100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties, financieel management $3.54
Add to cart

Summary

Samenvatting bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties, financieel management

 266 views  7 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting van: H1, H3, H4 (1-3), H9 (1-2), H10 (1-3), H11 (1-5) en H12 (1-6). Geschreven voor het vak financieel management.

Preview 3 out of 13  pages

  • November 5, 2014
  • 13
  • 2014/2015
  • Summary
avatar-seller

Available practice questions

Flashcards 30 Flashcards
$3.21 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

praktijkgericht onderzoek

Answer: onderzoek dat praktijk vragen beantwoord

2.

begripsvaliditeit

Answer: de mate waarin onderzoek vrij is van systematische fouten. Mate waarin je meet wat je wilt weten.

3.

generaliseren

Answer: de conclusie uitbreiden naar de populatie

4.

betrouwbaarheid

Answer: de mate waarin onderzoek vrij is van toevallige fouten

5.

onafhankelijkheid

Answer: afstand nemen van houdingen en meningen van betrokkenen bij het onderzoek; objectief blijven

6.

Onderzoekscyclus

Answer: wat, waarom, wie, hoe, waar en wanneer. Vragen die je voor, tijdens en na het onderzoek aan jezelf moet stellen.

7.

empirische cyclus

Answer: cyclus die alle fasen van empirische onderzoek weergeeft. Het is een spiraalvorm die aan geeft dat het meeste onderzoek tot nieuwe vragen leidt.

8.

praktijk vraag

Answer: een vraag afkomstig uit de dagelijkse praktijk, uit de samenleving.

9.

afbakenen

Answer: vaststellen wat je gaat onderzoeken, waar je grenzen liggen.

10.

APA

Answer: Rapport- en referentiestijl van de American Psychologische Association. Een manier van bronvermelding.

Hoofdstuk 1
1.1 Economie en bedrijfsomgeving
Economische wetenschap: bestudeerd het handelen van mensen (wat vaak gericht is op het
verminderen van schaarste = dat je middelen onvoldoende zijn om in alle behoeften te voorzien)

Economisch principe:
- Met de beschikbare middelen probeert men zoveel mogelijk behoeften te bevredigen
- Men probeert een bepaald doel te realiseren door opoffering van zo min mogelijk middelen

Welvaart: mate waarin mens in staat is zijn behoeften te bevredigen met de beschikbare middelen.
Dit betekend niet dat mensen met hoger inkomen welvarender zijn.

Economisch handelen: bestudeerd het handelen van de mens dat gericht is op vergroting welvaart
De algemene economie bestudeert het economisch handelen als geheel en de bedrijfseconomie
bestudeert het economisch handelen van een individu in een bedrijfshuishouding.

Bedrijfseconomie kan worden onderverdeelt in de volgende gebieden:
1. Financial accounting: externe verslaggeving van financiële gegevens, mensen buiten
organisatie hebben belang bij deze informatie
2. Management accounting: interne verslaggeving van financiële informatie, waardoor
managers goede beslissingen kunnen maken
3. Financiering: van dingen in bedrijf met eigen- en vreemd vermogen

Bedrijfsadministratie: vastleggen van financiële en niet-financiële gegevens.
Commerciële economie: verdiepen van behoefte van afnemersgroepen, wijze van concurrentie en
factoren wat van invloed is op het ondernemersvertrouwen

1.2 Bedrijfshuishouding
Bedrijfshuishouding: een financieel-economisch zelfstandige productieorganisatie.

Productie: productiemiddelen [arbeid, grondstoffen, energie] (input)  producten (output)
Output van dienstverlenende bedrijven zijn de diensten, productiemiddelen zijn
kantoorbenodigdheden, arbeid, etc.

Organisatie: samenwerkingsverband tussen personen met als doel hun persoonlijke belangen te
bevorderen. De samenwerkende personen in de organisatie worden ook wel participanten genoemd.

Primair proces: omzettingsproces
Primaire geldstromen: geldstroom direct met organisatie (loon, grondstoffen, belasting)
Secundaire geldstromen: geldstromen indirect met organisatie (geldstroom met vermogensmarkt,
lening, uitkering dividend)

Buitenlandse handel (im- en export) brengt valutarisico mee, omdat de geldkoersen regelmatig
veranderen, de kosten kunnen dan groter worden.

Een bedrijf is financieel-economisch zelfstandig als het bedrijf winst maakt of gelijk speelt (geen
verlies en geen wist).

Bedrijfshuishoudingen worden onderverdeeld in:
- Onderneming, kenmerken:
o Gelduitgaven en geldontvangsten zijn in verband met het omzettingsproces onzeker

1

, o Er wordt gestreefd naar een zo hoog mogelijk rentabiliteit over het geïnvesteerde
vermogen.
- Overheidsbedrijf, kenmerken:
o Het transformatieproces door de overheid op financieel-economisch vindt op
zelfstandige wijze plaats.

Privatisering: overheidsbedrijf wordt onderneming

1.3 Bedrijfstak en bedrijfskolom
Bedrijfstak: bedrijfshuishoudingen die dezelfde of overeenkomstige productieprocessen uitvoeren
Bedrijfskolom: opvolgende bedrijfstakken die samen een bedrijfskolom vormen. Alleen partijen die
zich bezig houden met de productie staan erin.

