De geldhoeveelheid wordt doorgaans verdeeld in diverse aggregaten, elk aangeduid met de
letter M (money)
M0: monetair base (basisgeld). De totale hoeveelheid chartaal geld (munten en
bankbiljetten) + reserves die banken aanhouden bij de centrale bank
M1: De maatschappelijk geldhoeveelheid. Al het chartale geld wat in omloop is (buiten de
banken) en girale geld.
M2: De tussenliggende geldhoeveelheid. M1+ kortlopende deposito’s
M3: de ruime geldhoeveelheid. M2 + aandelen in geldmarktfondsen en korte
schuldbewijzen.
Intrinsieke waarden: materiaalkosten van de munt.
Schrappen van munten met een hogere intrinsieke waarde ten opzichte van de munten met
een lagere intrinsieke waarde, bij een zelfde nominale waarde.
Bij munten met gelijke nominale waarde en verschillende intrinsieke waarde, wordt de munt
met hoogste intrinsieke waarde uit de handel gehaald.
Schrapen tegengaan met letters “god zij met ons”, geslagen in de zijkant van de munt.
ECB
Belangrijkste doelstelling: prijsstailisatie (inflatie rond de 2%)
Meer geld. Interne waarde daalt. Prijzen in winkel stijgen
, Module 2
- De individuele voorkeur
Je bent bereid meer voor een product te betalen, indien je voorkeur naar dat
product hebt.
- Het beschikbare budget
Je vraag naar een product neemt toe als je budget groter wordt.
- De aanwezigheid van substitueerbare producten
Het ene product vervangt het andere product, ze zijn elkaars substituut (bij.
Appel – banaan)
- Het bestaan van complementaire goederen
Er zijn steeds twee producten nodig om in behoefte te voorzien (spelcomputer-
games, scheermeshouder – scheermesjes)
- Exogene factoren
Externe factoren (weer, verkeersdrukte, politiek) kunnen ook de vraag
beïnvloeden.
Collectieve vraag:
Producent is geïnteresseerd in de vraag van alle consumenten bij elkaar opgeteld: de
collectieve vraaglijn.
Als we de vraaglijn van de totale markt tekenen, tekenen we de vraaglijn als een
doorgetrokken lijn. Deze noemen we ook de prijsafzetlijn (curve). Deze geeft dus het
verband weer tussen de prijs en de totale (collectieve) vraag.
De vraaglijn daalt, als de prijs stijgt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller meryemely. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.63. You're not tied to anything after your purchase.