H2 Cellen
Cellen zijn de kleinste eenheden met levenskenmerken
1. Groei
2. Voortplanting
3. Stofwisseling
4. Reageren op prikkels
5. Doorgeven van erfelijke eigenschappen via DNA
Dierlijke cel bestaat uit celmembraan, celkern en cytoplasma.
Cytoplasma bestaat uit grondplasma en organellen.
Organellen
Celkern => bevat erfelijke informatie in de vorm van genen, die bestaan uit DNA.
- De celkern regelt alles (hoofdkantoor)
- Er omheen zit een dubbelkernmembraan, daarin bevinden zich openingen
(kernporiën). Hiermee kan transport van stoffen plaats vinden.
- Het DNA in combinatie met speciale eiwitten wordt chromatine genoemd, dit
wordt zichtbaar als de celkern gaat delen. Het zijn draadvormige structuren
chromosomen.
- Het aantal chromosomen is per organisme constant. Bij de mens 46
chromosomen (het zijn paren dus 23 paren)
- Midden in de celkern bevindt zich het kernlichaampje, hier liggen de genen voor
aanmaak van ribosomen.
Celmembraan
- Bestaat uit 2 lagen vetmoleculen waaraan fosfor groepen zijn gebonden. Dit zijn
fosfolipide.
- Het is het omhulsel van de cel, zorgt ervoor dat de cel niet leegloopt en het zorgt
voor transport van stoffen tussen de cel en de omgeving.
- Erin zitten cholesterolmoleculen en eiwitmoleculen, die dienen voor transport
van stoffen de cel in en uit. Dat zijn membraanporiën.
- Ze hebben een hydrofiele kop en een hydrofobe staart, dit zorgt voor een soepel
waterdicht membraan.
- Aan het oppervlak van het membraan komen koolhydraten voor, die zijn aan de
eiwitten en vetten gebonden. Ze steken uit en zo’n complex van moleculen heet
glycocalyx.
, Pien Tebrunsvelt 4Vb
Mitochondriën
- Dit zijn de energieleveranciers
in de cel, hoe actiever de cel
hoe meer mitochondriën.
- Ze bezitten een
dubbelmembraan, het
binnenste membraan is sterk
en naar binnen gestuit
(Cristae). De ruimte tussen de
twee membranen heet de
intermembraanruimte, de
ruimte binnen het binnen
membraan heet de matrix.
- Een groot deel van de verbranding van glucose uit je voedsel vindt plaats langs de
membranen in de matrix. De nodige enzymen liggen er als lopende band
gegroepeerd. Bij de verbranding wordt er energie gevormd dat wordt vast gelegd
in speciale energiemoleculen ATP.
- Als eindproduct van de verbranding heb je energie, CO2 en H2O nodig.
- Mitochondriaal DNA, dit bevat informatie om 13 eiwitten te vormen die
betrokken zijn bij de verbranding.
Endoplasmatischreticulum
- Is een uitgebreid netwerk van membranen, die overlopen in de kern, je hebt twee
soorten: het ruwe ER of het gladde ER.
- Aan het ruwe ER zitten veel ribosomen die voor eiwittransport handig zijn. Het
gladde ER speelt een rol bij de aanmaak van koolhydraten en vetten of cel
ontgifting.
- Een ribosoom bestaat niet uit membranen, maar uit eiwitten en RNA-moleculen.
Het is dus geen organel, cellen die veel eiwitten produceren bevatten veel
ribosomen.
- Ribosomen regelen de eiwitsynthese, die kunnen voor verschillende doeleindes
worden gebruikt. De ribosomen in een cel zijn voor een over groot deel met het
ruwe ER verbonden, een kleiner deel ligt vrij in het celplasma en soms in groepjes
polysomen.
Golgi-systeem
- Is een membraansysteem, je kan het zien als een soort fabriekje waar allerlei
producten worden aangevoerd om vervolgens na bewerking weer afgevoerd te
worden.
- Sommige blaasjes bevatten enzymen en die heten dan lysosomen. Andere
blaasjes bevatten stoffen die buiten de cel moeten worden gebracht., de blaasjes
bewegen zich naar het celmembraan en de inhoud wordt buiten de cel gebracht
(secretie).
- Het golgi-systeem zit vol enzymen, want voor elke omzetting is een ander enzym
nodig.
Lysosomen
- Zijn blaasjes die door membranen van de omgeving afgescheiden zijn. Ze
bevatten enzymen die betrokken zijn bij de afbraak van grotere moleculen.
, Pien Tebrunsvelt 4Vb
- Ze zijn vooral belangrijk voor de vertering van voedsel deeltjes die via endocytose
de cel zijn binnengekomen.
- In sommige situaties is het noodzakelijk dat cellen zelfs weefsel worden
afgebroken, er is dan sprake van geprogrammeerde celdood (apoptose). Het
onbedoeld afsterven van cellen en weefsel heet necrase.
Cytoskelet
- De meeste organellen zweven niet vrij in een cel, door de cel heen is een groot
aantal draadvormige structuren te vinden die de functie van een skelet en spieren
hebben.
- De microtubuli, dit zijn erg dunne buisjes die in alle richtingen door de cel
verlopen. Ze zorgen ook voor de verplaatsing van organellen en dit is de
cytoplasma- stroming.
- De microtubuli spelen een grote rol bij het transport van sommige onderdelen
binnen de cel. Het transporteren zelf wordt door de motoreiwitten gedaan. Zij
slepen de vervoeren deeltjes langs het microtubuli naar de bestemming.
Plastiden
- Zijn organellen die alleen bij planten voorkomen, er zijn twee groepen: gekleurde
plastiden (chloroplasten) en kleurloze plastiden (leukoplasten).
- Leukoplasten dienen om stoffen zoals vet, zetmeel en eiwit op te slaan.
Leukoplasten met zetmeel worden ook wel zetmeelkorrels genoemd.
- Chloroplasten komen vooral in rijpe vruchten voor, ook bladgroenkorrels zijn
chloroplasten.
- Het heeft een dubbelmembraan waar zich in het midden membraanschijfjes
bevinden met daarin kleur dat het chlorofyl, dit is nodig foor fotosynthese.
Vacuole
- Dit zijn vocht blaasjes die voorkomen bij plantaardige en dierlijke cellen. Er zijn
verschillende soorten:
- Voedselvacuole zijn kleine blaasjes met voedingsstoffen die door endocytose
door de cel zijn opgenomen.
- Eencellige diertjes hebben vaak contractiele vacuolen, die kunnen samentrekken.
- Plantcellen bevatten een grote vacuole die omgeven is door een membraan de
tonoplast. Zo groot kunnen ze bij dierlijke cellen nooit zijn.
- De vacuole bij een plantaardige cel is ook voor stevigheid nodig.
Verschillen tussen plantaardige en dierlijke cellen:
Bij planten heb je plastiden en een grote centrale vacuole.
Ook hebben plantencellen een celwand, die opgebouwd is uit meerdere lagen.
Transport
Er zijn twee soorten:
1. Passief (geen energie voor nodig)
2. Actief (wel energie voor nodig)
Passief transport
Een vorm van passief transport is diffusie en osmose.
Diffusie (vloeistoffen en gassen)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pienteb. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.