In deze samenvatting vind je de begrippenlijst voor het vak Onderwijskunde Bovenbouw uit het 2e leerjaar van de PABO op Saxion Deventer.
In deze begrippenlijst staan alle begrippen van de 6 bijeenkomsten, op 3 begrippen van bijeenkomst 2 (didactiek) en 3 begrippen van bijeenkomst 5 (sociale veilig...
Pedagogiek
Pedagogiek of opvoedkunde is de studie van de manier waarop volwassenen jeugdigen grootbrengen
met een bepaald doel voor ogen.
Pedagogisch klimaat
Het totaal aan bewust gecreëerde en aanwezige omgevingsfactoren die inspelen op het welbevinden
van het kind waardoor het zich in meer of mindere maten kan ontwikkelen.
Pedagogisch-didactisch handelen
Hierbij gaat het om vormgeven van het leren zelf. Verschillen tussen leerlingen moet worden erkend
en op deze verschillen moet worden ingespeeld door leerlingen uit te dagen, te ondersteunen en te
vertrouwen.
Relatie
Heeft te maken met de waardering die kinderen krijgen om wie ze zijn, dat ze erbij horen, onderdeel
zijn van een sociale groep. Wordt bevorderd door warmte en verminderd door afwijzing.
Autonomie
Wordt gewaarborgd wanneer leerlingen de zelfstandigheid krijgen om taken zelf te verrichten, zelf
mogen beslissen, zelf verantwoordelijkheid dragen. Wordt vergroot bij steun of aanmoediging,
verkleind door dwang/controle.
- Keuzes (helemaal zelf kiezen) en pseudokeuzes (kiezen uit opties, beperkte keuzes)
Competentie
Dat leerlingen vertrouwen en plezier hebben in hun eigen kunnen, zich bekwaam voelt in wat er in
de klas gevraagd wordt en zin heeft om nieuwe dingen te leren. Wordt bevorderd door structuur en
wordt ondermijnd door chaos.
- Structuur en verwachtingen
Pedagogische opdracht
Hiermee wordt het doelbewust handelen van een leerkracht bedoeld, waarbij hij werkt aan
maatschappelijke en ontwikkelingsgerichte leerdoelen rond vorming, opvoeden, burgerschap en
sociale integratie.
Pedagogisch tact
Begrip dat verwijst naar het handelen van leraren, niet zozeer naar hun kennis of ervaring of iets wat
je op de opleiding leert. Het is geen competentie en verwijst niet naar gedrag. Het gaat om de leraar
zelf en diens persoon.
Individualisering
Verschillende langlopende samenhangende ontwikkelingen die ertoe geleid hebben dat mensen in
westerse samenlevingen meer als individu i.p.v. als groep(en) in de samenleving komen te staan.
,Informalisering
Wordt gedoeld op het aan individualisering rakend proces waarbij machtsrelaties vanaf het einde van
de 19de eeuw gelijkwaardiger zijn geworden en omgangsvormen losser; men accepteert niet langer
automatisch de hiërarchie van het formele gezag dat de maatschappij heeft toegekend aan politici en
autoriteiten.
Internationalisering
In de onderwijscontext zien we dit bijvoorbeeld terug in de multiculturaliteit van de
leerlingenpopulatie.
Informatisering
Binnen de onderwijscontext wordt dit zichtbaar door o.a. ict-toepassingen binnen de school, zoals
het digibord. Verder is het voor scholen belangrijk om te kunnen aansluiten bij de leefwereld van
jongeren.
Intensivering
Richt zich op het versnelde ritme, de grotere drukte en de tijdsdruk in het dagelijks leven en verwijst
naar het verlangen van mensen naar intense en intensieve emotionele ervaringen.
Kenmerken bovenbouw leerling
• Beginnende puberteit
- kan rond 10 jaar beginnen (meestal bij meisjes)
- toegenomen hormoonspiegel
- groeispurt
- ontwikkeling geslachtskenmerken
- minder in balans
- onzekerheid
- stemmingswisselingen
- brein (executieve functies) volop in ontwikkeling
- grenzen opzoeken
- identiteitsontwikkeling
• Vertrouwd met schoolomgeving
- behoren tot de oudere kinderen van de school
• Uitbreiding cognitieve capaciteiten en schoolse vaardigheden
- informatie wordt toegankelijker
• Uitbreiding leefmilieu
- veel sociale contacten
• Vriendschappen zelfstandig onderhouden
- deelnemen aan het verkeer
Executieve functies
Er zijn meerdere denkprocessen die gezamenlijk ons gedrag aansturen:
Plannen en organiseren: het vermogen om vooruit te denken, een plan te maken, in te schatten
hoelang iets duurt, prioriteiten te stellen, beslissingen te nemen.
Flexibiliteit: je kunnen aanpassen als iets veranderd, een probleem anders oplossen, schakelen
tussen activiteiten.
