Hoofdstuk 1 t/m H4 van Kenniskiem/Ontwikkelcentrum 'Tandheelkunde bij gezelschapsdieren'
Geschikt voor de opleiding MBO niveau 4 Paraveterinair én Paraveterinair: versnelde tweejarige traject voor havisten
H1 Anatomie van gebit en schedel
1.2 De bouw van gebitselementen
De tandkroon (corona dentis)
Bedekt met glazuur en steekt boven het tandvlees uit
Glazuur = dunne, harde, witte, glanzende laag dat om het tandbeen van de kroon ligt
De tandhals (collum dentis)
Hier gaat de kroon over in de wortel. Dit is de overgang tussen glazuur en cement.
Cement = benig weefsel dat om het tandbeen van de wortel ligt
De tandwortel (radix dentis)
Ligt onder het tandvlees, zit vast in het kaakbot en is omgeven door cement.
Het glazuur (email)
Omhult het dentine (tandbeen) aan de kroonzijde van de tand/kies
98% anorganisch materiaal
Niet in staat zichzelf te herstellen
De uitstulping van de glazuurlaag ter hoogte van het tandvlees dient als afweermechanisme.
Voedsel gaat niet richting de wortel, dit verkleint de kans op een infectie van de:
Sulcus gingivalis = spleet tussen een gebitselement en het tandvlees dat gevormd
wordt wanneer een tand/kies doorbreekt
,Het tandbeen (dentine)
Vormt het hoofdbestanddeel van een gebitselement
Organisch en zachter dan het glazuur
Kan zichzelf herstellen
Is gevoelig en kan tandpijn veroorzaken
Blootligging door cariës of een afgebroken gebitselement veroorzaakt verkleuring
In het kroongedeelte wordt het dentine omgeven door glazuur en in het wortelgedeelte door
cement
De tandpulpa (pulpa dentis) = tandmerg
Vormt het levende gedeelte van de tand
Bestaat uit botcellen, bloed- en lymfevaten en zenuwen
De pulpaholte
Het binnenste van een tand/kies
Wordt gevuld met tandpulpa
In het kroongedeelte heet het de pulpakamer of tandholte en in het wortelgedeelte het
pulpakanaal of wortelkanaal
Het parodontium
Een verzamelnaam voor de steunweefsels rond de gebitselement. Dit ophangapparaat van
de gebitselementen wordt gevormd door:
- Het tandvlees (gingiva)
- Het wortelcement
- Het paradontale ligament
- Alveolaire bot
Het gingiva (tandvlees)
De aangehechte gingiva = stevig vastgehecht aan het onderliggende kaakbot
Vrije gingiva = ligt los op de tand en vorm een kraag rond de tandhals
Het cement (substantia ossea)
Bestaat uit een bepaald type bot wat het dentine (tandbeen) omhult aan de wortelzijde
Beschermt het dentine (tandbeen)
Bevestiging van de vezels van het paradontale ligament
Het paradontale ligament (wortelvlies)
Bevind zich tussen het cement en het kaakbot
Schokbreker voor de tand
Het alveolair bot (kaakbot)
Gedeelte van de boven- en onderkaak waar zich de tandkassen (alveoli) bevinden
Bevatten de tandwortels
Sulcus gingivalis
Spleet tussen de tand en de vrije gingiva. Eindigt bij de epitheliale aanhechting
Wordt gevormd wanneer een tand/kies doorbreekt
Epitheliale aanhechting
Deel van het tandvlees dat is verbonden met de tand/kies
Vormt de bodem van de sulcus gingivalis
Loopt door tot de tandhals (glazuurcementgrens)
, De pocket
Ruimte tussen het gebitselement en het tandvlees
Meten d.m.v. een pocketsonde in de verdiepte sulcus gingivalis
Bij een ontsteking van het parodontium komt de epitheliale aanhechting lager te liggen
des te dieper de pocket, des te ernstiger ontstoken
1.3 Vorm van de schedel
De vorm van de schedel heeft invloed op de positie van de gebitselementen. Sommige
rassen hebben een predispositie (vergrote kans) op gebitsproblemen door de positie van de
gebitselementen
Rassen met een dolichocefale of brachycefale schedel hebben een verhoogde kans
op tandplaque en tandsteen
De beet = de manier waarop de kaken en gebitselementen op elkaar staan
Deze wordt door drie factoren bepaald:
- De positie en stand van een gebitselement
- De occlusie = de wijze waarop de gebitselementen van de boven- en onderkaak op
elkaar sluiten
Malocclusie = het contact tussen de elementen van de boven- en onderkaak is niet
optimaal
- De stand van de onderkaak ten opzichte van de schedel en bovenkaak
Kenmerken van een schaargebit (normale beet):
1. De snijtanden zijn scharend
Bovenste snijtanden staan rostraal (voor) de
onderste snijtanden
2. De kroon van de onderste hoektand past
precies in de ruimte tussen de buitenste,
bovenste snijtand en de bovenste hoektand
3. De premolaren zijn zo geplaatst dat de punt
van iedere premolaar uitkomt tegenover de
ruimte die aanwezig is tussen de premolaren
van de tegenoverliggende kaak
4. De vierde premolaar (P4) in de bovenkaak
heeft de eerste molaar (M1) in de onderkaak
als antagonist
5. De kroonpunten van de tweede premolaar (P2)
staan in de boven- en onderkaak op dezelfde
hoogte
6. De beet heeft een horizontaal verloop en staat niet aan één zijde scheef
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SanneMG. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.87. You're not tied to anything after your purchase.