Verschillende perspectieven richten zich op specifieke onderdelen:
Voorbeeld depressiviteit
- chemische onbalans in de hersenen. → medicatie
- levensgebeurtenis. → therapie (bijv cgt)
- reactie op een ongezonde samenleving.
- combinatie van factoren.
Wat is psychologie niet?
- Alleen diagnose en behandeling (klinisch)
- Psychiatrie (stoornissen en medisch)
Kritisch denken
1. Wat is de bron?
2. Is de bewering redelijk of extreem?
3. Wat is het bewijsmateriaal?
4. Kan de conclusie beïnvloed zijn door bias?
5. Woorden veel voorkomende denkfouten vermeden?
6. Zijn voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken nodig?
6 perspectieven
1. Biologische perspectief
- Descartes maakt onderscheid tussen geest en lichaam.
- 1. Neurowetenschap (hersenen)
- 2. Evolutionaire psychologie (verklaring waarom iets vroeger zinvol was,
daarom doen we het nu nog steeds)
2. Cognitieve perspectief (nadruk op mentale processen)
- 1. structuralisme: 1879 Wilhelm Wundt. Zoeken naar de bouwstenen van
psychologie: emotie, perceptie, aandacht etc.
- Reacties op bepaalde prikkels. Reacties vastleggen d.m.v. introspectie
beschrijving van je eigen innerlijke, bewuste ervaringen.(prik met naald, taart
voor je neerzetten)
, - 2. Gestaltpsychologie focust zich op hoe we uit losse dingen een geheel
vormen. Het geheel is meer dan de som van delen.
- functionalisme: William James→ Hoe leiden processen in je hoofd tot
doelgericht gedrag. Focussen op het nut van processen, niet alleen
de structuur.
3. Behavioristische perspectief
- Psychologie gaat alleen over datgene wat je kan zien, dus over gedrag, niet
over mentale processen.
- Skinnerbox: leren door belonen en straffen.
- Gedrag komt voort uit stimuli vanuit de omgeving, niet vanuit innerlijke
mentale processen.
- Streeft om van psychologie een objectieve wetenschap te maken.
- Gamen: Level up, muntjes
- Alchocol: gedrag -> fijn gevoel → dus je blijft het doen
- Blackbox: over gedachtes en emoties kunnen en hoeven we niks te zeggen.
4. Perspectieven vanuit de gehele persoon
- Psychodynamische psychologie: de onbewuste geest = reservoir van
energie voor de persoonlijkheid. Onbewust conflict: durf je niet echt te zeggen
en te denken, dus je gaat dromen en je verspreken. (psychoanalyse)
- Humanistisch: nadruk op mogelijkheden, groei, vrije wil. (Pyramide van
Maslov)
- Karaktertrekken en temperament (mensen onderscheiden door
verschillende eigenschappen) Gedrag en persoonlijkheid is een product van
fundamentele psychlogische kenmerken.
- Big five: 1. Open voor nieuwe ervaringen. 2. Nauwgezet. 3. Extravert. 4.
Inschikkelijk. 5. Gevoel van angst/emotioneel stabiel.
5. Ontwikkelingsperspectief
- Biologisch = nature
- Behavioristisch = nurture
- komen hier samen.
- Erfelijkheid én omgeving veroorzaken veranderingen.
- Focust op levensfasen.
- Bij bepaalde fasen horen andere problemen en inzichten.
6. Sociaal cultureel perspectief
- Sociale psychologie: menselijke interactie
- Crossculturele psychologie: verschillen tussen culturele
Empirisch onderzoek = verzamelen van objectieve informatie uit de eerste hand door
metingen die zijn gebaseerd sensorische ervaring en observatie.
Correlatie = verband
Theorie = Toetsbare verklaring voor een aantal feiten of observaties.
1. Theorie kan feiten verklaren.
2. Theorie kan worden getest.
,De wetenschappelijke methode
1. Een hypothese ontwikkelen
2. Objectieve data verzamelen
3. De resultaten analyseren
4. De resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren.
Variabele = element dat van invloed is op hetgeen dat onderzocht wordt.
Experimentele conditie = Omstandigheden waaraan de leden van de experimentele
groep tijdens de speciale behandeling worden blootgesteld.
Controleconditie = Omstandigheden waaraan de leden van de controlegroep worden
blootgesteld. Zij ontvangen geen speciale behandeling.
Significant = Term die aangeeft dat het waarschijnlijk is dat het waargenomen effect niet
door toeval is ontstaan, maar verandert door de onafhankelijke variabele.
Repliceren = het onderzoek opnieuw uitvoeren om te zien of dezelfde resultaten worden
verkregen. Om bias uit te sluiten wordt replicatie vaak gedaan door iemand anders.
correlatie is niet altijd hetzelfde als oorzaak.
Vijf soorten psychologisch onderzoek
1. Experiment
Type onderzoek waarbij de onderzoeker gebruik maakt van vergelijkbare groepen en alle
omstandigheden controleert en rechtstreeks manipuleert, inclusief de onafhankelijke
variabele.
