Zeer uitgebreide en overzichtelijke werkgroep opdrachten week 1 t/m 6 (incl. aantekeningen gemaakt tijdens de werkgroepen over de voorgeschreven literatuur).
Strafrechtelijk sanctierecht
Opdrachten en aantekeningen werkgroep
WC 1: straftheorieën
>>>> Opdrachten:
1. Leg uit wat Jonkers bedoelt met de stelling dat vergelding noodzakelijkerwijs strafdoel is.
In de tekst van Jonkers stelt hij voorop dat straf een door de overheid toegevoegd kwaad is en het
is daarom een ultimum remedium, dus er moet zuinig mee worden omgesprongen. Dit kwaad kan
alleen als straf betiteld worden als het ziet op foutief handelen uit het verleden, dus het kijkt
noodzakelijkerwijs naar een in het verleden begaan delict. De grondslag is dus gelegen in het
vergelden van die daad uit het verleden en het verwijt dat daaromtrent gemaakt wordt. Het door
de overheid toegevoegde kwaad kan alleen als straf gekwalificeerd worden als het zijn grondslag
vindt in de in het verleden gepleegde misdaad. Straf is in wezen vergelding van schuld. Daarmee
staat ook vast dat aan vergelding niet te ontkomen valt, dus het kan niet terzijde gesteld worden.
Straffen en vergelding zijn synoniemen in de betekenis die Jonkers eraan geeft. Echter, de enge
betekenis die vergelding hier heeft, betekent niet dat alle schuld vergolden moet worden.
Vergelding is slechts grondslag en niet noodzaak tot bestraffing.
Het opleggen van een straf kan worden gezien als een door de overheid toegevoegd kwaad.
Vergelding is de grondslag van bestraffing en daarmee wordt de daad uit het verleden op
proportionele wijze vergolden. Het gaat om normdemonstratie en straf als proportionele
vergelding van schuld, dus de straf moet proportioneel zijn aan het misdrijf en gebaseerd zijn op
schuld. Hier gaat dus het uitgangspunt van ‘geen straf zonder schuld’ op.
2. Welke rol speelt resocialisatie volgens Jonkers op de onderscheiden niveaus van wetgeving,
applicatie en (ten aanzien van vrijheidsstraffen) executie?
Legislatief niveau (wetgever): de doelen van de wetgever moeten liggen in de generale sfeer en
niet in speciale preventie, omdat de overheid zich niet met wetgeving richt tot de enkeling. Wel
moet de sanctiewetgeving het individualiseren van straffen mogelijk maken om te kunnen komen
tot maatwerk. Het dient mogelijk te zijn om door middel van straffen en/of maatregelen bij te
dragen aan de resocialisatie van de dader (bijvoorbeeld door het laatste deel van detentie
gedeeltelijk onder begeleiding door te brengen binnen de samenleving, zodat de terugkeer in de
samenleving onder begeleiding gefaseerd verloopt).
Vanwege de algemene werking van wetten is het lastiger om resocialisatie mogelijk te maken. Wel
is resocialisatie in een paar elementen van het sanctiestelsel te zien, namelijk in het sanctiestelsel
van minderjarigen waarin detentie beperkt moet zijn, in het gedifferentieerd detentiesysteem en
de verschillende strafmogelijkheden. Er wordt dus wel rekening gehouden met het doel van
resocialisatie.
Applicatieniveau (rechter): resocialisatie is een ander strafdoel op dit niveau, want de dader zal
niet meer de fout ingaan door zijn gedrag te beïnvloeden. Bij het maken van een keuze tussen
verschillende strafsoorten (dus: bij het individualiseren van de op te leggen straf) zal de rechter
hiermee rekening moeten houden. Ook kan de duur van de sanctie beïnvloed worden door dit
strafdoel. Resocialisatie zit in de beslissing van de rechter, want als een gevangenisstraf wordt
opgelegd, moet rekening worden gehouden met resocialisatie van de veroordeelde. Als een
1
, gevangenisstraf wordt opgelegd, moet dit in het teken staan van resocialisatie. Het is niet het
allesoverheersende doel, maar er moet wel rekening mee worden gehouden door bijvoorbeeld
een deel voorwaardelijk op te leggen.
Executieniveau (justitie): als een gevangenisstraf wordt opgelegd, moet dit in het teken zijn van
resocialisatie. De uitvoerder heeft de volgende taak, namelijk de wijze van tenuitvoerlegging zoals
opgedragen door art. 2 Pbw en art. 10 lid 3 IVBPR waarin gesteld wordt dat tenuitvoerlegging in
het teken moet staan van resocialisatie en dat beperking op de overige rechten van gedetineerden
tot een minimum beperkt moeten worden.
3. Noem drie sanctiemodaliteiten in het Nederlandse strafrecht die passen binnen het ideeëngoed
van de Moderne Richting. Leg uit waarom u dat vindt.
