Een weergave van alle college aantekeningen en belangrijke afbeeldingen op zo overzichtelijk mogelijke weergave.
Cijfer 8 (tip: lees nog even globaal de resultaten van de verschillende onderzoeken!)
College 1: Hechtingstheorie
Gehechtheidstheorie
Er bestaan de volgende gehechtheidsstijlen:
A. Onveilig – vermijdend gehecht.
B. Veilig gehecht.
C. Onveilig – ambivalent gehecht.
D. Onveilig – Gedesorganiseerd gehecht.
Uit onderzoek onder resusaapjes bleek dat:
Veiligheid, warmte en geborgenheid nog belangrijker zijn dan puur lichamelijke zaken voor de ontwikkeling van
kinderen.
Mentale representatie kind: Exploratie omgeving:
Sensitieve ouder Emotionele veiligheid & Sociaal-emotioneel, gedrag &
zelfwaardering cognitief
Een gehechtheidsrelatie: Een langdurige band waarin de partner belangrijk is als een uniek individu en niet
inwisselbaar is met anderen (Ainsworth, 1989).
Dus bij een gehechtheidsrelatie geldt:
1. Een speciale emotionele band.
- Die een duurzaam, exclusief (uniek) karakter heeft.
- Die niet per definitie wederkerig is (meestal niet; kind heeft ouder nodig, maar andersom niet).
- Een belangrijke context biedt voor het (leren) reguleren van emoties (exploratie).
2. De gehechtheidsband is meer dan een affectieve band (bv. een liefdesrealtie).
- Onderscheidend kenmerk: Het zoeken naar veiligheid bij een partner.
Voor de gehechtheidsrelatie tussen kind en professionele opvoeder geldt het volgende:
Verschil Overeenkomst
• De relatie is niet langdurig (bijv. wisseling van de • Vergelijkbare reacties bij stress:
leraar). - Veilige haven: Nabijheid bij stress.
• De relatie is niet exclusief (bijv. meerdere - Veilige basis: Exploratie van de omgeving.
groepsleiders).
Er is bekend dat professionals soms kunnen compenseren voor de slechte gehechtheid die een kwetsbaar kind
heeft met de eigen ouder.
Emotionele veiligheid
Emotionele veiligheid is een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen functioneren (beperkingen kunnen
komen door: passiviteit, agressiviteit en drugsgebruik).
➔ Wanneer emotionele veiligheid ontbreekt is een hechtingsfiguur nodig.
→ Bij kwetsbare kinderen zijn hechtingsrelaties met andere dan ouders vooral belangrijk.
Voor een kwetsbaar kind kan een professional heel goed een gehechtheidsfiguur zijn.
• Gelijkenis: Het kind gaat makkelijker hechting aan met de professional als het al veilig was gehecht
(mentale representatie).
• Compenserend: De goede band met de professionele opvoeder compenseert de slechte met ouder.
Het belang van de affectieve relatie/ sensitiviteit:
De pedagogische rol van de professional wordt gestimuleerd door de gehechtheidstheorie.
➔ Je hecht niet per se aan de professional, maar de band is wel belangrijk.
→ Het vormt de basis voor interventies.
1
,Mentale representaties
Mentale representatie:
➔ Een intern werkmodel.
→ Het geïnternaliseerd beeld van de relatie met de belangrijkste persoon.
→ Gevoelens gedachten en verwachtingen over zichzelf, de relatiepartner en onderlinge relaties.
▪ Gebaseerd op vroegere ervaringen met relaties/interacties met andere.
▪ (mede)gebaseerd voor toekomstig gedrag binnen de relatie.
Het idee: Andere kunnen vertrouwen, op mensen bouwen en er voor andere zijn.
→ De manier waarop je kijkt naar hoe andere met je omgaan wordt bepaald door de
mentale representatie. Het verklaart veel dingen die gebeuren.
Verschillende contexten
Schoolcontext
Boven op de didactische rol is er voor de leraar ook een functie weglegt voor het bieden van een veilige haven
en basis (maar, niet altijd in “echte” gehechtheid).
Focus op: De affectieve kwaliteit van dyadische leerkracht-leerling relaties (een-op-een-relaties die
leraar aangaat met leerling).
▪ Effecten van leerkracht-leerlingrelatie op schools functioneren.
▪ Effecten kind- en leerkrachtkenmerken op relatiekwaliteit.
Basis voor interventie: Op basis van de gehechtheidstheorie moet de relaties tussen leerkracht-leerling zo
goed mogelijk gemaakt worden.
Relatie met oudere leerlingen
Voor oudere leerlingen is vooral de beschikbaarheid van de leerkracht als veilige basis het belangrijkste.
➔ De leerlingen zijn al gewend aan de schoolcontext (veilige haven).
→ Het gaat daarom vooral over de emotionele beschikbaarheid van de leerkracht, maar deze hoeft niet
per se fysiek beschikbaar te zijn.
Let wel op: Het algemeen belang van de affectieve kwaliteit van de relatie met de leerkracht
blijft van belang.
