TEST BANK -- SUMMARY INTRODUCTION TO PSYCHOLOGY, 8TH EDITION BY PETER O. GRAY (AUTHOR), DAVID BJORKLUND (AUTHOR)PART 1 (PB0014) -- SAMENVATTING INLEIDING TOT DE PSYCHOLOGIE, 8E EDITIE DOOR PETER O. GR...
Introduction to Psychology (Ch.1-16)
Samenvatting Psychology - Introductory Psychology and Brain & Cognition (7201702PXY)
All for this textbook (37)
Written for
Open Universiteit (OU)
Psychologie
Inleiding psychologie (PB0014202112B)
All documents for this subject (5)
Seller
Follow
sgmantel
Reviews received
Content preview
Inleiding psychologie deel 1:
H1; achtergrond van de studie van psychologie.
Psychologie is als wetenschap ontstaan in 1879 door Wilhelm Wundt.
Psychologie: de wetenschap van het gedrag en de geest.
Behavior (gedrag): observeerbare acties van mens en dier.
Mind (geest): alle ervaringen, herinneringen, gedachten, dromen, emoties, motiven.
Wetenschap: pogingen om vragen te beantwoorden door de systematische verzameling en logische
analyse van objectief waarneembare gegevens (data).
* De meeste waarnemingen zijn gebasseerd op gedrag, omdat gedrag direct waarneembaar is en
de geest niet. Wel gebruiken psychologen deze gegevens vaak om conclusies over de geest te
trekken.
3 ideeën die ten grondslag liggen aan de psychologie:
1. Materialisme: alle psychologische verschijnselen hebben een materiële basis (brein en
lichaam). Descartes:lichaam en geest Dualisme. Lichaam als materiële machine
(onderzoekbaar), immateriële ziel (niet onderzoekbaar).
Hobbes: Materialisme. Geest bestaat niet, alles is energie en materie. Al het menselijk
gedrag kan begrepen worden als fysieke processen in het lichaam. Reflexologie.
2. Empirisme: gedrag en psyche worden gevromd door ervaring.
Locke: alle kennis komen voort uit sensorische ervaringen. Law of association by contiguity:
kort achter elkaar 2 stimuli ervaart, deze geassocieerd worden.
3. Nativisme: Mechanismen, psyche en gedrag zijn geëvolueerd door natuurlijke selectie.
Kant: Nativisme (nature = aangeboren). Basale kennisstructuur is aangeboren. A priori =
aangeboren. A posteriori = aangeleerd.
Darwin: Evolutietheorie. Natuurlijke selectie geeft voorrang aan goed aangepaste
organismen.
Waarom denken, voelen en gedragen mensen zich zoals ze doen?
Neurale verklaring: de structuur en activiteit van het zenuwstelsel aangewezen als oorzaak.
Fysiologische verklaring: hormonen en andere chemische stoffen als oorzaak.
Genetische verklaring: invloed van onze genen aangewezen als oorzaak.
Evolutionaire verklaring: natuurlijke selectie aangewezen als oorzaak.
Leertheoretische verklaring: voorafgaande ervaring van het individu aangewezen als
oorzaak.
Cognitieve verklaring: kennis en overtuigingen aangewezen als oorzaak.
Sociale verklaring: invloed van andere mensen aangewezen als oorzaak.
Culturele verklaring: waarin het individu opgroeit, aangewezen als oorzaak.
Ontwikkelingstheoretische verklaring: veranderingen over de loop van de jaren aangewezen
als oorzaak.
H2; methoden van de psychologie.
Observatie: is een objectieve verklaring waarvan waarnemers het erover eens zijn dat het waar is.
Theorie: een idee, dat is ontworpen om bestaande observaties te verklaren en voorspellingen te
doen over nieuwe observaties die kunnen worden ontdekt.
Hypothese: elke voorspelling over nieuwe waarnemingen die vanuit een theorie worden gedaan.
, Soorten onderzoeksstrategieën
1: Onderzoeksopzet
- Experiment: meest directe en beste manier om een hypothese over een oorzaak-gevolg relatie
tussen 2 variabelen te testen.
(Variabele: alles dat kan veranderen of verschillende waarde kan aannemen. Onafhankelijke
variabele: waarvan wordt verondersteld dat deze een effect heeft op een andere. Afhankelijke
variabele: waarvan wordt verondersteld dat deze wordt beïnvloed. Within-subject experiment:
proefpersoon wordt blootgesteld aan alle verschillende onafhankelijke variabele. Between-groups
experiment: verschillende condities worden verdeeld over verschillende groepen proefpersonen.
Correrationele studies: onderzoeker observeert of meet of er een verband is. Beschrijvende studies:
geen relatie bestudering, puur beschrijvend.)
2: Onderzoekssetting
-Veldstudie: proefpersonen worden geobserveerd in hun natuurlijke omgeving.
-Laboratorium: speciaal ingerichte ruimte voor onderzoek.
Selfreport (zelfrapportage): eigen gedrag of mentale toestand beoordelen of beschrijven.
Introspection (zelfreflectie): persoonlijke observaties van iemands gedachten, perceptie en
gevoelens.
Hawthorne effect: veranderingen in het gedrag doordat ze weten dat ze worden geobserveerd.
Habituation (remming/gewenning): wordt gebruikt om hawthorne effect te verminderen. (afname
van een respons wanneer een stimulus herhaaldelijk of continu aanwezig is).
Descriptive/beschrijvende statistieken: worden gebruikt om een reeks gegevens samen te vatten.
* Centrummaten: gemiddelde, mediaan, modus.
* Spreidingsmaten: standaarddeviatie
* Correlatie: maten voor sterke samenhang tussen variabele.
Inferential (inferentiële statistieken: beoordelen hoe betrouwbaar de resultaten zijn.
* Kleine P waarde (p <0.05), gevonden verband waarschijnlijk niet door toeval bepaald.
* Resultaten statistisch significant.
Bias: afwijkingen die veroorzaakt worden door factoren buiten de onderzoekshypothese om.
Betrouwbaarheid: een meetwaarde is betrouwbaar in de mate dat het vergelijkbare resultaten
oplevert (repliceerbaarheid; meting op exact zelfde manier herhalen).
Operationele definitie: geeft precies aan wat een voorbeeld is van uw afhankelijke maat.
Validiteit: een meting die meet wat het moet meten.
Face validity: mate waarin het experiment meet wat het hoort te meten.
Criterium validiteit: onderzoeken of een test een voorspellende waarde heeft.
Error: random spreiding in resultaten.
Waarnemersverwachting: het onbewust beïnvloeden van de deelnemers van een onderzoek.
Autisme: aandoening, wordt gekenmerkt door het tekort aan het vermogen om emotionele banden
te smeden en om met andere mensen te communiceren. Ontwikkeld zich meestal voor 3 jaar.
H3; genetica en evolutionaire grondslagen van
gedrag.
Klasse eiwitten (structurele eiwitten): vormt de structuur van elke cel van het lichaam.
Grotere klassen eiwitten (enzymen): regelt de snelheid van elke chemische reactie in een cel.
Genen: zijn componenten van een stof DNA.
-Elk eiwit molecuul bestaat uit een lange keten van kleinere moleculen; aminozuren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sgmantel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.00. You're not tied to anything after your purchase.