100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Reader HBO-Jurist, Formuleren $3.77
Add to cart

Other

Samenvatting Reader HBO-Jurist, Formuleren

 629 views  5 purchases
  • Course
  • Institution

Dit is de samenvatting van de reader van de HBO-Jurist, Formuleren

Preview 3 out of 6  pages

  • November 10, 2014
  • 6
  • 2013/2014
  • Other
  • Agnes van der heel
avatar-seller
Samenvatting Formuleren
Grammatica

1.Hoofdzin en bijzin:
Hoofdzin: Een zelfstandige zin, bijna altijd met een onderwerp en een persoonsvorm.
De persoonsvorm staat meestal op de tweede plaats.
Bijv. Jan loopt naar de bakker.
Bijzin: Een afhankelijke zin (van de hoofdzin). De persoonsvorm staat vaak verder naar
achteren.
Bijv. Jan die morgen jarig is, loopt naar de bakker.

2.Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde:
Werkw.gez: De persoonsvorm en eventueel andere werkwoordsvormen uit de zin.
Bijv. Ik loop naar de bakker. Wat sta je daar te lachen? Hij heeft het wel ver laten
komen.
Naam.gez: Het koppelwerkwoord (+ andere werkwoorden) met de informatie die dat
koppelwerkwoord aan het onderwerp koppelt.
Bijv. Ik word boos. Hij is ziek. Ik ben boos geworden. Het schijnt mooi weer te worden

3.Persoonsvorm:
Het werkwoord dat tijd, persoon en getal aangeeft. (vraag zin maken)

4.Onderwerp:
Zinsdeel dat persoonsvorm regeert (wie/wat)

5.Lijdendvoorwerp:
Zinsdeel dat de handeling ondergaat die het werkwoord uitdrukt. (wie of wat wordt er door het
onderwerp ge-werkwoord) Bijv. Eiser dagvaardt gedaagde. Janneke bekijkt de stukken.

6.Meewerkend voorwerp:
Zinsdeel dat uitdrukt wat of wie bij de handeling betrokken is. Je kunt er aan of voor zetten of deze
woorden weglaten. Bijv. Ik geef het boek aan hen. Heb jij het Pieter gevraagd?

Woordsoorten:

1.Voorzetsels:
Bijv. Op het huis, over de brug, onder ons, door de bank. (denk aan het woordje kast)

2.Werkwoorden:
Hulp w.w.: Werkwoord dat niet zelfstandig optreedt, maar betekenis geeft aan een ander -
zelfstandig- werkwoord. Veelvoorkomende hulpwerkwoorden zijn: hebben zijn en
worden. Bijv. Ik heb gelogen. Hij wordt vervolgd. Wij zijn gekwalificeerd
Koppel w.w.: Werkwoord dat eigenschap koppelt aan het onderwerp: zijn, worden, blijven,
schijnen, blijken, heten, dunken en voorkomen.
Bijv. Ik word ziek. Ik ben jurist. Hij blijkt zeer kundig.
Zelfst. w.w.: Het werkwoord dat de handeling of een toestand beschrijft.
Bijv. Oordeel niet te snel. Kom je vanavond eten? Ik nodig je uit. Ik loop recht etc.

Voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord:
Voltooid d.w.: Ik ben verhuisd. Hij heeft beloofd. Ik ben benoemd. Ik heb gesproken. Etc.
Tegen. d.w.: Lopend naar huis…Hangende het onderzoek is de zaak… etc.

,3.Lidwoord:
De het en een zijn lidwoorden. Er is een onderscheid tussen bepaalde (de,het) en onbepaalde (een)
lidwoorden.

4.Zelfstandig naamwoord:
Het huis. De inrichting. De overbodige vraag. De vrouw. De liefde. Etc.

5.Bijvoegelijk naamwoord:
Het mooiste huis. De eerste zon. De eenvoudige oefening. Etc.

6.Bezittelijk voornaamwoord:
Mijn fiets. Jouw zus. Onze vakantie. Etc.