Kinderopvang
Er wordt onderscheid gemaakt tussen dyadische sensitiviteit en groepssensitiviteit.
• De pedagogen zijn, door de leeftijd van de kinderen, secundaire hechtingsfiguren.
• De pedagogen hebben een compenserende rol.
Attachement bases child care:
De gehechtheidstheorie als basis van trainging aan leidsters expliciet.
Beleid: Sleutelfiguur en kind-volwassene ratio zo klein mogelijk.
→ Iemand die het aanspreekpunt is als het om het kind gaat. Zodat het kind zich hierop het
meest kan focussen en zo minmogelijk leiders per kind zijn.
Jeugdzorg
De hulpverlener is een tijdelijk hechtingsfiguur.
• De psychiatrische stoornis stimuleert hechtingsgdrag/zoeken naar nabijheid: Bedreiging voor de interne en
externe veiligheid.
• Psychiatrische instelling als veilige basis voor cognitieve en affectieve exploratie.
• Hechtingsproblemen als verklaring voor gedragsproblemen (bijvoorbeeld: agressiviteit omdat het kind zich
onveilig voelt).
• Binnen de hulpverlening is een hoger ratio hulpverleners met hechtingsproblemen (het is dan moeilijker
een veilige basis te bieden).
Interventies:
• Empathisch luisteren en ruimte voor pijnlijke ervaringen.
• Informatie op juiste manier aanbieden (niet bedreigend).
• Werken aan vertrouwensrelatie en zorgen voor een veilige basis.
• Consistentie van de hulpverlener is heel belangrijk.
- Wisselingen op tijd aankondigen (overgangen zo makkelijk mogelijk maken voor de client).
2
, Vaak gaat het om een stuk bewustwording bij de professionele opvoeder over de functie die je hebt en hoe
belangrijk het is, soms is het beleidsmatig.
College 2: Verschillende rollen en kwaliteit van de leerkracht
De goede leerkracht
Wat is een goede leerkracht? Scholieren willen het volgende:
• Competente lesgevers.
• Leerkrachten die hen open, warm en respectvol behandelen.
• Eerlijke leerkrachten (gelijkwaardig behandelen).
• Leerkrachten die ze kunnen vertrouwen.
• Gemotiveerde, gepassioneerde leerkrachten (overbrengen waarom lesstof belangrijk is).
• Leerkrachten die hen kunnen motiveren om te leren.
• Leerkrachten die de leer-kracht (hoeveel kun je aan) en autonomie van leerlingen verhogen.
Model van Bronfenbrenner
• Individueel: Leeftijd, sekse, gezondheid etc.
• Microsysteem: Familie, school, vrienden etc.
• Mesosysteem: Hierin bevindt de interactie tussen het exosysteem en mesosysteem.
• Exosysteem: Economische systemen, ecologische systemen, overheid, politiek, rechten etc.
• Macrosysteem: Normen en waarden van de cultuur.
• Chronosysteem: De tijd en invloed van historische activiteiten.
Het macrosysteem is belangrijk wanneer gekeken wordt naar de invloed van de leerkracht, maar de rol van de
leerkracht is over tijd wel veranderd (chronosysteem) en verschilt per cultuur (macrosysteem).
Let op: Binnen landen bestaan ook subculturen van scholen (bijvoorbeeld: Montessori Scholen).
Rollen van de leerkracht
• Rollen en domeinen:
- Instructie/didactiek:
Traditioneel de belangrijkste taak; instructie: het gebruik van concepten en schooltaal.
- Klasorganisatie/gedragsmangement:
Hoe geef je de klas vorm, hoe houd je orde.
- Emotionele organisatie/affectieve kwaliteit.
• Niveau:
- Klasniveau:
Hoe gedraag je je als leerkracht ten opzichte van de groep als geheel.
- Dyadisch niveau:
Band met elke afzonderlijke leerling in de klas.
Instructiekwaliteit
Hoe geef je instructie, hoeveel input heeft de leerkracht en hoeveel input heeft de leerling?
➔ Is de instructie meer leerkracht of leerlinggericht?
1. Rote: Drillen (zoals: opdreunen van tafels). Werd vroeger veel gebruikt.
2. Recitation: Meer dan het opdreunen van informatie, waarbij je vragen stelt, maar wat nog erg
sturend is (zoals: wijzen naar een boom en vragen wat is dit? – er is één antwoord).
3. Instruction/exposion: Erg sturend vanuit de leerkracht, maar je laat dingen vanuit het kind uitleggen
(zoals: “waarom is dit zo?”).
4. Discussion: Meer input van het kind zelf, waarbij het belangrijk is dat het kind zelf leert dingen te
ontdekken en dat in discussie met het kind wordt besproken.
5. Dialogue: Is nog mee open, vanuit het kind zelf door te ontdekken door meerdere materialen
aan te bieden. Het gaat erom dat leerlingen zelf input leveren en concepten
aanbiedt. Op basis van ervaring van de leerling op meer academisch niveau over
bepaalde fenomenen en ervaringen praten.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nsangers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.53. You're not tied to anything after your purchase.