2. Correlatieonderzoek
Vorm van onderzoek waarbij de relatie tussen variabelen wordt bestudeerd zonder een
onafhankelijke variabele in een experiment te manipuleren. Uit correlatieonderzoek kan geen
oorzaak-gevolg relatie worden afgeleid.
3. Survey
Techniek die wordt gebruikt bij correlatieonderzoek. In een survey wordt mensen gevraagd
te reageren op een van tevoren vastgestelde lijst van mondeling gepresenteerde kwesties.
4. Natuurlijke observaties
Vorm van correlatieonderzoek waarbij gedrag van mensen of dieren in hun eigen omgeving
wordt geobserveerd.
5. Gevalstudie
Onderzoek van een enkel object.
Dubbelblindonderzoek
Zowel de onderzoekers als de proefpersonen weten niet wie welke onafhankelijke variabele
krijgt toegediend.
Schijnverbanden: hoe meer ijsjes, hoe meer moorden er worden gepleegd. oorzaak is
onbekend.
,Hoofdstuk 2: Biopsychologie, neurowetenschappen
en de menselijke aard.
Baby → veel zenuwcellen, meer dan een volwassene.
Eerste jaren → veel neuronen sterven af.
Puberteit → aantal neuronen stabiliseert.
Volwassen → Aantal blijft ongeveer even groot.
Biopsychologie = Specialisme in de psychologie dat de interactie tussen biologie, gedrag en
de omgeving bestudeert. Ook wel bekend als gedragspsychologie.
Evolutie = het geleidelijke proces van biologische verandering van een soort doordat die zich
succesvol aanpast aan zijn omgeving.
Creationisme = opvatting dat alles is geschapen door een God.
Natuurlijke selectie = drijvende kracht achter de evolutie, waardoor de omgeving de best
aangepaste organismen ‘selecteert’.
Adaptief kenmerk = kenmerk van een soort dat is ontstaan gebaseerd op aanpassing van
een specifieke omgeving.
Genoom = complete set van chromosomen.
Chromosoom → DNA → Genen → nucleotiden
Histoon = specifiek eiwit waar het DNA zij spiralen
omheen wikkelt.
Epigenetica
● Cellen ontwikkelen zich als reactie op
signalen uit lichaam en omgeving.
● Sommige genen gaan daarop aan of juist uit.
● Iedere gebeurtenis ligt opgeslagen in de cel.
, ● Deze restjes code vormen het epigenoom. (Als je vroeger mishandeld bent, is dat nu
te zien in je DNA)
Erfelijke informatie buiten chromosoom die het aan en uit staan van de genen op de
chromosomen regelen = epigenoom.
3 soorten zenuwen:
1. Sensorische zenuwcellen
● Ontvangen informatie van buiten.
2. Motorische zenuwcellen
● Verwerken informatie en sturen vervolgens spieren aan.
3. Schakelcellen
● Informatie doorsturen en vertalen.
Dendriet
Uitlopers van neuron die informatie
binnenhalen.
Axon
Lange uitlopen van neuron die
informatie naar de eindknopjes van
Ranvier vervoert. De informatie
verplaatst zich in de vorm van
elektrisch lading.
Soma
Gedeelte van de cel waar de kern
zich bevindt. De kern bevat de
chromosomen.
Rustpotentiaal
Elektrische lading van het axon in
rust.
Actiepotentiaal
Zenuwimpuls die wordt veroorzaakt door
een verandering in de elektrische lading op
de celmembraan van de axon. Als het
neuron vuurt, plant deze lading zich voort
over het axon en zet de eindknopjes tot
uitscheiden van neurotransmitters.
Alles-of-nietsprincipe
Het feit de het neuron óf volledig
vuurt óf helemaal niet.
, Synaps
Spleet tussen twee neuronen waardoor communicatie verloopt.
Synaptische transmissie
Transport van het ene neuron naar het ander door de synaptische spleet door middel van
neurotransmitters.
Neurotransmitter
Chemische boodschapper de berichten van de ene kant van de synaptische spleet naar de
andere kant brengt.
Gliacellen
Een cel die structurele steun biedt aan neuronen. Tijdens de ontwikkeling helpen gliacellen
bij het samenbrengen van de juiste zenuwcellen. Gliacellen vormen bovendien een
isolerende laag (de myelineschede) voor de axonen.
Plasticiteit = aanpassingsvermogen van de hersenen.
● Vermogen van zenuwstelsel om zich aan te passen of te modificeren als gevolg van
ervaring.
● Iets nieuws leren.
● Verbindingen worden versterkt of aangepast.
● Na beschadiging worden er nieuwe verbindingen gelegd. Bijvoorbeeld bij revalidatie.
Endocriene stelsel / hormoonstelsel
- Relatief trage ondersteuning van reacties van het zenuwstelsel.
- Hormoonklieren scheiden hormonen af.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brechtjehooiveld. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.08. You're not tied to anything after your purchase.