Schrijvers over Nederland: de vrijheidsdrang en verlangen naar ordening. Meestal leidt ordening tot
inperking vrijheid. Pluriforme samenleving: een land waarin mensen van verschillende sociale
klassen, godsdiensten en levensstijlen samenleefden.
Zelfstandigheid van de steden was sterk; Republiek der Verenigde provinciën. En waren er veel
verschillen tussen geloof, stad en platteland, klassen. Pas op 1 mei 1909, stonden klokken in
Nederland gelijk (tijdsrekening).
Morele geografie: Het dicht op elkaar leven van mensen op een klein grondgebied heeft invloed op
de manier waarop mensen met elkaar omgaan.
De tolerantie was allereerst een Pragmatische keuze: maatschappelijke vrede was kwetsbaar in land
met religieuze minderheden en land dat leeft van handel moet zich niet te druk maken over
culturele verschillen.
Vrijheid van geweten: je mocht bepaalde denkbeelden op na houden, maar niet openbaar uiten.
(17e eeuw)
Principiële kant van de tolerantie: Velen waren overtuigd van recht op eigen geweten.
Poldermodel en Pacificatiedemocratie in een land van minderheden gaat het vaak om
compromissen.
Eerste vorm van democratie moest gezocht worden in de waterschappen van de 14 e en 15e eeuw.
Conformisme: het verlangen om zich aan te passen aan de opvattingen en gedragingen van de
meerderheid in de samenleving.
Na 2000 is politieke en sociale conflict scherper, bijna geen gelijkgestemdheid en verdraagzaamheid
meer. Oorzaken daarvan zijn:
De toegenomen globalisering landen steeds afhankelijker van elkaar. Voordeel is handel,
nadeel is buitenland wordt binnenland.
Kiezers voelen zich minder thuis bij traditionele partijen die geneigd zijn het compromis te
zoeken.
Volgens vele staat in Nederland de sociale cohesie onder druk, het vertrouwen van de burgers in
elkaar en de overheid.
Paragraaf 2:
Cultuur: alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of
samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend beschouwen.
Veranderingen:
Vroeger grotendeels gelovig, nu is nog maar een kleine groep
Rechten van kwetsbare groepen- kinderen, vrouwen, etnische etc.- beter worden
Functies van cultuur:
Bepaalt de groep waar je bij hoort een deel van je persoonlijkheid.
, Gemeenschappelijk referentiekader: deels dezelfde normen, waarden en gewoonten.
Gedrag regulerend: het doet het gedrag van mensen geordend en voorspelbaar verlopen.
Dominante cultuur: het geheel van waarden, normen en kenmerken dat door de meeste mensen
binnen een samenleving wordt geaccepteerd. Als een groep andere kenmerken ontwikkelt, spreken
we van een subcultuur (refo). Bijna iedereen in Nederland behoort tot verschillende subculturen.
Tegenculturen: groepen die zich verzetten tegen (delen van) de dominante cultuur of daar zelfs een
bedreiging voor vormen.
Overdraging van cultuur via:
Socialisatie: het proces waarbij iemand bewust en onbewust de waarden, normen en andere
cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd. het individu past zich hier aan.
cultuur blijft bestaan. Wordt veel gedaan bij jonge kinderen via imitatie.
Socialiserende instituties: overheid (wetten en normen gelden voor iedereen) en media
Sociale controle: de manier waarop mensen andere stimuleren
of dwingen zich aan de geldende normen te houden. Formele
sociale controle (arbeidscontract/ sportreglementen) of
informele sociale controle (beleefdheidsvormen, ongeschreven
regels).
Groepsidentificatie: mensen voelen zich verwant de cultuur.
persoonlijkheid bestaat deels uit sociale elementen.
Wie we zijn is dus mengeling van: aangeboren eigenschappen,
aangeleerde cultuurkenmerken.
Ordening in culturen, wordt gedaan in de vijf belangrijkste dimensies:
1. Machtsafstand: Omgang met gezag in een cultuur, bv tussen leraren en leerlingen
2. Individualisme vs. Collectiveit: Hoe individuen zich deel van de groep voelen
3. Masculiniteit (verschil) vs. Feminiteit (gelijk) : Rolverdeling man-vrouw in de maatschappij
4. Onzekerheidsvermijding: De mate van angst voor de toekomst
5. Oriëntatie op langs vs. korte termijn: Maatschappij meer gericht op heden of op toekomst
Etnocentrisme: Een manier van kijken waarbij de eigen groep wordt gezien als het middelpunt van
alles en alle anderen worden daaraan afgemeten.
Xenofobie: vooroordelen die regelrechte vijandigheid ten opzichte van mensen die niet tot de eigen
etnische groep behoren.
Paragraaf 3:
Pushfactoren zijn redenen om je land te verlaten, pull factoren zijn de redenen om naar een land te
komen.
Het idee om ooit terug te gaan naar geboorteland gebeurt vaak niet door kinderen die hier
opgroeien en is het woord ‘gastarbeider’ achterhaald.
Allochtoon: hij of zij zelf, of één van de ouders in het buitenland is geboren
Autochtoon: iedereen die in Nederland is geboren en van wie de (groot)ouders hier ook zijn geboren
en opgegroeid. inwoners met een migratieachtergrond.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lennardvdwind. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.