Ik heb een 8 gehaald door deze samenvatting.
Dit is een complete samenvatting voor kennistoets 4.1.
Inbegrepen zijn de vakken VZ, GK, OZ, ZO, BT, TT, ER en MOV.
De samenvatting is gemaakt aan de hand van de leerdoelen, de literatuur uit de voorbereiding en uit de lessen zijn erin verwerkt. ...
Hey, how annoying that you're experiencing the summary as not good. May I ask why and what I can improve?
Seller
Follow
manonhummelink
Reviews received
Content preview
Kennistoets 4.1 Verpleegkundige zorgverlening – VZ + Onderzoek en innovatie – O&I + Technologie – T + Professionalisering – PF T.AGZ 46042
Vak Lesnummer Leerdoelen
Verpleegkundige VZ 4.1: wat weet jij over ➢ Leerdoel: verschillende benaderingswijzen benoemen in de zorg voor mensen met dementie
zorgverlening dementie? ➢ Leerdoel: uitleggen waaruit de verpleegkundige zorg bestaat in het ondersteunen, begeleiden en
verzorgen van de oudere met dementie en zijn individuele zorgbehoeften
➢ Leerdoel: benoemen welke rol en taken de verpleegkundige heeft in het begeleiden van mantelzorgers
bij zorgvrager met dementie
VZ 4.2: schei uit over ➢ Leerdoel: aan de hand van casuïstiek aangeven welke verpleegkundige zorg wordt verwacht bij
uitscheiding ondersteuning bij de uitscheiding
➢ Leerdoel: een vochtbalans berekenen
➢ Leerdoel: verschillend incontinentiemateriaal en materiaal voor stomaverzorging herkennen en
toepassen in casuïstiek
Geneeskunde GK 4.1: ouder worden, hoe doe ➢ Leerdoel: benoemen welke fysiologische veranderingen in het menselijk lichaam optreden bij het ouder
je dat? worden
➢ Leerdoel: formuleren wat het begrip kwetsbaarheid is in het kader van de oudere zorgvrager inhoudt
➢ Leerdoel: benoemen wat palliatieve zorg is en op welke 4 verschillende domeinen deze vorm van zorg
zich kan richten
GK 4.2: geriatrie, dementie en ➢ Leerdoel: benoemen welke verschillende vormen van dementie er zijn
delier ➢ Leerdoel: de symptomen, diagnostiek en behandeling van dementie benoemen
➢ Leerdoel: benoemen wat een delier is en op welke manier je dit kunt behandelen
GK 4.3: “dokter, ik verlies wat ➢ Leerdoel: benoemen wat de verschillende vormen van urine-incontinentie zijn, en welke klachten een
druppeltjes urine” zorgvrager hiervan kan ervaren
➢ Leerdoel: benoemen wat de oorzaken, symptomen en de behandeling zijn van de urineweginfectie
➢ Leerdoel: benoemen wat de oorzaken, symptomen en behandeling van prostaatklachten zijn
GK 4.4: pathologie, ➢ Leerdoel: klachten en symptomen van het spijsverteringskanaal bij de oudere zorgvrager herkennen
spijsverteringsstelsel ➢ Leerdoel: benoemen welke oorzaken en gevolgen er zijn van obstipatie en diarree
➢ Leerdoel: verklaren op welke wijze klachten van het (gehele) spijsverteringskanaal kunnen leiden tot
ondervoeding bij ouderen
GK 4.5: anatomie en Fysiologie ➢ Leerdoel: benoemen welke manier het zenuwstelsel (anatomisch en fysiologisch gezien) is ingedeeld en
van het zenuwstelsel (1) wat de belangrijkste onderdelen zijn
➢ Leerdoel: beschrijven wat de algemene bouw en functie is van de verschillende componenten (cellen) die
je vindt in het zenuwstelsel
➢ Leerdoel: beschrijven op welke wijze de drie hersenvliezen er voor zorgen dat hersenen en ruggenmerg
binnen de schedel en wervelkolom worden beschermd en gevoed
GK 4.6: anatomie en Fysiologie ➢ Leerdoel: benoemen op welke manier de verschillende onderdelen van het centrale en perifere
van het zenuwstelsel (2) zenuwstelsel zich tot elkaar verhouden (in anatomische zin) en wat hun functies zijn
➢ Leerdoel: benoemen wat de belangrijkste sensorische en motorische banen zijn en op welke wijze deze
