Samenvatting Algemene economie en bedrijfsomgeving, 1e jaar Hogeschool Windesheim. Hoofdstuk 1 t/m 3, 5 t/m 9, 11 en 14 t/m 16. Uitgebreid genoeg om zonder boek te leren. Inclusief plaatjes, tabellen etc.
Hoofdstuk 1 – De onderneming en algemene economie
1.1 Economisch handelen en algemene economie
Mensen hebben behoefte aan zaken als voedsel, warmte, onderdak, veiligheid en ontplooiing. Deze
behoeften kunnen deels bevredigd worden met behulp van goederen en diensten. Welvaart is het
beschikken over goederen en diensten voor de bevrediging van behoeften. Middelen om goederen
en diensten te produceren zijn grondstoffen, machines en arbeid. De middelen zijn alternatief
aanwendbaar of schaars.
Het streven naar maximale welvaart met behulp van schaarse middelen noemen we economisch
handelen. We vinden dit overal in de samenleving terug. Het kan op verschillende niveaus
bestudeerd worden in een land. Deze vallen onder de algemene economie, we onderscheiden de
volgende onderdelen:
- Meso- en micro-economie, bestuderen de kenmerken van markten en bedrijfstakken
waarmee ondernemingen te maken hebben, de vraag naar goederen en het aanbod ervan,
en de veranderingen die plaatsvinden in vraag en aanbod als de prijzen veranderen.
- Macro-economie, geeft een beschrijving en analyse van allerlei verschijnselen voor een heel
land.
- Monetaire economie, houdt zich bezig met het verschijnsel geld en de rol van banken in de
economie.
- Internationale economische betrekkingen, bestudeert de buitenlandse handel van landen,
internationale kapitaalstromen en monetaire betrekkingen tussen landen.
1.2 Bedrijfsomgeving en algemene economie
Met bedrijfsomgeving bedoelen we alle ontwikkelingen in de omgeving van een onderneming die
invloed hebben op de resultaten van een bedrijf. De invloed kan betrekking hebben op zijn inkopen,
verkopen, marktontwikkeling, concurrentie, personeelsbeleid enz. De omgevingsfactoren worden op
een bepaalde wijze in kaart gebracht. Het criterium daarvoor is de mate waarin de onderneming de
omgeving kan beïnvloeden. Daarbij kan men onderscheid maken tussen de directe-, indirecte- en
macro-omgevingsfactoren.
De directe omgeving bestaat uit de marktpartijen van de onderneming op haar in- en
verkoopmarkten. Het gaat daarbij om verschillende schakels in de bedrijfskolom, zoals de
toeleveranciers, de distributieschakels en de uiteindelijke afnemers. Ondernemers staan in
voortdurend contact met deze partijen. Veel afdelingen zijn betrokken bij de directe omgeving,
alleen dan kan de onderneming de directe omgeving gunstig beïnvloeden.
De indirecte omgeving bestaat uit werknemers- en werkgeversorganisaties, de overheid en culturele
omgevingsfactoren. Meestal zijn ondernemingen niet elke dag bezig met de indirecte omgeving. De
onderneming heeft een geringe invloed op de indirecte omgeving, maar omgekeerd kan de invloed
van de indirecte omgeving op de onderneming heel groot zijn. Veel ondernemingen hebben
richtlijnen opgesteld voor situaties waarin de publieke opinie een rol kan spelen. De invloed van
concurrentiestrijd. Voor ondernemingen die zelf aan technologische ontwikkeling doen, behoort de
technologie tot de directe omgeving. Voor ondernemingen die dat niet doen, behoort de technologie
tot de indirecte omgeving.
De macro-omgeving bestaat uit de conjuncturele ontwikkeling, de ontwikkeling van wisselkoersen en
prijzen van belangrijke grondstoffen en demografische ontwikkelingen. Deze factoren kunnen op
individuele ondernemingen grote invloed uitoefenen, terwijl individuele ondernemingen er geen
enkele invloed op uit kunnen oefenen.
,De aspecten van de bedrijfsomgeving die in het vak algemene economie aan de orde worden gesteld,
oefenen een grote invloed uit op de resultaten van ondernemingen. (Zie figuur 1.3, blz. 23)
Managers mogen bedrijfseconomische problemen niet oplossen alsof er zich vrijwel geen
veranderingen in de omgeving voltrekken. Als dit wel gebeurt beschouwen zij omgevingsvariabelen
als onveranderlijke gegevens. Het vereenvoudigt de bedrijfsomgeving veel te sterk. In werkelijkheid
treden er enorme fluctuaties in de variabelen op. Het is een verrijking als managers kunnen omgaan
met voorspellingen van omgevingsvariabelen en inzien dat ze een risico voor de onderneming
kunnen opleveren. Het voeren van een beleid om minder gevoelig te zijn voor schommelingen in de
conjunctuur, valuta, grondstofkosten, lonen en rente is voor veel bedrijven van essentieel belang.
1.3 Absolute en relatieve gegevens
De begrippen volume, prijs en waarde staan met elkaar in verband. De omzet is een variabele die een
waarde weergeeft en de afzet is een variabele die een volume of een hoeveelheid weergeeft. De
omzet is de afzet vermenigvuldigd met de prijs. De veranderingen in elk der variabelen staan in een
bepaalde relatie tot elkaar.
De waarde ontstaat door prijs en hoeveelheid met elkaar te vermenigvuldigen. De waardestijging van
een variabele noemt men nominale stijging. De volumeverandering van de variabele noemt men
reële stijging. De nominale verandering is gelijk aan de reële verandering plus de prijsstijging. Ook
voor economische variabelen is het van belang volume- en prijsveranderingen van elkaar te
onderscheiden.
