4 Kosten en kostensoorten
Management accounting = vakgebied binnen bedrijfseconomie dat zich richt op verstrekken financiële informatie.
Kosten zijn aan perioden, functies en producten toegerekend. Je hebt iets gekocht en het is op (drank in slijterij
kopen en opgedronken). Aflossing geen kosten, rente wel. Afschrijvingen zijn wel kosten, maar geen uitgaven.
Uitgaven = Je hebt iets gekocht en nog op voorraad. Aflossingen zijn wel uitgaven, maar geen kosten.
Kapitaal machines/gebouwen
Arbeid salaris van personeel/outsourcing (schoonmaakbedrijf inhuren)
Natuur grond/hulp- en grondstoffen
Ondernemerschap winst maken/kosten van belastingen
Relatieprincipe = opbrengst wordt aan een periode toegekend wanneer het product gekocht is, ook al is de betaling
pas later. Matchingprincipe = kosten toegerekend aan de periode waarmee de opbrengst samenhangt.
Productiemodellen brengen kosten met zich mee. Je wilt kosten beheersen om winst te maken als bedrijf. Kosten
indelen in een categorie.
Indelingskostensoorten:
- Kosten van grond-en-hulpstoffen
- Kosten van arbeid
- Kosten van duurzame productiemiddelen
- Kosten van grind
- Kosten van diensten van derende
- Kosten van belastingen
- Kosten van vermogen
Grondstoffen = terugvinden van papier in waar het tijdschrift uit bestaat, je ziet het terug in eindproduct.
Hulpstoffen = zijn nodig maar vind je niet in het product terug, bij olie om een machine in te smeren.
Kosten van de grond- en hulpstoffen bestaan uit:
- Inkoopprijs
- Voorraadkosten (bijv: kosten voor bestellen en bewaarkosten/opslagkosten/risico kosten)
Afval ontstaat tijdens het productieproces. Grondstoffen gaan verloren. Als het product klaar is heb je nog te
maken met uitval = product voldoet niet aan eisen en kan niet verkocht worden of goedkoper verkopen noemen
we dan B-kwaliteit producten.
Een ongekeurd product kost €28,20. Er is 6% uitval en levert niks op. Eén goed gekeurd product is dan €28,20 : 96% x
100% = 30 euro. Goedgekeurd product 100%, afgekeurd product 6%, ongekeurd product 94%.
Brutohoeveelheid is het inkopen van bijvoorbeeld houten planken 100%. Als je er een ronde tafel van maakt gaan
de hoekjes er van af, er ontstaat afval. De ronde tafel is dan de nettohoeveelheid hout er gaat dus een
percentage vanaf, de nettohoeveelheid is dus onder de 100%.
Totale kosten van arbeid betalen moet er gekeken worden wat er nog bovenop komt, denk aan bonusregeling en
winstdelingsregeling. Brutoloon niet zomaar x12 maanden doen. Over het brutoloon moet de werkgever ook nog
aanvullende premies betalen (pensioenpremie).
DPM = duurzame productie middelen = gaat meer dan één productieproces mee. Je moet afschrijven op de
machines, dit zijn de afschrijvingskosten. Ook heeft DPM complementaire kosten (= bijkomende kosten als
energieverbruik en verzekering) en vermogenskosten (= rente over het geleende bedrag betalen).
Economische levensduur = levensduur van een machine waarbij de kosten altijd zo laag mogelijk zijn.
Kosten machine van een product = totale kosten van hele productie : aantal producten cumulatief rekenen, in jaar
3 neem je de waardedaling van afgelopen 3 jaar samen + complementaire kosten in 3 jaar tijd en vermogenskosten
in 3 jaar tijd. Vervolgens gedeeld door aantal producten in die 3 jaar (zie schema tijdens de les).
Absolute technische levensduur = machine gaat net zo lang mee omdat hij kapot is.
, Relatieve technische levensduur = machine kan producten nog maken, maar niet genoeg om productiecapaciteit
aan te kunnen.
Technische voorraad is de werkelijke voorraad die in het magazijn ligt.
Economische voorraad loopt de onderneming risico op technische voorraad + voorinkopen (al wel besteld maar
nog niet ontvangen) – voorverkopen (nog niet geleverde goederen aan klanten).
- Afschrijven met vast percentage van aanschafwaarde aanschafwaarde – restwaarde : economische
levensduur. Om het als percentage te krijgen doe je: afschrijvingsbedrag per jaar : aanschafwaarde x 100%.
- Afschrijven met een vast percentage van de boekwaarde 10% per jaar aflossen, was eerst 10.000 euro,
dus 1000 euro aflossen. Het jaar erna is het nog maar 9000 euro waard en betaal je dus 900 euro =
degressief afschrijven.
- Afschrijven met betrekking op annuïteit afschrijving en rente is samen altijd hetzelfde bedrag. Standaard
€9000 betalen, eerste jaar €8000 aflossing en €1000 jaar rente. Tweede jaar €8200 aflossing en €800 rente.
Indirecte belasting = belasting over de toegevoegde waarde (BTW op producten).
Directe belasting = belastingen over de winst (inkomstenbelasting/vennootschapsbelasting).
Kostprijsverhogende belastingen: Accijns, onroerende-zaak belasting, milieuheffing, rioolbelasting,
motorrijtuigenbelasting.
Verschillende beloningssystemen voor personeel:
1. Stukloon: Per geleverde prestatie een bedrijg krijgen. Ondernemingsplan af, dan €2000. Gaat niet om het
aantal uren dat er voor gemaakt worden. Werknemer moet invloed hebben op het werktempo en een hoger
arbeidstempo moet niet zorgen voor negatieve invloed van het resultaat.
2. Tijdloon: Werknemer krijgt vast bedrag per periode, ieder maand bijvoorbeeld €3500.
3. Premieloonstelsel: Combinatie van stukloon en tijdloon. Vast basisuurloon en werkgever betaald premie als
de geleverde prestatie een bepaalde norm overtreft. 28 uur per week uitbetaald maar je werkt er 40 dan
extra uren uitbetaald.
4. Winstdelingsregeling/profit sharing: Werknemer ontvangt deel van de winst, bijvoorbeeld met aandelen.
5. Bonusregeling: Om het personeel te motiveren krijgen ze soms een extra bedrag voor bijvoorbeeld het
binnenhalen van een grote klant.
Flexibele werktijden maken een betere benutting van de beschikbare productiemiddelen mogelijk. Kosten per
product nemen zo af.
De kwaliteit van werknemers is belangrijk voor succes van een onderneming. Bedrijven daarom vaker een HRM-
afdeling.
Arbowetten zijn er om de werknemers te beschermen. Vaak zorgen de arbowetten voor een verhogen van de kosten
per product omdat ze bijvoorbeeld pleiten voor een hoger salaris voor het personeel.
Loonkosten per uur = totale loonkosten : totaal aantal productieve uren
Er wordt onderscheid gemaakt in de uren:
- Beschikbare uren: Aantal uren dat een werknemer ingezet kan worden (38 uur x 52 weken).
- Productieve uren: Aantal uren die in rekening worden gebracht bij een bedrijf/jouw werk.
- Niet-productieve uren: Vakantie, ziekte, pauze, studie, congres.
Primaire arbeidsvoorwaarden: Brutobeloning, aantal uren allemaal afspraken over gemaakt.
Secundaire arbeidsvoorwaarden: Auto van de zaak, kinderopvang, reisvergoeding, studiekostenvergoeding.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sanderverbeek2904. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.