Hoofdstuk 1 Markten
§1.1 Soorten markten
De abstracte markt is het geheel van vraag en aanbod van een bepaald product.
Omzet = afzet x prijs
Hoofdstuk 2 Vraag: op zoek naar een spijkerbroek
§2.1 Vraag naar jeans
Als vrager ben je de koper en als aanbieder ben je de verkoper.
Factoren voor de gevraagde hoeveelheid zijn: inkomen eb prijs van product.
Ceteris Paribus: de veronderstelling dat andere factoren die de vraag beïnvloeden
constant blijven.
Complementaire goederen zijn goederen die elkaar aanvullen.
Substitutie goederen zijn goederen die elkaar vervangen.
De gezamenlijke vraag van alle consumenten noemen we de collectieve vraag.
Je kunt de collectieve vraaglijn opstellen door de individuele vraaglijn van de vrager
samen te voegen.
De collectieve vraagfunctie bestaat uit twee functies: één waarbij de individuele
vraaglijnen zijn opgeteld (als 0<80) en één waarbij er één vraagfunctie geldt (p>80).
§2.2 Hoe sterk reageert de vraag naar spijkerbroeken op een prijsverandering
De prijselasticiteit van de vraag (Ev) geeft aan hoe sterk de vraag reageert op een
prijsverandering. Procentuele verandering van gevraagde hoeveelheid
Ev = procentuele verandering prijs
De oorzaak is de noemer en het gevolg is de teller.
Het minteken bij de prijselasticiteit van de vraag geeft een tegengesteld verband aan.
Is de absolute waarde groter dan 1, dus |Ev| > 1, dan is de procentuele
vraagverandering groter dan de prijs. Kleiner is andersom.
Goederen die noodzakelijk zijn, zijn primair. Het tegenovergestelde zijn luxe
goederen.
§2.3 Hoe sterk reageert de vraag naar Easy Blue op een prijsverandering van cool
De kruiselingse prijselasticiteit van de vraag geeft weer hoe sterk de vraag van het
ene goed reageert op een prijsverandering van een ander goed.
Procentuele verandering van gevraagde hoeveelheid van een product
Ek = procentuele verandering van een prijs van een ander product
Bij substitutie goederen is de Ek positief en bij complementaire goederen is de Ek
negatief.
§2.4 Hoe sterk reageert de vraag naar spijkerbroeken op een inkomensverandering
Hoe sterker de vraag naar het product reageert op een verandering van het
besteedbaar inkomen (Y) -> inkomenselasticiteit van de vraag (Ey).
Procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid
Ey = procentuele verandering van besteedbaar inkomen
Als normale goederen een positief inkomenselasticiteit hebben, heb je bij een hoger
inkomen dat de hoeveelheid stijgt.
Primaire goederen zijn inkomensinelastisch
Luxe goederen zijn inkomenselastisch en een drempelinkomen want ze worden vanaf
een bepaald inkomen aangeschaft.
Verzadigingsinkomen is dat er vanaf een bepaald inkomen een verdere stijging leidt
van het inkomen niet meer tot een toename van de gevraagde hoeveelheid.
Hoofdstuk 3 Productie van spijkerbroeken
, §3.1 De reis van spijkerbroeken
De weg die een product aflegt van grondstof tot eindproduct is voor te stellen in een
bedrijfskolom.
Specialisatie: als een bedrijf alleen één product gaan verkopen.
Parallellisatie: als een bedrijf actief is in meerdere bedrijfskolommen.
Verticale integratie: bedrijven omvatten meerdere schakels uit een eigen
bedrijfskolom. Een kledingconcern heeft bijvoorbeeld eigen fabrieken: ontwerp,
productie en verkoop van kleding zijn geïntegreerd.
Differentiatie: een bepaalde schakel in de bedrijfskolom, een productiefase,
afgestoten door een bedrijf dat eerder deze schakel omvatte.
Integratie kan zekerheid opleveren, omdat de afhankelijkheid van leveranciers
kleiner wordt -> kan ook transactiekosten verminderen.
Transactiekosten zijn alle kosten die gemaakt moeten worden om een ruil tot stand
te brengen.
Verticale integratie is voordelig als e marktprijs + transactiekosten hoger zijn dan de
kosten van het maken van het product -> transactiekosten elimineren.
Integratie kan ook een oplossing bieden bij problemen tussen toeleveranciers en
fabrikant.
Als toeleveranciers en fabrikant een contract afsluiten, waarbij de fabrikant een grote
investering moet doen om een product te kunnen leveren, dan kan dat tot een
scheve machtsverhouding leiden.
De fabrikant heeft verzonken kosten die hij niet meer kan terugverdienen ->
berovingsprobleem.
§3.2 De productiekosten
Een bedrijf heeft sowieso kosten om het draaiende te houden.
Kosten die niet veranderen als de productie verandert, noemen we constante kosten
of vaste kosten -> totale constante kosten (TCK)
Kosten die wel veranderen noemen we variabele kosten -> totale variabele kosten
(TVK).
GCK is de gemiddelde constante kosten en die daalt als de productieomvang stijgt.
Als de totale variabele kosten evenredig stijgen met de productie zijn de variabele
kosten proportioneel variabel.
Formules:
- GCK = TCK/q - TK = TVK + TCK
- GVK = TVK/q - GTK = GCK + GVK
§3.3 Proportioneel, progressief en degressief variabele kosten
De variabele kosten zijn niet altijd proportioneel.
Het is mogelijk dat de gemiddelde variabele kosten in het begin bij een stijging van de
productieomvang doordat het productieproces efficiënter verloopt -> degressief
variabele kosten. De variabele kosten stijgen minder dan evenredig.
Vanaf een bepaalde productieomvang kunnen de GVK toenemen, wat bv kan duiden
op een minder efficiënte arbeidsdeling. De variabele kosten stijgen meer dan
evenredig -> progressief variabel.
§3.4 Hoeveel produceren
Totale opbrengst (TO) = omzet
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pauline36. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.