Statistiek in de criminologie Prof. Dr. L. Pauwels
Hoofdstuk 2: Inleidende begrippen van kwantitatief criminologisch onderzoek.
Inleiding
Objecten/onderzoekseenheden/cases
= de personen of zaken over wie je iets zegt
Onderzoekspopulatie: verzameling van individuen waarover je iets zegt
Variabelen
= kenmerken (vb. leeftijd, geslacht, studiekeuze, …)
Uitkomstenverzameling: alle mogelijke waarden van de variabele
Afbakening en conceptualisering zijn van groot belang bij onderzoek.
Steekproef
= staal uit de onderzoekspopulatie bij de respondenten
Representativiteit kenmerk is evenveel in steekproef als in onderzoekspopulatie
Uitgangspunt observeerbaarheid/waarneembaarheid
( nauwkeurigheid, betrouwbaarheid, validiteit, waarde )
Beschrijven, schatten en veralgemenen
Statistiek
= het geheel van regels en procedures om gemeten kenmerken te verwerken
1. Beschrijvende statistiek
= op een overzichtelijke en samenvattende wijze weergeven van kenmerken
die voorkomen in een onderzoekspopulatie/steekproef (in kengetallen).
Datareductie-techniek: grote hoeveelheden van gegevens zo overzichtelijk
mogelijk presenteren zonder dat er (veel) informatie verloren gaat.
Twee beperkingen:
- Beschrijvend onderzoek is een momentopname en uitsluitend geldig voor
de onderzochte groep.
- Statistiek laat niet toe om causaliteit/oorzakelijkheid vast te stellen maar
oorzaak-gevolg relaties veronderstellen wel statistische samenhang.
1
, 2. Inductieve/inferentiële statistiek
= veralgemenen van de gegevens verzameld voor een steekproef naar de
onderzoekspopulatie waaruit ze getrokken werden
Testbare/toetsbare hypothesen
Hypothese = specifieke stelling betreffende de (causale) relatie tussen twee of
meer concepten, die afgeleid zijn uit de theorie
- Onderzoekshypothese: formuleert de stelling in een positieve zin (in de
richting van de verwachtingen van de onderzoeker)
- Nulhypothese: omkering van de onderzoekshypothese = H0
- Alternatieve hypothese: voorlopige onderzoekshypothese wanneer de
nulhypothese verworpen is = Ha
Beantwoording van beschrijvende en verklarende onderzoeksvragen
- Beschrijvende onderzoeksvragen kwantitatieve beschrijving van een
fenomeen
- Verkennende onderzoeksvragen aftasten van (nieuwe)
veronderstellingen
- Verklarende onderzoeksvragen verschillen in uitkomstvariabelen
verklaren
Statistische eenheden
Statistische eenheden
= onderzoekseenheden waarover men een uitspraak wil doen (kan ook -graad zijn)
Variabiliteit/spreiding
= verschillen in de kenmerken of variabelen, als een kenmerk niet varieert is er
sprake van een constante.
Er is pas voldoende spreiding wanneer er per kenmerk tenminste twee
verschillende waarden zijn, en dat er per waarde een onderzoekseenheid is.
Centraliteit
= grote tendensen, gemiddelden, gemeenschappelijke deler
2
, Univariate, bivariate en multivariate beschrijvende analyse
Statistische analysetechnieken zijn dependent (veronderstellen oorzaak-gevolg
relatie) of niet-dependent (veronderstellen geen oorzaak-gevolg relatie).
1. Univariate analyse
= bestudeert aspecten van één kenmerk (centraliteit of variabiliteit)
2. Bivariate analyse
= wanneer twee variabelen met elkaar in verband worden gebracht (samenhang,
niet altijd causaliteit)
- Valse positieven het werd voorspeld maar gebeurde niet
- Valse negatieven het werd niet voorspeld maar gebeurde wel
3. Multivariate analyse
= multivariabelen analyse, bij gebruik van meer dan twee variabelen
Meetniveaus van variabelen
Kwalitatieve of categorische variabelen
dichotoom (twee waarden) of polytoom (+ twee waarden)
o Nominale meetniveau
= de waarde heeft enkel de betekenis van een naam, categorie maar
ordening is niet mogelijk
Twee voorwaarden:
- Exclusiviteit: twee categorieën mogen elkaar niet overlappen
- Exhaustiviteit: alle eenheden moeten kunnen worden geclassificeerd
o Ordinale meetniveau
= de waarden kunnen worden geordend en op een continuüm geplaatst
(vb. 5-puntenschaal)
Kwantitatieve of metrische variabelen
o Interval
= gelijke afstanden tussen intervallen, 0 is niet het absolute nulpunt
vb. temperatuur in Celsius, geboortejaar
3
, o Ratio
= nulpunt is 0, geen negatieve waarden
vb. aantal x, leeftijd, inkomen
Hercoderen kan enkel van hoog niveau naar lager niveau
vb. 1: men kan leeftijdsgroepen hercoderen op intervalniveau. Iemand uit klasse 3 is
niet drie keer zo oud als iemand uit klasse 1, maar het verschil is wel even groot
tussen de verschillende waarden.
Klasse 1 21-25 jaar
Klasse 2 26-30 jaar
Klasse 3 31-35 jaar
vb. 2: men kan leeftijdsgroepen hercoderen op ordinaal niveau.
16 – 25 jaar 0
26 – 35 jaar 1
Bij criminologisch onderzoek: zo precies mogelijk (exacte leeftijd!)
Samengevat:
HOOG
LAAG
Hoe hoger, hoe hoger het informatiegehalte
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentecrimi. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.50. You're not tied to anything after your purchase.