Markt
- Concrete markt: plaats waar aanbieders en vragers van een bepaald goed elkaar ontmoeten
en transacties plaats vinden. (vb. wekelijkse groentemarkt, veemarkten)
- Abstracte markt: het geheel van vraag en aanbod van een bepaald goed, waaruit een prijs
van het goed tot stand komt. (vb. huizenmarkt, arbeidsmarkt, aandelenmarkt)

Tussen iedere bedrijfstak bevindt zich een markt. De totale vraag naar en het totale aanbod van
bepalen de prijs die op die markt tot stand komt.

Ondernemingen kunnen we verdelen in sectoren waarin ze werkzaam zijn. Vb. van sectoren:
industrie, horeca, vervoer, detailhandel, adviesdiensten.

1.4 Doelstellingen van organisaties
Doelstellingen verschillen per organisatie, een ziekenhuis heeft als doel om zo goed mogelijke zorg te
leveren terwijl een gemeente als doelstelling heeft met hun budget aan de wensen van burgers
voldoen.

Doelstellingen
- Economische doelstellingen Wij willen veel geld verdienen
- Niet economische doelstellingen Wij willen de beste zijn
- Verantwoordelijkheden en beperkingen ‘Groene onderneming’
‘alleen vrouwen aan de top’

Ook non-profit organisaties hebben niet-economische doelen. Het Rode Kruis heeft bijvoorbeeld als
doel om hulp te verlenen aan iedereen die het nodig heeft, ongeacht geslacht, ras, etc. Het verschil
van geld en goederenstromen bij een non-profit organisatie is dat mensen niet betalen voor de
output (medische zorg in geval van Rode Kruis). Geld komt binnen via donaties, subsidies.

Strategie: nadere uitwerking van de ondernemingsdoelstelling, die nog concreter worden als ze
worden uitgewerkt in operationele doelen.

Doelstelling van organisatie  strategie  operationele doelen

Op basis van de operationele doelen kan er een ondernemingsplan worden opgezet.

Dynamisch ondernemen: operationele doelen kunnen aanpassen wanneer de behoeftes van
klanten veranderen.

Wel moet je bij realisatie van doelstelling rekening houden met randvoorwaarden.

2

, 1.5 Concurrentieverhoudingen
Bij opstellen van een strategie en operationele doelen is het belangrijk om rekening te houden met de
concurrentie verhoudingen.

Het vijfkrachtmodel van Porter, gaat om interne, externe en potentiële concurrentie.
1. Concurrentie tussen huidige aanbieders binnen de branche = interne concurrentie
o Aantal omvang en sterkte van rivalen (hoe groter aantal, hoe meer concurrentie)
o Groeipotentie van de markt (verzadigde markt meer concurrentie dan groeimarkt)
o Hoogte van vaste kosten
2. Macht van leveranciers = externe concurrentie
o Aantal en omvang van toeleveranciers (1 leverancier?  hij heeft veel macht)
o Vervangende producten ((veel) vervangende producten?  macht kleiner)
o Geleverd volume (als onderneming belangrijke afnemer is, macht kleiner)
3. Macht van afnemers = externe concurrentie
o Aantal en omvang van afnemers (paar grote afnemers?  zij hebben veel macht)
o Afgenomen volume (is afnemer groot(ste) afnemer?  veel macht)
o Resultaten van afnemers (als afnemers zelf meer winst maken, kopen ze meer)
4. Mate waarin substituten en complementaire goederen verkrijgbaar zijn = potentiele
o Technologische ontwikkelingen (vaak nieuwe producten die oude kunnen vervangen
 meer concurrentie)
o Meer substituten of complementaire goederen beschikbaar?  meer concurrentie
5. Dreiging van nieuwe toetreders (aanbieders) op de markt = potentiele concurrentie
o Vereiste schaalgrootte (als je meteen groot marktaandeel moet verwerven om
kosten te dekken minder concurrentie)
o Sterk gevestigde namen/merken (hebben minder last van concurrentie)
o Kapitaalbehoefte (veel kapitaal nodig voor opstarten  minder nieuwe bedrijven)
o Toegang tot distributiekanalen (toegang lastig  minder concurrentie)
o Kostenvoordelen van bestaande rivalen
o Verwachte reactie van bestaande rivalen

Marktvormen
- Monopolie: 1 aanbieder, komt weinig voor, overheid heeft dan toestemming gegeven
- Oligopolie: enkele bedrijven die grootse deel van markt in handen hebben, weinig flexibel
prijsbeleid, proberen onderscheiden in andere dingen. (vb. banken, oliemaatschappijen)
- Monopolistische concurrentie: meest voorkomend, iedereen probeert zichzelf te
onderscheiden, veel aanbieders, veel concurrentie (vb. frisdrank, kleding)
- Volledige mededinging: volkomen concurrentie, homogeen product, individuele aanbieder of
vrager heeft geen invloed op de prijs

Hoofdstuk 3
3.1 onderdelen van het ondernemingsplan
Starten van de onderneming
Ondernemingsplan: plan waarin de omvang, de organisatie, de plaats, de aard en de financiële
onderbouwing van de productie of dienstverlening blijkt.

Bij de kamer van koophandel moet je je inschrijven.

In een ondernemingsplan staan de volgende onderdelen:
1. Beschrijving van activiteiten (planning)
2. Marketingplan

3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Irisdoldersum. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.54. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.54  7x  sold
  • (0)
Add to cart
Added