Aan het eind van de 19e eeuw kwam de Moderne Richting op, die veel invloed heeft gehad op het
Nederlandse sanctierecht. Het zocht de rechtvaardiging van overheidsingrijpen niet langer in de
contracttheorie, maar richtte zich op beveiliging van de maatschappij. De Moderne Richting ging
ook niet langer uit van het mensbeeld van de homo economicus, maar als uitgangspunt werd een
meer wetenschappelijk mensbeeld gekozen. Dus, de gedragswetenschappen zouden antwoord
geven op de vraag waarom criminelen misdaden plegen en deze oorzaak zou vervolgens moeten
worden weggenomen door een strafrechtelijke reactie, namelijk een strafrechtelijke sanctie die is
afgestemd op de persoon van de misdadiger.
Het beveiligen van de samenleving staat voorop binnen de Moderne Richting en het adagium ‘geen
straf zonder schuld’ kwam minder op de voorgrond te staan. Er wordt een onderscheid gemaakt
tussen gewoontemisdadigers en gelegenheidsmisdadigers, waarbij eerstgenoemde zwaarder
gestraft dienen te worden door middel van bijvoorbeeld tbs en gevangenisstraf. Bij
gelegenheidsmisdadigers is het daarentegen belangrijk om hun leven weer op de rit te krijgen en
zij dienen gestraft te worden door middel van bijvoorbeeld een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Er was dus sprake van een sanctie afgesteld op de persoon van de misdadiger en de invloed van
de Moderne Richting uit zich dan ook in onder andere de voorwaardelijke veroordeling (bij de
gelegenheidsmisdadiger). Ook passen de voorwaardelijke invrijheidstelling en de
gedragsbeïnvloedende maatregel (in het kader van het jeugdstrafrecht) binnen het ideeëngoed
van de Moderne Richting. Ook kunnen tbs-maatregel en ISD-maatregel worden afgestemd op de
persoon van de veroordeelde (bij gewoontemisdadigers), waarbij beveiliging van de samenleving
voorop staat.
Het antwoord is te vinden op p. 13 – 14 in Bleichrodt en Vegter.
4. Waarom zijn retributie en incapacitatie moeilijk te hanteren strafapplicatiedoelen in de context
van internationale straftribunalen?
De tribunalen beschikken niet over gevangenissen en ze zijn dan ook afhankelijk van staten
waarmee ze overeenkomsten zijn aangegaan voor de tenuitvoerlegging. De internationaal
opgelegde straffen, opgelegd met een specifiek internationaal doel in gedachten, worden dus
tenuitvoergelegd in nationale gevangenissen onder eenzelfde regime waaronder ook gewone
nationale gevangenen in die landen vastzitten. De tenuitvoerlegging reflecteert dus niet het
internationale karakter van de straf en de internationale doelen.
2
, Mulgrew stelt dat tenuitvoerleggingsstaten in onzekerheid verkeren ten aanzien van vragen zoals
hoe om te gaan met plegers van genocide, oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de
menselijkheid, etc. Omdat het gaat om buitenlandse gedetineerden komen zij niet in aanmerking
voor regelingen als voorwaardelijke invrijheidstelling of plaatsing in beperkte beveiligde
inrichtingen, dus de nationale gevangenissen doen niet veel anders dan het laten vastzitten van
de internationale gedetineerden tot hun invrijheidstelling.
De doelen van strafwetgeving op internationaal niveau zijn gecompliceerd, en het is onduidelijk in
welke samenleving en wanneer de veroordeelde zou moeten terugkeren. De straf wordt namelijk
ten uitvoer gelegd in landen, die bereid zijn om de veroordeelde in detentie te nemen. Het is een
ingewikkeld systeem, omdat er veel schakels tussen zitten. Mulgrew stelt dat de nationale
strafdoelen niet geschikt zijn bij de tenuitvoerlegging van internationale straffen, want de
afschrikkende werking op individueel niveau en maatschappelijk niveau van de straf is niet
bewezen. Resocialisatie dient voorop te staan bij de tenuitvoerlegging (op basis van art. 10 lid 3
IVBPR).
5. Net als Van Zyl Smit en Snacken, gaat ook Mulgrew uit van de relatieve autonomie van
strafdoeleinden. Leg uit wat daarmee bedoeld wordt èn welke consequentie die volgens haar heeft
in de supranationale context.
Hoe verhouden de doeleinden van de straftoemeting zich tot de fase van tenuitvoerlegging in het
licht van de relatieve autonomie? ‘Relatief’ geeft aan dat de tenuitvoerlegging niet geheel is
losgezongen van de straftoemeting. De executieautoriteit zal zich moeten houden aan de door de
rechter opgelegde strafduur. Ook zal tenuitvoerlegging de straftoemetingsdoelen niet mogen
frustreren. Ook heeft het EHRM bepaald dat tenuitvoerlegging van vrijheidsbeneming in
overeenstemming moet zijn met de rechtvaardiging ervan.
