100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Boekje economische crisis samenvatting $4.31   Add to cart

Summary

Boekje economische crisis samenvatting

 3 views  0 purchase
  • Course
  • Level

een samenvatting van boekje economische crisis met alle belangrijke woorden onderstreept. HOOFDSTUK 7 ZIT ER NIET BIJ!

Preview 3 out of 19  pages

  • June 20, 2021
  • 19
  • 2019/2020
  • Summary
  • Secondary school
  • 5
avatar-seller
Hoofdstuk 1 De grote recessie
§1.1 Van kredietcrisis naar recessie
 Krimpende economie is dat er minder goederen en diensten worden geproduceerd. Als een
krimp minstens twee kwartalen aanhoudt, spreken officiële bronnen van een recessie.
 Het bruto binnenlands product (bbp) is de totale productie in een jaar en is gelijk aan het
totale inkomen van dat jaar.
 Het eurogebied (eurozone) omvat de landen die de euro gebruiken als betaalmiddel.
 Een van de oorzaken van de crisis (2008) die vaak genoemd wordt is de lage rente in de jaren
vóór de crisis. De lage rente komt door toename van besparingen en afname investeringen ->
toename aanbod en een afname van de vraag.
§1.2 Financiële markten
Vermogensmarkt
 De vermogensmarkt is het geheel van de vraag naar en het aanbod van vermogen.
 Marktpartijen met een geldtekort vragen geld en marktpartijen met een geldoverschot
bieden geld aan.
 Rente is de prijs die op de vermogensmarkt tot stand komt.
 Sparen wordt in de economie gedefinieerd als het niet besteden van inkomen -> besparingen
zijn gedwongen (pensioenpremie) of vrijwillig (spaarrekening, beleggen -> aandelen).
 Bij vrijwillige besparingen kan men een gedeelte oppotten.
 Beleggers bieden hun vermogen op de vermogensmarkt voor inkomen en de vraag naar
vermogen komt vooral van bedrijven die willen investeren.
 De ruil in de tijd werkt nu andersom: de vragers op de vermogensmarkt hevelen toekomstige
koopkracht over naar het heden.
 De spaarquote is het gedeelte inkomen dat wordt gespaard -> meer dan een kwart van
inkomen wordt gespaard -> hiervoor zijn er verschillende verklaringen:
- De groei van welvaart in grote delen van de wereld in combinatie met een vergrijzing van
de bevolking.
 De groei van de investeringen blijft achter die van de besparingen -> komt door de
veranderde aard van de economische groei.
Deelmarkten
 In de praktijk bestaat de vermogensmarkt uit een verzameling deelmarkten met elk zijn eigen
kenmerken.
 De vermogensmarkt bestaat uit de geldmarkt en de kapitaalmarkt.
 Geldmarkt: hier worden kredieten, leningen en dergelijke verstrekt en verhandeld met een
looptijd korter dan twee jaar (spaarrekeningen voor particulieren bij banken).
 Kapitaalmarkt: hier worden langlopende leningen en permanent vermogen verhandeld -> de
markten van onroerend goed (huis) en de markten van hypotheken, obligaties en aandelen.
 Als de geldnemer zijn verplichtingen aan rente en aflossing niet nakomt, wordt het huis
verkocht.
 Een aandeel is een bewijs van mede-eigendom van een besloten- of naamloze vennootschap.
 Een obligatie is een schuldbetekenis voor een langlopende lening. Dit zijn voorbeelden van
effecten.
 Bij het overgrote deel van de effectenhandel gaat het om bestaande effecten, de
tweedehandsmarkt.
Risico’s van beleggen
 Tijdsvoorkeur: de voorkeur van huidige consumptie boven toekomstige consumptie (positief
-> geld).
 De tijdsvoorkeur is positief doordat de toekomst onzeker is: je weet nooit wat er nog staat te
gebeuren -> het verklaard dat de belegger een beloning wil voor het afstand doen van zijn
huidige koopkracht en dat de geldlener bereid is een prijs te betalen om zijn huidige
koopkracht te kunnen vergroten.

