Samenvatting Jurisprudentie insolventierecht
Week 1
HR 28 juni 2013, NJ 2013/365 (Y)
Onderwerp: Misbruik van bevoegdheid bij aanvragen eigen faillissement.
In deze zaak had de betrokkene zijn eigen faillissement aangevraagd zodat hij daarna kon worden
toegelaten in de schuldsanering. De Hoge Raad oordeelt in r.o. 3.1 dat de betrokkene misbruik van
bevoegdheid maakt omdat er geen bekende baten waren en het faillissement enkel tot een toename
van de schulden zou leiden. Ook kon het salaris van de curator niet betaald worden en betrokkene in
de rechtbank aan dat hij gebruik maakte van het faillissement om in de schuldsanering terecht te
kunnen komen. Volgens de Hoge raad is dit niet het doel van het faillissement.
HR 17 januari 2014, NJ 2014/61 (Unitco)
Onderwerp: pluraliteitsvereiste faillissement
Schuldenaar (H) was op verzoek van Unitco failliet verklaard. Hij had ook een aantal andere schulden
en Unitco wist daarvan af waardoor er aan het pluraliteitsvereiste voldaan werd. Na het faillissement
heeft H regelingen getroffen met de steunvorderingen waardoor er in het hoger beroep geen sprake
meer was van pluraliteit. De Hoge Raad geeft in r.o. 3.3.1 aan dat het voor de faillietverklaring vereist
is dat de schuldenaar meer dan één schuldeiser heeft en dat het bestaan van de vorderingen
summierlijk is gebleken. Verder geeft de HR aan dat er in het hoger beroep ex nunc getoetst dient te
worden. In een hoger beroep moet de rechter de situatie op dat moment dus opnieuw beoordelen.
HR 24 maart 2017, NJ 2018, 225 (Säkaphen/ Carrecon-Piguillet)
Onderwerp: pluraliteitsvereiste faillissement
Eigenlijk wordt in dit arrest het pluraliteitsvereiste weer bevestigd. Het gaat om het zinnetje uit r.o.
3.3.2. ‘’dat het faillissement ten doel heeft het vermogen van de schuldenaar te verdelen onder diens
gezamenlijke schuldeisers’’; dit impliceert dat er minstens twee schuldeisers moeten zijn.
HR 25 mei 2018, NJ 2019/393 (Coöperatieve Rabobank U.A./Winters)
Onderwerp: pluraliteitsvereiste faillissement
Winters is op verzoek van de Rabobank failliet verklaard maar is het hier niet mee eens. Winters treft
een regeling met de schuldeisers van de steunvorderingen waarbij afgesproken wordt dat er een
betaald bedrag betaald zal worden wanneer het faillissement vernietigd wordt in hoger beroep. De
Hoge Raad herhaalt eerst in r.o. 3.4.2. dat de voor een faillietverklaring geldende eis dat summierlijk
blijkt van een steunvordering, wordt gesteld omdat het faillissement ten doel heeft het vermogen
van de schuldenaar te verdelen onder diens gezamenlijke schuldeisers dan dat de faillietverklaring
van iemand met slechts één schuldeiser niet strookt met dit doel. Vervolgens geeft de Hoge Raad in
r.o. 3.4.3 aan dat een steunvordering niet opeisbaar hoeft te zijn en de omvang daarvan tevens niet
vast hoeft te staan. Verder is het zo dat wanneer de steunvordering pas zal worden voldaan NA het
faillissement, die tijdens het aanvragen van het faillissement nog bestaat waardoor er op dat
moment aan het pluraliteitsvereiste wordt voldaan.
