Samenvatting Aardrijkskunde H1
Par 2,3,4,7,8,9
Begrippen:
Afzetmarkt: plaats waar goederen worden verkocht of diensten aangeboden.
Agglomeratievoordeel: het voordeel dat bedrijven hebben door bij elkaar in de buurt te zitten.
Armoedegrens: inkomen dat je nodig hebt om je te kunnen voorzien van basisbehoeften. De hoogte
van de grens verschilt per land.
Aziatische Tijgers: nieuwe industrielanden in Zuidoost-Azië
BRICS-landen: Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika, afkorting voor de landen die na 2000 een
snelle economische ontwikkeling doormaken.
Buitenlandse direct investeringen: buitenlandse investeringen in een land. De investering kan
bedoeld zijn om een bedrijf te starten of een bestaand bedrijf geheel of gedeeltelijk over te nemen.
De-industrialisatie: ontwikkeling waarbij de (oude) industriële activiteiten voor een belangrijk deel
verdwijnen in een regio.
Dekolonisatie (1945-1975): periode vooral tussen 1945 en 1970 waarin de vroegere koloniën
onafhankelijk worden.
Exportgerichte industrialisatie: industrialiseren door goederen te produceren voor de export.
Exportproductiezones(EPZ): speciaal ingerichte bedrijventerreinen vaak bij vliegvelden of haven waar
op de export gerichte bedrijven zich vestigen.
Gini-coëfficiënt: een maat om sociale ongelijkheid te meten. De coëfficiënt loopt van 0 (volledige
gelijkheid) tot 1 (volledige ongelijkheid)
Global shift: de verschuiving op de aarde van het economische kerngebied. Vaak verstaat men
hieronder verschuiving van de randen van de Noordelijke Atlantische Oceaan naar de Stille Oceaan.
Globalisering: Proces waarbij gebieden op aarde op tal van terreinen (economisch, cultureel, sociaal
en politiek) steeds meer met elkaar verbonden raken.
Groeimarkt: afzetgebied met, naar verwacht wordt, veel groeimogelijkheden.
Handelskolonialisme(1500-1800): vestiging van Europese handelsmaatschappijen in de nieuw
ontdekte gebieden van Afrika, Amerika en Azië met het doel handel te drijven.
Herstructurering: het omvormen van de economie, bijvoorbeeld van agrarisch naar industrieel of van
industrieel naar een diensteneconomie.
Importheffing: belastingen op ingevoerde goederen, bedoeld om de binnenlandse markt te
beschermen tegen het buitenland. Zie ook protectionisme.
Importvervangende industrialisatie: het vervangen van importgoederen door eigen productie.
, Industrieel kolonialisme(1800-1950):fase waarin Europese moederlanden koloniën stichtten die ze
zelf bestuurden met als doel de aanvoer van grondstoffen veilig te stellen en een afzetmarkt voor
hun industriële eindproducten te vormen.
Koude Oorlog(1945-1989): periode waarin de twee wereldmachten , de VS en de Sovjet-Unie,
vijandig tegenover elkaar stonden.
Lagelonenlanden: landen in de (semi)periferie die een veel lager loonniveau kennen dan in de rijke
landen. Zij vormen daardoor een aantrekkelijke vestigingsplaats voor arbeidsintensieve bedrijven.
Multipolaire wereldeconomie: een economie waarbij op meerdere plaatsen in de wereld belangrijke
economische kerngebieden ontstaan dit systeem vervangt dus het huidige wereldsysteem bestaande
uit centrum-semiperiferie-periferie
Planeconomie: een systeem waarbij de overheid plant hoe de economische ontwikkeling moet
verlopen, vaak in de vorm van vijfjarenplannen. Planeconomie is typisch voor een socialistisch of
communistisch land, maar wordt ook in andere landen gebruikt om de economie te herstructureren
van agrarisch naar industrieel, bvb in Zuid-Korea.
Politieke systeem: de wijze waarop een land wordt bestuurd.
Productieketen: de schakels waaruit het productieproces van goederen bestaat van grondstoof tot
eindproduct.
Protectionisme: de bescherming van de binnenlandse markt en bedrijven tegen buitenlandse
concurrentie bijvoorbeeld door importheffing op buitenlandse goederen.
Triade: de drie belangrijkste handelsblokken in de wereld: Noord-Amerika, de Europese Unie en
Oost-Azië (China, Japan)
Vrijemarkteconomie: economisch systeem waarbij de productie in handen is van de particuliere
ondernemer en de prijs van goederen en diensten tot stand komt door vraag en aanbod.
Vrijhandel: handel waarbij de grenzen tussen handelsgebieden zo veel mogelijk worden
weggenomen.
WTO: Wereldhandelsorganisatie die pleit voor vrijhandel.
Zelfvoorzienende landbouw: Traditionele landbouw in arme landen waarbij de productie bedoeld is
voor eigen gebruik of de lokale markt. Het tegenovergestelde is commerciële landbouw.
MNO’S: Een multinationale onderneming, transnationale onderneming, internationale onderneming
of kortweg multinational is een bedrijf dat in meerdere landen tegelijk geregistreerd en/of werkzaam
is. In al deze landen produceert en/of verkoopt ze goederen en/of diensten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller floorvanderveer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.97. You're not tied to anything after your purchase.