een bijdrage leveren bij het behouden en tot stand komen van bewegingen
➢ Leerdoel: benoemen wat de verschillende onderdelen en functies van het parasympatische en
sympathische zenuwstelzijn zijn en daarbij een aantal voorbeelden van vegetatieve reacties en functies
herkennen
GK 4.7: pathologie van het ➢ Leerdoel: herkennen welke verschijnselen er kunnen optreden bij neurologische ziektebeelden
zenuwstelsel (1), symptomen (waaronder uitvals- en prikkelverschijnselen)
en onderzoek bij neurologische ➢ Leerdoel: verklaren op welke manier bepaalde symptomen ontstaan bij neurologische ziektebeelden (aan
problematiek de hand van de anatomie en fysiologie)
➢ Leerdoel: benoemen met welk lichamelijk/aanvullend onderzoek neurologische ziektebeelden
gediagnosticeerd kunnen worden
GK 4.8: pathologie van het ➢ Leerdoel: circulatiestoornissen indelen op grond van het pathologisch proces dat het ziektebeeld
zenuwstelsel (2), veroorzaakt
cerebrovasculaire ➢ Leerdoel: herkennen welke klachten/symptomen een willekeurige zorgvrager kan ervaren bij het
aandoeningen doormaken van een CVA of TIA
➢ Leerdoel: benoemen welke diagnostische en therapeutische mogelijkheden er zijn voor een CVA/TIA, en
welke complicaties er eventueel kunnen optreden
Onderzoek doen & OZ 4.1: Evidence Based ➢ Leerdoel: beschrijven wat Evidence Based Practice is
toepassen Practice (EBP) ➢ Leerdoel: beschrijven wat de vijf stappen van Evidence Based practice zijn
➢ Leerdoel: benoemen waarom Evidence Based Practice belangrijk is bij het verpleegkundig handelen
OZ 4.2: toepassen van EPB ➢ Leerdoel: de vijf stappen van Evidence Based Practice toepassen
➢ Leerdoel: zoeken naar wetenschappelijke bronnen om antwoord te krijgen op de vraag “hoe het beste te
handelen”
➢ Leerdoel: inschatten wat de bewijskracht is van verpleegkundige richtlijnen/protocollen
Zorginnovatie en ZO 4.1: acceptatie van ➢ Leerdoel: aan de hand van de productlevenscyclus een innovatie analyseren
ondernemerschap innovaties ➢ Leerdoel: aan de hand van de verschillende modellen bepalen hoe een nieuwe innovatie zal worden
geaccepteerd
➢ Leerdoel: benoemen hoe innovatie succesvol geadopteerd kan worden en van welke factoren dat
afhangt
ZO 4.2: analyse wonen in de ➢ Leerdoel: na zorgvuldige evaluatie een advies geven zodat voorgestelde technologie aangepast kan
toekomst worden zodat acceptatie vergroot zal worden
➢ Leerdoel: verklaren waarom bepaalde technologie wel of niet succesvol geadopteerd zal gaan worden
➢ Leerdoel: beoordelen of voorgestelde innovaties/technologieën aansluiten bij de behoefte van de
zorgvrager
Basistechnologie BT 4.1: sensoren in de ➢ Leerdoel: uitleggen wat een sensor is en welke eigenschappen een goede sensor moet hebben
thuissituatie ➢ Leerdoel: benoemen welke typen sensoren er bestaan, wat deze meten en beschrijven hoe deze kunnen
worden ingezet in de huiselijke situatie
➢ Leerdoel: eenvoudige praktische vraagstukken met betrekking tot gebruik van sensoren in de huissituatie
oplossen
,Toegepaste TT 3.2: Ehealth en ➢ Leerdoel: beschrijven op welke manier eHealth wordt ingezet om zelfmanagement van een patiënt te
technologie zelfmanagement vergroten
➢ Leerdoel: aangeven wat de relatie is tussen de begrippen eHealth en empowerment
➢ Leerdoel: beschrijven hoe zelfmanagement bevorderd kan worden bij specifieke patiëntendoelgroepen
TT: domotica en ➢ Leerdoel: beschrijven welke vormen van domotica en ondersteunende technologie er ingezet kunnen
ondersteunende technologie worden bij neurologische aandoeningen
bij neurologische ➢ Leerdoel: benoemen welke invloed ondersteunende technologie, zoals domotica, heeft op