HR 19 april 1996, NJ 1996/727, m. nt. W.M. Kleijn (Maclou/ Curatoren Van Schuppen)
Onderwerp: Persoonlijke aansprakelijkheid curator; maatstaf
Er was sprake van een failliet horecabedrijf. Er waren eigen spullen van het bedrijf zelf en er waren
spullen van derden. Er werd een doorstart gemaakt en de curator sprak met de doorstarter af dat hij
die spullen van derden zou teruggeven maar daar ging uiteindelijk iets mis. De Derden kregen hun
spullen niet en stelden de curator persoonlijk aansprakelijk. Het gaat erom dat de curator meerdere
belangen te behartigen heeft. En uiteindelijk vond de HR dat de curator niet persoonlijk aansprakelijk
,was. De HR geeft in r.o. 3.6 aan dat de zorgvuldigheidsnorm voor curatoren in beginsel niet gelijk is
aan de zorgvuldigheidsnorm die geldt voor advocaten. De norm voor curatoren komt erop neer dat
een curator behoort te handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende
inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezet inzicht verricht.
HR 19 april 2003, NJ 2004, 293 (Curatoren Mobell/Interplan)
Onderwerp: persoonlijke aansprakelijkheid curator; maatschappelijk belang vs. Belang schuldeisers.
Er was een doorstart. De curator vond een opkoper en verkocht alle spullen maar zei tegen de koper
dat de koper de spullen van derden er maar uit moest vissen en terug moest geven. Dit ging weer mis
en de curator verdedigde zich door te stellen dat dit in het kader van een doelmatige afwikkeling van
het faillissement was. De Hoge Raad oordeelt in r.o. 3.5.2. dat het onder omstandigheden
gerechtvaardigd kan zijn dat een curator voorrang geeft aan zwaarwegende belangen van
maatschappelijke aard boven de belangen van individuele schuldeisers, maar dat het door de
curatoren ingeroepen belang van een doelmatige afwikkeling van het faillissement NIET tot deze
mogelijke zwaarwegende maatschappelijke belangen behoort.
HR 16 december 2011, NJ 2012/515, m. nt. F.M.J. Verstijlen (Prakke/Gips)
Onderwerp: Persoonlijke aansprakelijkheid curator
In dit arrest wordt de norm voor persoonlijke aansprakelijkheid van de curator die in het Maclou-
arrest geformuleerd is aangevuld met twee vereisten. De HR geeft in r.o. 3.4.2. aan dat de curator
moet handelen naar het belang van de boedel en dat hij bij de uitoefening van zijn taak veel
beleidsvrijheid heeft. Voor het aanwezig zijn van persoonlijke aansprakelijk is het vereist dat de
curator handelde binnen deze beleidsvrijheid. Verder wordt er in r.o. 3.4.3. aangegeven dat het
vereist is dat er aan de curator een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Er wordt aangegeven
dat ‘hij gehandeld heeft terwijl hij het onjuiste van zijn handelen inzag dan wel behoorde te zien’.
HR 9 november 2018, NJ 2018/464 (De Klerk c.s)
Onderwerp: Persoonlijke aansprakelijkheid curator; actief wanpresteren curator
In deze zaak ging de curator het pand van de failliet onderverhuren terwijl dit in strijd was met de
huurovereenkomst. De verhuurder had het pand op grond van artikel 39 FW opgezegd met een
opzegtermijn van drie maanden. In deze drie maanden heeft de curator in strijd met het
huurcontract onderverhuurd aan een derde. De HR geeft in r.o. 3.4.2. aan dat het onderverhuren van
een pand een ‘actieve wanprestatie’ is, zoals in het arrest Credit Suisse/Jongepier is vastgesteld.
Vervolgens wordt in r.o. 3.5.2. aangegeven dat indien de curator WEL gebonden is aan regels, en hij
deze niet nakomt, hij in beginsel persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld. Eigenlijk heeft de HR
hier gezegd dat de curator de regel geschonden heeft dat hij niet actief mag wanpresteren, maar dat
hij dat in deze situatie wel gedaan heeft.
, Week 2
HR 5 september 1997, NJ 1998/437 (Ontvanger/Hamm q.q.)
Onderwerp: onverschuldigde betaling
In dit arrest heeft de HR een uitzondering gegeven op het beginsel dat het salaris van de curator als
eerste voldaan wordt. Dit is de onverschuldigde betaling als gevolg van een onmiskenbare vergissing.