7.Bijwoord:
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, een bijvoegelijk naamwoord, een ander bijwoord, of een
telwoord. Een bijwoord kan ook een tijd uitdrukken (gisteren/morgen), een plaats (er/daar), een
onzekerheid (misschien), een ontkenning (geenszins) of een reden (daarom).
Bijv. Ik schrijf snel. Het loopt goed. Wellicht komt er nog een heel mooie oplossing.

8.Verwijsvoorden (zie 2.2):
Deze, die, dit, dat, wat, waarvan, erdoor, hen, hun etc.

9.Voegwoorden:
Geven het verband tussen zinnen of zinsdelen aan.
Bijv. Want, en, maar, omdat, doordat, waardoor, etc.

, Grammaticale fouten:

1.Incongruentie/Congruentiefout:
Congruentie houdt overeenstemming van persoon en getal in: onderwerp en persoonsvorm moeten
allebei in meervoud dan wel enkelvoud staan. Ook bij een verwijswoord spreek je van congruentie
als het getal en geslacht overeenkomt met het antecedent(het woord waarnaar het verwijswoord
verwijst). Als dit niet het geval is spreken we van congruentiefouten/incongruentie.
Goed voorbeeld: De toehoorders stonden te wachten.
: Een groepje toehoorders stond te wachten.
: Een aantal spelers heeft pech.
: Zowel Claire als Joost houdt erg van aardbeien.
: Zowel de docent als de studenten zijn blij.

2.Verwijswoorden:
Verwijzen naar zelfstandige naamwoorden:
Het woorden: Verwijs je met ‘dit’ of ‘dat’
Bijv: Het boek dat op tafel ligt. Dit boek ligt op tafel. Dat boek ligt boven.
De woorden: Hoofdzinnen verwijs je met ‘deze’ ‘die’ ‘hij’ of ‘zij’
Bijzinnen verwijs je met ‘die’
Bijv. Ik zie de kast. Hij/deze/die is nieuw.
Ik zie de kast, die nieuw is.
Ik zie de schoenen. Zij/deze /die zijn nieuw.
Ik zie de schoenen, die nieuw zijn.
Verwijzen naar onbepaalde woorden:
Woorden als, iets, niets, alles, veel, het enige en het eerste zijn niet concreet, oftewel onbepaald.
Wanneer je verwijst naar zo’n onbepaald woord, gebruik je wat.
Ook na ‘het’ woord plus een overetreffende trap gebruik je wat, als de overtreffende trap niet wordt
gevolgd door een zelfstandig naamwoord.
Let op:! Naar alle ‘de’ woorden verwijs je met ‘die’.
Voorbeelden: Het gekste wat mij is overkomen..
Het eerste wat ik ga doen is slapen.
Alles wat hij ooit heeft gedaan…
Vergelijk: Het beste boek dat ik heb gelezen, is van Charlotte.
Het beste wat zij heeft geschreven is Zaterdag.
De laatste die binnenkomt, moet de deur sluiten.
Verwijzen naar hele zinnen:
Veerwijs je naar een hele voorgaande zin, dan gebruik je bij een bijzin ‘wat’ en bij een hoofdzin ‘dat’.
Bijv.: Ik hoorde de man vertellen dat hij wel vaker pakjes shag meenam, wat me toch wel verbaasde.
Ik hoorde de man vertellen dat hij wel vaker pakjes shag meenam. Dat verbaasde me toch wel.
Verwijswoorden in combinatie met voorzetsels:
In hoofdzinnen verwijs je met ‘daar’. In bijzinnen verwijs je met ‘waar’.
Bijv.: Ik houd van pizza. Daar houd jij ook van. (Daarvan houd jij ook)
Ik houd van pizza, waar jij ook van houdt. (Ik houd van pizza, waarvan jij ook houdt.)
Verwijswoorden voor personen in combinatie met voorzetsels:
In hoofdzinnen verwijs je naar personen in combinatie met een voorzetsel met ‘hem’, ‘haar’ en ‘hen’.
In bijzinnen verwijs je naar personen met een voorzetsel plus ‘wie’.
Bijv.: Dit is Johan. Ik werk met hem samen.
Dit is de man, met wie ik samenwerk

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller l0tth. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.77  5x  sold
  • (0)
Add to cart
Added