,  Op de eerste plaats loopt de geldgever het risico dat hij geen rente en aflossing ontvangt ->
debiteurenrisico (wanbetaling) -> hogere risico zorgt voor een hogere rente. Reputatie van
de geldnemer en de looptijd heeft invloed op dit risico.
 Een ander risico ontstaat door inflatie (stijging algemeen prijsniveau). Door inflatie verliezen
de rentes en aflossingen die de geldgever ontvangt een deel van hun koopkracht (speelt bij
leningen met vaste rente).
 Vaste rente kan niet veranderen maar reële rente verandert wel bij inflatie. De reële rente
wordt berekend door het nominale rentepercentage dat je krijgt of moet betalen, te
corrigeren voor de inflatie (indexcijfers).
 Door inflatie daalt niet alleen de reële rente, maar ook de reële waarde van de lening ->
kredietverstrekkers merken dat de koopkracht kleiner is met daarvoor.
 Dus voor schuldenaars is een hogere inflatie daarentegen goed nieuws: de nominale waarde
van de schuld blijft gelijk, terwijl de reële rente waarde afneemt.
 Geldillusie is als mensen de waarde van het geld verkeerd inschatten (inflatie is belangrijke
veroorzaker) -> als mensen alleen kijken naar de nominale waarde hebben ze geen zich op de
reële waarde van het geld.
Huizen en hypotheken
 De meeste mensen kunnen zich alleen een woning permitteren dankzij een hypothecaire
lening (veel soorten en maten) -> hierbij kan de rente variabel zijn (schommelt met
marktrente) en rente kan ook over een bepaalde periode worden vastgelegd. Aflossingen
kunnen ook verschillen.
 Een verandering van de rente kan grote invloed hebben op de maandelijkse lasten van
huishoudens met een hypotheek.
 Bij de meeste goederen leidt een hogere prijs al snel tot een groter aanbod.
 Omdat het bouwen van een huis lang duurt, reageert het aanbod van nieuwe woningen met
vertraging op prijsveranderingen -> prijsschommelingen ontstaan door veranderingen in de
vraag -> die vraag is gevoelig voor de verwachte prijsontwikkeling.
 Omdat de vragers handelen naar hun verwachting, neemt de vraag verder toe en stijgen de
prijzen inderdaad -> dit is een voorbeeld van selffulfilling prophecy: een voorspelling die
uitkomt omdat mensen zich er naar gaan gedragen.
 Speculanten kopen panden die ze leeg aanhouden, om ze later met winst te kunnen
verkopen. De speculatieve vraag geeft de markt een extra impuls.
 Bij een langdurige selffulfilling prophecy kan er een zeepbel ontstaan -> prijzen drukken niet
langer de werkelijke waarde (kijken we naar huizenprijs en inkomen) uit.
 Alle partijen verwachten een verdere prijsstijging bij een opgeblazen zeepbel, hoe harder de
prijzen stijgen, hoe sterker de vraag toeneemt.
Van overwaarde naar onderwaterhypotheek
 Als op een huis een hypotheek rust die gelijk is aan de waarde van het huis noemen we dat
een 100% hypotheek. Bij stijging van de waarde van zo’n huis ontstaat overwaarde -> dan
kan de huiseigenaar zijn hypotheek verhogen.
 Als de woonlasten van het huis niet te betalen zijn, zijn er massale huisuitzettingen. Het extra
huizenaanbod wat hierdoor ontstaat, gecombineerd met een stilvallende vraag, leidt tot
forse dalingen van de huizenprijzen -> hypotheek wordt bij veel mensen hoger dan de
waarde van hun huis -> onderwaterhypotheek.
Aandelen en obligaties
 Beleggers in aandelen en obligaties kopen deze effecten tegen een bepaalde koers (prijs op
de beurs op een bepaald moment). Door de handel verandert de koers voortdurend.
Rendement
 De koersen reageren op winstverwachtingen. Als de prijs van de verkoop boven die van de
inkoop ligt maakt de belegger koerswinst.
 Het rendement van een belegging is het totaal van de opbrengsten in procenten van het
belegde bedrag. Het reële rendement is het nominale rendement gecorrigeerd voor de