Werkgeheugen: dit is de tijdelijke opslagcapaciteit van ons brein, waarin we taak gerelateerde
informatie bewerken, bijvoorbeeld een rekensom.
,Inhibitie: het vermogen om impulsen (prikkels uit de omgeving of van binnenuit; zoals honger) te
onderdrukken.
Emotieregulatie: het adequaat aansturen van je emoties, zoals op een gepaste manier je boosheid
uiten.
Gedragsevaluatie: het gebruiken van feedback uit je omgeving om je eigen gedrag aan te passen, in
de gaten hebben wat het effect is van je gedrag op dat van een ander.
Motivatie
Een misvatting over motivatie is dat het zou leiden tot leren en presteren. Succeservaringen leiden
tot motivatie: goede rekenprestaties hebben een positief effect op de intrinsieke motivatie, maar
motivatie zelf leidt niet tot betere rekenprestaties.
Intrinsieke motivatie: persoonlijk belang
Extrinsieke motivatie: interne verplichting
Attributietheorie – Bernard Weiner
Verklaringen die mensen zelf geven voor hun succes of falen. Weiner geeft inzicht in deze
verklaringen door ze te omschrijven in drie dimensies:
1. De locusdimensie: ligt de oorzaak bij jou of buiten jou? Heb je een slecht cijfer omdat je er
met de pet naar hebt gegooid of heeft de leerkracht de toets te moeilijk gemaakt?
2. De invloeddimensie: heb je invloed op de uitkomst of niet? Heb je een opdracht niet
kunnen maken omdat je lui was of omdat je ziek was?
3. De stabiliteitsdimensie: is de oorzaak veranderlijk of stabiel? Begrijp je de stof niet omdat
je niet goed hebt opgelet of omdat het te hoog gegrepen is voor je?
Interne attributies: oorzaak ligt bij jezelf
Externe attributies: oorzaak ligt buiten jou
Prestatiedoelentheorie – Paul Pintrich
Leerlingen kunnen verschillende doeloriëntaties hebben. Bij een leeroriëntatie is een leerling
intrinsiek gemotiveerd, hij wil de stof goed kunnen beheersen. Bij een prestatieoriëntatie is
de leerling extrinsiek gemotiveerd, hij wil het hoogste cijfer van de klas.
Vier verschillende doeloriëntaties bij het werken aan een taak
Leeroriëntatie Prestatieoriëntatie
Aanpakken Ik wil graag goed kunnen Ik leer mijn topo elke dag,
lezen, dus ik oefen veel want ik wil een tien voor
thuis. topo.
Vermijden Ik maak altijd extra Ik leer mijn topo elke dag,
opdrachten in het want ik ben bang dat ik
werkboek, want anders mis anders weer het slechtste
ik misschien iets. cijfer van de klas krijg.
, Communicatie
• Actief luisteren
• Gevoelens van het kind benoemen, herkennen en accepteren
• De ik-boodschap inzetten bij onacceptabel gedrag
• Je wijst het kind nooit af
De ik-boodschap
• Je houdt de mededeling dicht bij jezelf
• Het brengt beter over wat je wilt bereiken
• Het is een gepaste assertieve manier van feedback geven op iemands gedrag
• Meer kans op gewenst effect
Samenstelling van de ik-boodschap
- begin de boodschap met ik
- benoem je gevoel of belemmering
- benoem het gedrag van de ander dat je niet zint
- geef de reden waarom dat zo is
- geef een suggestie van het gedrag dat je graag wilt zien. Begin deze zin ook met ik.
Bijeenkomst 2 – Didactiek
Leren
Een proces, met min of meer duurzame resultaten, waardoor nieuwe gedragspotenties van de
persoon ontstaan of reeds aanwezige zich wijzigen (Van Parreren, 1976). Een proces waar het gaat
om het verwerven van kennis, inzicht en vaardigheden. Er zijn drie verschillende vormen van leren;
• Beheersen
- Onder beheersing verstaan we dat de leerstof onthouden en begrepen wordt.
• Beklijving
- Beklijving of verankering gaat een stap verder en wil zeggen dat de verbinding met
andere leerstof en eigen ervaringen gelegd wordt.
• Wendbaar gebruik (creatief toepassen)
- Leren gericht op wendbaar gebruik wil zeggen dat de leerling het geleerde in een nieuwe
situatie kan gebruiken.
Behaviorisme (rond 1900)
Klassieke conditionering (Pavlov): Er ontstaat een koppeling tussen een bestaande reflex en nieuwe
impuls.
Operante conditionering (Thorndike, Skinner): Er wordt gedrag geleerd op basis van de gevolgen
van het operant gedrag. Bepaald gedrag zal vaker voorkomen indien het wordt versterkt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kellyzweverink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.94. You're not tied to anything after your purchase.