aandoeningen dementerende ouderen
➢ Leerdoel: benoemen welke ondersteunende technologieën bestemt zijn voor zorgvrager, zorgverlener en
de mantelzorger
Ergonomie ER 3.1: ergonomie, mentale ➢ Leerdoel: uitleggen hoe het ontwerp van een product kan (mede)bepalen of het product als belastend of
belasting en belastbaarheid juist als ontlastend wordt ervaren
➢ Leerdoel: het onderscheid tussen werklast en werkdruk uitleggen, de belangrijkste oorzaken van
werkdruk benoemen en de belangrijkste kenmerken van emotionele en informationele overbelasting
herkennen
➢ Leerdoel: onderbouwen hoe technologie kan bijdragen aan het verminderen van de (informationele)
belasting, zowel in de informele als in de formele zorg
Morele MOV 3.1: beeld van de mens ➢ Leerdoel: de student herkent verschillende mensbeelden
oordeelsvorming ➢ Leerdoel: de student herkent verschillende mensbeelden in morele casussen
MOV 3.2: a brief history of ➢ Leerdoel: de student herkent verschillende denkbeelden
ethics ➢ Leerdoel: de student herkent verschillende denkbeelden in de geschiedenis
MOV 3.3: vooraf achteraf ➢ Leerdoel: de student definieert en onderscheidt plichtsethiek en gevolgenethiek
➢ Leerdoel: de student herkent in verschillende casussen of het gaat om plichtsethiek of gevolgenethiek
MOV 3.4: Who cares? ➢ Leerdoel: de student definieert deugdenethiek en zorgethiek
➢ Leerdoel: de student herkent verschillende casussen of het gaat om deugdenethiek en zorgethiek
,Verpleegkundige zorgverlening VZ 4.1: wat weet jij over dementie?
➢ Leerdoel: verschillende benaderingswijzen benoemen in de zorg voor mensen met dementie
Benaderingswijzen.
4 fasen in dementie
1. Bedreigde ik
• Verminderen van angst en spanning (humor is belangrijk)
- Je kortetermijngeheugen laat in soms in de steek, dit gaan mensen ervaren. Hier worden ze
boos om, ook als anderen dit zeggen.
- Cognitieve fase
2. Verdwaalde ik
- Iemand is echt gedesoriënteerd (tijd, plaats)
- Emotionele fase
3. Verborgen ik
- Mensen trekken zich terug. Willen niet mee op bezoek, willen het liefst thuis zijn in een
vertrouwde omgeving
- Psychomotorische fase
4. Verzonken ik
• Zintuigen prikkelen
- Leeft als een kastplantje
- Alleen basale behoeften
- Zintuigelijke fase
Levensgeschiedenis, persoonlijkheidsfunctiekenmerken en sociale omgevingskenmerken
• Levensgeschiedenis (historie en trauma’s) en sociale en materiële omstandigheden zijn
mede van invloed op de belevingswereld.
- Iemand die een goed leven heeft en dingen onder controle heeft zal minder stress ervaren
dan alleenstaande of weduwnaars.
• De manier waarop iemand zijn dementie en veranderingen beleeft , is medebepalend voor
hoe ermee om wordt gegaan in het dagelijks leven.
- Ervaren van stress is de belangrijkste factor.
- Stress ontstaat wanneer de eisen vanuit de omgeving of de eisen die de persoon aan zichzelf
stelt, hoger zijn dan hij (met gemak) aankan.
Veelvuldig gebruik van coping strategieën duidt erop dat men vaak stress ervaart. (dit is emotioneel
uitputtend, waardoor iemand vaak emotioneel uit evenwicht raakt).
Palliatieve zorg is een benadering die de kwaliteit van leven verbetert van patiënten en naasten die te maken krijgen met
een levensbedreigende aandoening, door het voorkomen en verlichten van lijden door middel van vroegtijdig signalering
en zorgvuldige beoordeling en behandeling van pijn en andere symptomen van lichamelijke, psychosociale en spirituele
aard
De kwaliteit van leven is in de palliatieve fase een centraal begrip. Een aantal domeinen blijkt hierbij bijzonder van belang.
