locke.
John Locke was een filosoof die het kind zag als een onbeschreven blad (tabula rasa).
1.2 Pedagogie aan de macht
Jeugdliteratuur is altijd al nauw verbonden geweest met de opvoeding. Voor de 18e eeuw hadden we
vooral te maken met didactische werken. Er heeft altijd een spanningsveld bestaan tussen de
literatuur en pedagogiek. Dat is nu nog steeds zo. We hebben te maken met:
- Een moraliserende houding: boek als middel van opvoeding. Kinderen worden
geconfronteerd met positieve en negatieve modellen, zoals Struwelpeter van dokter H.
Hofman, die eigenlijk niks had met dat brave kinderboek. Hij liet duidelijk zien wat er
gebeurde als je met lucifers speelde; je brandt dood.
- Filantropijnen (Duitse pedagogen): intrigeerden jeugdliteratuur in het opvoedingsmodel en
vonden spelend leren heel belangrijk.
- De pedagogen Pestalozzi en Herbart: waren het daar helemaal niet mee eens; arbeid moest
gescheiden zijn. Pestalozzi hecht ook veel waarde aan de rol van de moeder bij het prikkelen
van belangstelling en het leren observeren en verwoorden van inzichten. Herbart vindt dit
ook, onderricht moet niet alleen aangepast worden aan het niveau van het kind maar de stof
moet zo gekozen worden dat kinderen zich kunnen ontwikkelen en dat de ontwikkeling van
de mensheid opnieuw kunnen beleven.
Een andere groep pedagogen zag het kinderboek als bedreiging, als een valse droomwereld. Het
kinderboek moest een kunstwerk zijn, het mag geen politieke of godsdienstige tendens bevatten.
Gevolg: in de jaren ’70 laait er een pedagogische discussie op.
, Rolpatronen worden ter discussie gesteld. Is het openbreken van taboes iets bedreigends of iets
educatiefs?
Twee uitersten:
1. Het kind en de jongere worden beschouwd als kleine volwassenen. Dienen vlug en
systematisch tot mondigheid en rijpheid te worden gebruikt.
2. Kind leeft in eigen gesloten wereld waarin alles nog mogelijk is. Er zal vooral een positief
beeld van de wereld worden aangeboden.
1.3 Jeugdliteratuur als literair subsysteem
Er zijn twee opvattingen over literatuur:
1. De ‘echte’ literatuur: literatuur met waardevolle teksten van bekende schrijvers. Vooraf
worden een aantal normen bepaald waar die literatuur aan zou moeten voldoen en wat
minderwaardig of meerwaardig is.
2. Polysysteemtheorie: alle vormen van literatuur bestaan als systemen naast elkaar die elkaar
beconcurreren en dingen naar erkenning, invloed en status. Binnen die polysysteemtheorie
gedraagt de literatuur zich als een systeem waarin normen worden gehanteerd en waar
triviale literatuur (strips enz.) niet wordt afgewezen. Er zit ook weer een hiërarchie het
canon. Door de literaire kritiek worden er ook weer regels opgesteld waaraan een bepaald
werk moet voldoen. Uitgeverijen en criteria domineren die canon en leggen vast welke
werken daartoe behoren. Er is een spanning tussen canon en niet canon literatuur. Deze
spanning is noodzakelijk om verstarring te voorkomen.
Tekstmodellen en eigenschappen bewegen zich vanuit de periferie naar het centrum en verhogen zo
hun status, terwijl andere langzaam vanuit de canon naar de periferie afdrijven. Jeugdliteratuur
bevindt zich eigenlijk altijd in de periferie.
Creëert als subsysteem wel eigen canon die zich substantieel van niet-gecanoniseerde
jeugdliteratuur. Wordt vaak als niet-volwaardig aangezien en het schrijven als een gemakkelijk
karweitje.
Canon van de hedendaagse jeugdliteratuur wordt gevormd door werken die de hoge mate van
complexiteit en literariteit bezitten. Teksten waarvan men aanneemt dat ze anders worden gelezen
door volwassenen dan door kinderen, maar wel door beide groepen gewaardeerd worden, hebben
een ambigue status.
Jeugdliteratuur is een subsysteem met een eigen canon, maar gedraagt zich niet zo. Waarom niet?
1. Er zijn weinig jeugdboeken in de klassieke literatuurgeschiedenis.
2. Er zijn weinig metateksten (recensies, studies) beschikbaar.
3. Er zijn weinig vernieuwende modellen. Heel veel genres uit de vorige eeuw waren ooit heel
populair, maar die vervallen in stereotypen.
Je zou kunnen zeggen dat jeugdliteratuur in de schaduw staat van volwassenenliteratuur. Dat heeft
consequenties voor de status van de auteurs van de jeugdliteratuur. Er wordt vaak minderwaardig
over gedaan, het zou een gemakkelijk karwei zijn. Sinds de jaren ’70 gaat het wel iets beter door de
maatschappelijke veranderen en emancipatiebewegingen. Er zijn nu meer prijzen, meer kritische
reacties, specifieke tijdschrijften.
1.4 Jeugdliteratuur als specifiek communicatiesysteem
Het communicatiemodel van Jakobsen:
Literatuur
Auteur tekst lezer
Volwassenen die kopen gewoon een boek, die voelen zich aangesproken door een auteur of een
tekst, dus die lijnen zijn heel kort.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Hilde18. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.