De productie van een onderneming is gelijk aan het aantal werknemers vermenigvuldigd met de
productie per werknemer, de arbeidsproductiviteit. De productie in een heel land, het bruto
binnenlands product (bbp), is gelijk aan het aantal werknemers vermenigvuldigd met de
arbeidsproductiviteit. De groei van het bbp is dus de som van de groei van het aantal werknemers en
de arbeidsproductiviteit.
Het verband tussen productie, werknemers en arbeidsproductiviteit kan worden weergegeven als:
Bbp = Av x ap
Av = de vraag naar arbeidskrachten, het aantal werknemers of de totale werkgelegenheid
ap = arbeidsproductiviteit, de productie per eenheid arbeid per tijdseenheid
De relatie van de veranderingen is als volgt:
gbbp = gav + gap
g = groei in procenten
Een toename van de productie in een onderneming of in een land kan twee oorzaken hebben:
- Toename van het aantal werkenden
- Toename van de arbeidsproductiviteit
Een tweede verband tussen belangrijke variabelen betreft het loon. De totale loonsom is zowel voor
een individuele onderneming als voor de economie van een heel land belangrijk. De loonsom kan
toenemen door:
- Toename van het loon per werknemer
- Toename van de vraag naar arbeid
,Het looninkomen is het product van het aantal werknemers en de loonsom per werknemer. Bij
kleine veranderingen van prijzen en hoeveelheden mogen de percentages van de veranderingen bij
elkaar gevoegd worden om de waardeverandering te bepalen.
Het verband tussen loonsom, loonsom per werknemer en het aantal werknemers is in een
vergelijking weergegeven:
L = Lwn x Av
L = totale loonsom
Lwn = loonsom per werknemer
Av = hoeveelheid werknemers
De relatie van de veranderingen is als volgt:
gL = gLwn + gAv
Het derde verband betreft de loonkosten per eenheid per product. In elk product dat met behulp
van arbeid is geproduceerd, zit een bedrag aan loon. Dit bedrag kan toenemen door een stijging van
het loon per werknemer, maar als de arbeidsproductiviteit stijgt, zal het loon per eenheid per
product weer dalen. De vergelijking:
LKp.e.p. = Lwn / ap
Lkp.e.p. = loonkosten per eenheid product
Lwn = loon per werknemer
ap = arbeidsproductiviteit
De relatie van de veranderingen is als volgt:
gLKp.e.p. = gLwn + gap
, Hoofdstuk 2 – Markten
2.1 Markt
Producenten bieden goederen en diensten aan op markten aan
partijen die er vraag naar uitoefenen. De communicatie tussen
aanbieders en vragers kan heel direct plaatsvinden, maar ook
heel afstandelijk. Het geheel van de betrekkingen tussen vragers
en aanbieders inzake een bepaald product noemen we de markt
van dat product. De belangrijkste functie van markten is de
prijsvorming. Prijzen hebben een belangrijke signaalfunctie voor
vraag en aanbod.
Bij de beschrijving van markten stuiten we op twee problemen:
1. Geografische grenzen, waar?
a. Wereldmarkt, olie, valuta, goud.
b. Nationale markt, beperken tot een bepaalde groep landen. Hypotheken, landelijke
dagbladen, zorgverzekering.
c. Lokale markt, kunnen heel klein zijn. Detailhandel, horeca, weekmarkten.
d. Relevante markt, het deel van de markt dat de onderneming bediend. Meubels.
2. Definitie van een product, de markt van een product kan onder verschillende markten
verdeeld worden. Denk aan drank; alcoholhoudend en frisdrank.
2.3 Bedrijfstak en bedrijfskolom
Een bedrijfstak bestaat uit ondernemingen die dezelfde soort producten maken met dezelfde soort
productieprocessen. We bespreken:
a. Bedrijfstak, produceert meestal voor een groep van markten. Een onderneming kan tot
verschillende bedrijfstakken behoren. Voor de analyse van de kracht van een bedrijf in een
bepaalde bedrijfstak is de ondernemingsgrootte van belang. Een indeling naar
ondernemingsgrootte gaat uit van het aantal werknemers als criterium:
a. Micro, 0 - 9 werknemers
b. Klein, 10 – 49 werknemers
c. Middelgroot, 50 – 249
d. Groot, vanaf 250 werknemers
b. Classificatie van bedrijven, de bureaus van de landen van de EU hebben de taak de bedrijven
in te delen naar economische activiteit. Bedrijven die dezelfde soort producten maken en
dezelfde productieprocessen toepassen, worden gegroepeerd. Hiervoor gebruiken ze NACE,
hierin worden alle productieve activiteiten van bedrijven en overheid in Europa eerst
ingedeeld in 21 secties, die elk met een letter worden aangeduid.
c. Bedrijfskolom, een product gaat door een aantal opeenvolgende bedrijfstakken van
oerproduct tot consument. Deze opeenvolgende bedrijfstakken zijn een bedrijfskolom. Elke
bedrijfstak voegt waarde toe aan de producten.
2.3 Economische orde
Het economisch gedrag van ondernemingen en consumenten is gebonden aan allerlei regels. Het
geheel van regels ordent het economisch gedrag. De economische orde is het geheel van collectieve
waarden, normen en instituties die het economisch handelen bepalen.
Waarden zijn doelen voor het menselijk handelen. Als grote groepen individuen in een samenleving
bepaalde waarden aanhangen, spreken we van collectieve waarden. Economische waarden zijn
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elenameylie. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.38. You're not tied to anything after your purchase.