Er ontstaat dan een super preferente vordering die boven het salaris van de curator gaat. De HR
geeft in r.o. 3.4. aan dat de curator in zo’n geval verplicht is om ‘’Uit de beschikbare middelen van de
boedel een bedrag te voldoen gelijk aan dat waarmee de boedel is verrijkt aan degene die
onverschuldigd heeft betaald. De aard van deze verplichting brengt mee dat de curator haar zo
spoedig mogelijk dient na te komen, zonder de afwikkeling van de boedel af te wachten en met
voorbijgaan van aanspraken van andere boedelcrediteuren. ’’
HR 28 september 1990, NJ 1991/305 (De Ranitz q.q./Ontvanger)
Onderwerp: Negatieve boedel en salaris curator
Dit arrest heeft betrekking op de volgorde van de boedelschuldeisers op het moment dat er een
negatieve boedel is. In r.o.3.5 wordt aangegeven dat Indien het actief van de boedel niet toereikend
is om alle boedelschulden te voldoen, die schulden in beginsel naar evenredigheid van de omvang
van elke schuld moeten worden voldaan, behoudens de daarvoor geldende wettelijke redenen van
voorrang. Kosten van executie en vereffening en het salaris van de curator moeten als eerst worden
voldaan en staan dus helemaal bovenaan de hiërarchie.
HR 28 april 2006, NJ 2006/503 (Huijzer q.q./Rabobank),
Onderwerp: artikel 52 FW
In deze zaak had de Rabobank na de faillissementsdatum een bedrag overgeboekt naar een derde.
De HR geeft in r.o. 3.2 aan dat de voor het antwoord op de vraag of aanspraak betstaat op betaling
aan de curator bepalend is het moment waarop de bank wist of behoorde te weten dat er sprake
was van een (dreigend) faillissement (vlg. art. 52). In r.o. 3.3 geeft de HR aan dat artikel 52 Fw
rechtstreeks van toepassing is in gevallen waarin de bank uitvoering geeft aan een na de
faillietverklaring gegeven betalingsopdracht terwijl de failliet volgens artikel 23 Fw niet
beschikkingsbevoegd was. De curator kan het betaalde dan terugvorderen. in art. 52 Fw een
uitzondering voor zover het gaat om een betaling aan de gefailleerde vóór de publicatie van het
faillissement door een derde die met het inmiddels uitgesproken faillissement niet bekend was.
Vereist is dat de betaling geschiedt ter nakoming van een verbintenis die vóór het faillissement is
ontstaan.
HR 8 juni 2007, NJ 2007/419 (Van der Werff q.q./BLG) (Bundel aanvullende jurisprudentie)
Onderwerp: onverschuldigde betalingen aan boedel
Dit arrest is een uitbreiding op het arrest ontvanger/Hamm QQ. De Hoge Raad herhaalt in r.o. 3.3.1
dat er een verplichting tot directe terugbetaling voor de curator ontstaat wanneer er
onverschuldigde betaling ontstaat met de gefailleerde en er nimmer een rechtsverhouding heeft
bestaan tussen hun en de betaling slechts het gevolg was van een onmiskenbare vergissing. In r.o.
3.3.3. wordt door de curator aangegeven dat het uitgangspunt met betrekking tot de
terugbetalingsverplichting is dat de betaling onverschuldigd is geschiedt. Daarvan is sprake wanneer
er aangeknoopt kan worden bij het begrip ‘zonder’ rechtsgrond zoals in art. 6:203 BW is aangegeven.
Wanneer een betaling is gedaan die achteraf onverschuldigd bleek te zijn is hiervan geen sprake. In
casu bleek de betaling onverschuldigd te zijn als gevolg van het met terugwerkende kracht tot een
vóór de faillietverklaring gelegen tijdstip en daarom was er geen sprake van een onverschuldigde
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Rechtenstudent1415. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.14. You're not tied to anything after your purchase.