, inflatie en er wordt rekening gehouden met in- en deflatie. Bij nominale rendement houden
we prijsveranderingen buiten beschouwing.
 Risico-aversie speelt een rol bij de keuze van beleggers tussen aandelen en obligaties. Bij
aandelen is het risico hoog -> een vennootschap kan dividend uitkeren (niet verplicht), er is
kans dat aandeelhouders niets ontvangen. Bij obligaties hebben ze recht op rente dus is
minder risicovol.
 Staatsobligaties hebben in het algemeen een nog lager risico dan bedrijfsobligaties -> hoe
hoger het risico hoe hoger het rendement.
 De koersen van obligaties hangen niet alleen af van de risico’s, maar ook van de beloning die
beleggers elders in de markt kunnen verdienen. Als de marktrente stijgt zullen beleggers
minder willen betalen voor een obligatie met een vaste rente.
 Als koersen van aandelen stijgen worden er nieuwe beleggers gelokt -> lokt nog meer
koersstijgingen uit -> bij te hoge koers/winst verhouding is er een zeepbel in aandelenmarkt.
Hefboom
 Bij een lage rente is het verleidelijk om met geleend geld te beleggen door middel van de
hefboomwerking.
 Op een balans staan de vermogens aan de rechterkant (passiva). Met het vermogen worden
de bezittingen (activa) gefinancierd die aan de linkerkant van de balans staat.
 Beleggen met geleend geld kent grote risico’s. Als de rente stijgt of het rendement op
belegging daalt, neemt de hefboomwerking af (of negatief).
Solvabiliteit
 De vraag naar vermogen wordt gedomineerd door bedrijven die hun investeringen willen
financieren -> kan van eigen vermogen (onderneming) of vreemd vermogen.
 Eigen vermogen is risicodragend want bij winst neemt het toe en bij verlies neemt het af. Het
eigen vermogen bij een vennootschap ontstaat door het uitgeven van aandelen.
 Bij vreemd vermogen ga je geld lenen en bedrijven kunnen dit doen door het plaatsen van
obligaties.
 Door lagere rentekosten (goedkoper lenen) zijn investeringen eerder rendabel ->
investeringen nemen toe. Om van lage rentekosten te profiteren gaan ondernemers
investeringen zoveel mogelijk te financieren met leningen.
 Zolang het gemiddelde rendement hoger is dan de rente over de leningen, ontstaat een
positief hefboomeffect.
 Bij lage rente is het verleidelijk om in de schulden te komen (risico) -> leningen verslechteren
de solvabiliteit. De solvabiliteit is de mate waarin een onderneming in staat is haar schulden
terug te betalen.
 De maatstaf voor solvabiliteit is de verhouding tussen het eigen vermogen en het totale
vermogen. Bij een solvabele onderneming vormt het eigen vermogen voldoende buffer om al
haar schulden te kunnen betalen.
§1.3 Banken
 Banken bemiddelen tussen de vraag en het aanbod en ze zijn zelf actief als vrager en als
aanbieder. Ze beginnen met het aantrekken van vermogen zoals uitgifte van aandelen dan
trekt de bank spaargeld aan (spaarders vertrouwen door rente), dit is vreemd vermogen voor
de bank.
 Hypotheekleningen zijn voor de bank vorderingen; ze staan daarom aan de linkerkant van de
balans -> vragen hierover hogere rente dan ze zelf betalen aan de spaarders.
 Het verschil tussen de ontvangen rente en de betaalde rente, de rentemarge, bepaald de
winstgevendheid.


Geldschepping, hefboom en solvabiliteit
 Banken maken ook gebruik van een hefboomwerking -> de bank bemiddelt daarbij tussen de
vragers en de aanbieders van vermogen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pauline36. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.31
  • (0)
  Add to cart