• Lichamelijk comfort
• (Lichamelijk) functioneren
• Cognitief functioneren
• Psychologisch welbevinden
• Sociaal welbevinden
• Spiritueel welbevinden
• Waargenomen kwaliteit van zorg
Palliatief redeneren: Hierbij gaat het om een methode van besluitvorming waarbij in de palliatieve fase complexe
problemen methodisch in kaart worden gebracht, met palliatieve zorg. Palliatief redeneren heeft als doel de communicatie
en de kwaliteit van zorg te verbeteren. De subjectieve beleving en de betekenis die de patiënt aangeeft, zijn het
uitgangspunt.
Palliatief redeneren bestaat uit de volgende fasen:
• Breng problematiek in kaart, verzamel informatie van de patiënt en gebruik zo nodig meetinstrumenten
• Vat problematiek en beleid samen: stel een werkprothese op, maak beleidsoverwegingen, omschrijf de doelen
stel het behandelplan op; denk toekomstgericht
• Maak afspraken over evaluatie, zet zo nodig meetinstrumenten in
• Stel het beleid zo nodig bij en blijf evalueren.
, ACP (Advance care planning)
• Belangrijk om in de palliatieve fase te doen
• Bij ACP worden er afspraken gemaakt over de in te zetten medische interventies
• Door ACP voelen patiënten en hun naasten zich goed geïnformeerd en kunnen tijdig hun zaken regelen.
➢ Leerdoel: uitleggen waaruit de verpleegkundige zorg bestaat in het ondersteunen,
begeleiden en verzorgen van de oudere met dementie en zijn individuele zorgbehoeften
Assessment en diagnostiek
Soorten hulpverlening en settings:
• Eerstelijns zorg
• Het ziekenhuis
• De GGZ
• Langdurige zorg (verzorgings- en verpleeghuizen, zorginstellingen voor mensen met een
verstandelijke beperking)
• Betrokkenen bij diagnostiek kunnen zijn: de huisarts, verpleegkundige, medische specialisten
(neuroloog, klinisch geriater, internist oudergeneeskunde, ouderenpsychiater, specialist
ouderengeneeskunde)
Diagnostiek van dementie bestaat uit:
• Klinische diagnostiek
• Mede op basis van heteroanamnese
• Een beoordeling van het cognitief functioneren
• De mentale status (aanwezigheid van cognitieve en psychiatrische verschijnselen)
• Dagelijks functioneren
- Inschatting van de ernst van het dementiesyndroom
- En zorgbehoefte inschatten
- De klinische diagnostiek kan aangevuld worden met; gestandaardiseerde
beoordelingsinstrumenten, voor cognitie, gedragsproblematiek en dagelijks functioneren, en
met neuropsychologisch onderzoek.
Instrumenten die door verpleegkundige worden gebruik voor vroegsignalering van dementie, zijn:
OLD, MMSE, de klokkentest en de IQ-code
• Vroegdiagnostiek is belangrijk omdat: tijdige medicamenteuze behandeling, ondersteuning
en zorg kan worden ingezet.
• Bij de ziekte van Alzheimer → cognitive enhancer, deze medicatie verbeterd tijdelijk de
symptomen (vooral geheugen en taal) of stabiliseert, zo het proces van cognitieve
achteruitgang tijdelijk kan afremmen bij ongeveer 10% van de patiënten.
• Bij vasculaire dementie → wordt onderzocht hoe de cardiovasculaire toestand
geoptimaliseerd kan worden. (bij jongdementerenden: bepalen van genetische familiaire
risico een reden voor vroegdiagnostiek)
Verder van belang naast vroegdiagnostiek → is het in kaart brengen van de zorgbehoefte en de
multifunctieproblematiek van iemand met dementie.
- Een individueel (multidisciplinair) zorgleefplan opstellen
- Op grond van bevindingen kan een casemanager dementie worden ingezet (ook belangrijk
bij opname voor continuïteit van zorg en behandeling van opname tot verblijf)
Preventieve interventies in verschillende levensfasen
1. Preventietijdvenster; jongeren tussen 16 en 25 jaar, met ouders met lagere SES
- Verhoogd risico om op volwassen leeftijd kenmerken van een metabool syndroom (obesitas,
DM, cardiovasculaire aandoeningen) te ontwikkelen
- Inzet; leefstijlinterventies
2. Preventietijdvenster; volwassenen (30 tot 60 jaar), op basis van huidige kennis, het
metabool syndroom, vaak combi met lagere SES
- Hoe meer kenmerken van het metabool syndroom → hoe groter het risico op negatieve
gezondheidsuitkomsten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller manonhummelink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.