6. Hoe kan op supranationaal niveau invulling gegeven worden aan de doelen van strafwetgeving
(legislatie)?
Uitgangspunt is dat de nationale bestraffingsdoelen niet automatisch overgeheveld moeten
worden naar de supranationale context, want de nationale bestraffingsdoelen zouden niet
aansluiten op de doelen van de supranationale strafrechtspleging. Mulgrew keert zich dus tegen
transplantatie van de nationale bestraffingsdoelen naar de supranationale context. De doelen van
de supranationale strafrechtspleging (dus: de reden waarvoor de tribunalen zijn opgericht) zijn het
brengen van vrede, het voorkomen van conflicten, verzoening van partijen bewerkstelligen en het
voorkomen van straffeloosheid. De doelen van strafwetgeving moeten hierop worden aangepast.
Op supranationaal niveau wordt geworsteld met de doelen van strafwetgeving, omdat het gaat
om zeer ernstige strafbare feiten waar in beginsel zeer hoge straffen bij passen. In dit kader is
onduidelijk waar de straf ten uitvoer wordt gelegd en in welke samenleving de veroordeelde zal
moeten terugkeren, want de straf wordt ten uitvoer gelegd door landen die bereid zijn de straffen
ten uitvoer te leggen en niet door de tribunalen zelf. Mulgrew stelt dat de strafdoelen niet geschikt
zijn bij de tenuitvoerlegging van internationale straffen. Ze is onder andere negatief over de
afschrikkende werking (op individueel en algemeen niveau) van de straffen op internationaal
niveau. Resocialisatie moet voorop staan en ze baseert zich hierbij op art. 10 lid 3 IVBPR. Mulgrew
3
, stelt dat vergelding centraal staat bij de strafoplegging en dat resocialisatie centraal staat bij de
tenuitvoerlegging.
7. In het recente wetsvoorstel inzake de wijziging van de regeling inzake de voorwaardelijke
invrijheidsstelling is een grote rol toebedeeld in het vaststellen of iemand in aanmerking komt voor
voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de belangen van slachtoffers en nabestaanden.
Stel: u bent op een familiefeest en raakt in gesprek met een oom die goed de krant leest en dus
‘wel weet wat er in de wereld gebeurt’. Hij vertelt u dat het strafrecht als geheel zich in de
afgelopen decennia steeds meer is gaan richten op slachtofferbelangen, en dat dus de fase van
tenuitvoerlegging daarbij niet achter kan blijven. De overkoepelende doelen van het strafrechtelijk
optreden moeten immers juist ook in de fase van tenuitvoerlegging tot uitdrukking komen, anders
is het strafrechtelijk systeem onsamenhangend. Dat geldt dus ook voor vergelding namens het
slachtoffer en het respecteren van diens belangen.
Reageer inhoudelijk op uw ooms betoog.
De fout die volgens Jonkers dikwijls wordt gemaakt is om bij het waarom van straffen geen
onderscheid te maken tussen de verschillende niveaus waarop strafrecht wordt bedreven. Er zijn
drie niveaus: legislatief niveau van de wetgever, applicatieniveau van de sanctietoemeting door
de rechter en het executieniveau door justitie. De doeleinden kunnen per niveau verschillen, al is
het zo dat de lagere niveaus de doeleinden van de hogere niveaus niet mogen frustreren en
moeten respecteren, aldus Jonkers.
De belangen van het slachtoffer worden in acht genomen bij de tenuitvoerlegging en in de
procedure bij het opleggen van de straf komt dit tot uiting door middel van het spreekrecht. Het
is echter lastig om rekening te houden met de belangen van het slachtoffer, want het is veelal
onduidelijk welke belangen het slachtoffer heeft. Hoewel de positie van het slachtoffer verschilt
per persoon, is het van belang om rekening te houden met de belangen van het slachtoffer.
8. Van Zyl Smit en Snacken gaan in hun werk in op de complexiteit van het leerstuk van de
bestraffingstheorieën. Gesteld kan worden dat het lastig is voor managers in het detentiewezen
om de verschillende doeleinden van bestraffing te implementeren en te respecteren. Noem ten
minste 4 aspecten die volgens de genoemde auteurs bijdragen aan die complexiteit.
Op p. 73 – 79 staan de aspecten die bijdragen aan de complexiteit.
- Er zijn verschillende doelen en theorieën van straffen.
- De strafdoelen keren terug op verschillende niveaus en op die verschillende niveaus staan
verschillende strafdoelen op de voorgrond.
- De doelen en theorieën kunnen met elkaar conflicteren.
- De doelen op verschillende niveaus sluiten niet altijd goed op elkaar aan.
- Er zijn niet-zichtbare doelen van straffen (bijvoorbeeld: tegemoetkomen aan de sociale wens
van de samenleving).
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nouridijker. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.92. You're not tied to anything after your purchase.