In dit document staat mijn samenvatting van het boekje 'Levensloop'. Deze stof wordt behandeld in 4VWO en vervolgens nog herhaald in 5VWO. Misschien heb jij wat aan deze samenvatting!
- Rosa-Lynn
Op een concrete markt komen vragers en aanbieders op bepaalde tijden direct met
elkaar in contact. Voorbeelden hiervan zijn: weekmarkt, rommelmarkt, veemarkt of
een veiling. Economen kijken naar de abstracte markt. Dat is het geheel van vraag
naar en aanbod van een bepaald product. Voorbeelden hiervan zijn: oliemarkt,
computermarkt, automarkt enz. Een abstracte markt is opgebouwd uit zeer veel
kleine concrete markten. Supermarkten, marktplaats, warenhuizen.
Een markt brengt de vragers en aanbieders van een product bij elkaar. Op een markt
komt een bepaalde prijs tot stand.
Het CBS voert budgetonderzoeken uit.
De omzet is gelijk aan de prijs x afzet. O= q x p
Hoofdstuk 2. Vraag
Je moet goed kunnen onderscheiden wie de aanbieders en vragers op elke markt
zijn. De betalingsbereidheid is hoeveel producten de vrager koopt bij een bepaalde
prijs. De betalingsbereidheid kun je in een functie weergeven en dat is de individuele
vraagfunctie of de individuele vraagvergelijking. Er zijn verschillende factoren die een
rol spelen bij het kopen van een product. Bijvoorbeeld de prijs, het uiterlijk, kwaliteit.
Verschuiving over of langs de vraaglijn
Als de prijs van een spijkerbroek daalt, koopt Ilse meer spijkerbroeken. Hierdoor
verandert de vraaglijn niet. Er vindt een verschuiving plaats over de vraaglijn.
Wil je de invloed van de prijs op de gevraagde hoeveelheid onderzoeken dan moet je
aannemen dat de andere factoren die de vraag beïnvloeden constant blijven.
De veronderstelling dat de andere factoren die de vraag beïnvloeden constant blijven
noemen we ceteris paribus.
Verschuiving van de vraaglijn
Stel Ilse haar voorkeur verandert en ze is helemaal weg van de spijkerbroeken, dan
zal zij bij elke prijs meer spijkerbroeken willen kopen. We hebben in dit geval te
maken met een verschuiving van de vraaglijn. Dit keer verschuift die naar rechts.
Onthoud het aan rechts is meer winst voor het bedrijf.
Het inkomen van Ilse kan ook veranderen, dat zal ook invloed hebben op de
vraaglijn. Stel haar inkomen neemt af dan zal ze bij elke prijs minder spijkerbroeken
kopen en verschuift de vraaglijn naar links.
, Goederen die elkaar kunnen vervangen zijn substitutiegoederen zoals de trein, de
bus en de auto. Goederen die elkaar aanvullen zijn complementaire goederen. Zoals
koffie en koffiemelk, of een broek en een riem.
De vraaglijn kan dus naar links en naar rechts verschuiven. Bij een bepaalde prijs
neemt de vraag toe of af.
Van individuele naar collectieve vraaglijn
Een verkoper heeft weinig aan de informatie van Ilse’s individuele vraaglijn. De
verkoper wil weten hoeveel broeken alle vragers samen willen aanschaffen bij een
bepaalde prijs. Deze gezamenlijke vraag van alle consumenten samen noemen we
de collectieve vraaglijn. Die geeft het verband tussen de prijs en de totale vraag aan
bij een bepaald product.
Door de twee individuele vraagfuncties samen te voegen krijg je de collectieve
vraagfunctie.
Om te achterhalen hoe sterk de vraag reageert op een prijsverandering maken we
gebruik van de prijselasticiteit van de vraag.
Ev: procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid : procentuele
verandering van de prijs.
De oorzaak staat in de noemer en het gevolg in de teller.
Door een prijsverandering kan de omzet toenemen maar kan ook dalen.
Het minteken bij de prijselasticiteit geeft een tegenstellend/negatief verband aan. Als
de prijs van een product stijgt, dan zal de gevraagde hoeveelheid dalen. Als de prijs
daalt, dan zal de gevraagde hoeveelheid stijgen. Niet alleen het teken, maar ook het
getal is van belang. Het getal geeft aan of de reactie van de hoeveelheid op de
verandering van de prijs sterk of zwak is.
Sterke reactie, dan is de uitkomst groter dan 1.
Zwakke reactie, dan is de uitkomst kleiner dan 1.
Absolute waarde
Is de absolute waarde van de prijselasticiteit groter dan 1, dan is de vraag elastisch.
De procentuele vraagverandering is dan groter dan de procentuele prijsverandering.
Is de absolute waarde van de prijselasticiteit kleiner dan 1, dan is de vraag
inelastisch. De procentuele vraagverandering is kleiner dan de procentuele
prijsverandering.
Jongeren hechten zich sterker aan een merk dan ouderen, hierdoor zal de
prijselasticiteit van de vraag naar ene product voor de jongere consument een
andere waarde hebben dan die van de waarde van de oudere consument.
Primaire goederen/ eerste levensbehoeften zijn goederen die niet gemist kunnen
worden. Zoals kleding.
Luxe goederen zijn goederen die niet noodzakelijk zijn voor ons levensonderhoud.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RosaLynnB. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.57. You're not tied to anything after your purchase.