Een binnenlands belastingplichtige wordt belast voor zijn winst uit de gehele
wereld (wereldinkomen) en een buitenlands belastingplichtige alleen voor de
winst die afkomstig is uit Nederland (het inkomen dat de belastingplichtige in NL
geniet.
Een lichaam is binnenlands belastingplichtig als het:
a. In Nederland gevestigd is, en
b. Genoemd staat in art 2 lid 1 Wet Vpb.
Puntje a: De belangrijkste omstandigheid is de plaats waar de feitelijke leiding van
het lichaam is gevestigd. Dit heet de ‘feitelijke vestigingsplaats’. De feitelijke
leiding is meestal gevestigd daar waar de bestuursleden leiding even aan het
lichaam.
In art. 2 lid 4 Wet Vpb staat een uitzondering. Een lichaam wordt geacht in
Nederland te zijn gevestigd als het is opgericht naar Nederlands recht. Het maakt
dan niet uit waar het lichaam feitelijk is gevestigd. Dit wordt de fictieve
vestigingsplaats’ genoemd. Deze bepaling is overigens niet op alle artikelen van
toepassing.
Puntje b: In art 2 lid 1 Wet Vpb staan alle lichamen genoemd die belastingplichtig
zijn als zij in Nederland zijn gevestigd.
1. NV, bv, open cv en andere vennootschappen waarvan het kapitaal in
aandelen is verdeeld
Hier geldt ook dat vennootschappen die naar buitenlands recht zijn opgericht
(zoals de Duitse GmbH, Belgische BVBA en de Franse SA, die vergelijkbaar zijn met
de NL’se nv of bv) en die in NL zijn gevestigd, zijn op basis van art 2 Wet Vpb
binnenlands belastingplichtig.
2. Coöperaties en verenigingen op coöperatieve grondslag
3. Onderlinge waarborgmaatschappijen en verenigingen die op onderlinge
grondslag als verzekeraar of kredietinstelling optreden
4. Verenigingen en stichtingen die op voet van de Woningwet zijn toegelaten als
instellingen die in het belang van de volkshuisvesting werkzaam zijn
(woningcorporaties).
,Een woningcorporatie is een organisatie die zich zonder winstoogmerk richt op het
bouwen, beheren en verhuren van betaalbare woonruimtes. Het ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninklijksrelaties laat het verhuren van goede en goedkope
woningen grotendeels over aan deze organisaties.
Alle onder punt 1 tot en met 4 genoemde lichamen worden geacht met hun gehele
vermogen een onderneming te drijven. Dit staat in art. 2 lid 5 Wet Vpb. Alles wat
het lichaam in bezit heeft, is dus verplicht ondernemingsvermogen.
5. Hiervóór niet genoemde verenigingen en andere dan publiekrechtelijke
rechtspersonen, indien en voor zover zij een onderneming drijven
‘indien en voor zover zij een onderneming drijven’ betekent dat de vereniging of
stichting slechts belastingplichtig is met dat deel van haar vermogen waarmee ze
een onderneming drijft. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een stichting
die een moskee heeft en bij de ingang van de moskee een winkeltje drijft.
Voor de definitie van het woord onderneming is aansluiting gezocht bij het begrip
onderneming uit de Wet IB:
- Een duurzame organisatie
- Van kapitaal en arbeid
- Die erop is gericht om deel te nemen aan het maatschappelijke
productieproces (het economische verkeer)
- Met het oogmerk winst te behalen
Het begrip onderneming wordt echter uitgebreid door art. 4 Wet Vpb.
Werkzaamheden waarmee in concurrentie wordt getreden met ondernemers (letter
a) én het verzorgen van pensioenen (letter b) zijn ook activiteiten waarmee een
vereniging of stichting een onderneming drijft.
6. Fondsen voor gemene rekening
7. Publiekrechtelijke rechtspersonen, niet zijnde de Staat, die niet al op grond
van de onderdelen a, b, c, d en e belastingplichtig zijn, voor zover zij een
onderneming drijven.
Het komt bijvoorbeeld voor dat de gemeente activiteiten uitvoert die
ondernemingsachtige trekjes vertonen, zoals het exploiteren van een busbedrijf.
In dat geval is dit overheidslichaam voor dat deel belastingplichtig. Dat noem je een
direct overheidslichaam: het lichaam drijft zelf een onderneming.
Indirecte overheidsbedrijven zijn bedrijven die niet door overheidslichamen zelf
uitgeoefend worden, maar zijn in handen van deze overheidslichamen en worden
belast op basis van de onderdelen a, b, c, d en e.
,De wet Vpb kent een aantal subjectieve vrijstellingen. Dit betekent dat het lichaam
niet belastingplichtig is. De subjectieve vrijstellingen worden genoemd in art. 5 en 6
Wet VPB.
In art. 5 Wet Vpb staan de volgende vrijstellingen:
a. Natuurschoonlichamen die ten doel hebben het in stand houden van
landerijen die vallen onder de definitie van de Natuurschoonwet
b. Pensioenlichamen die ten doel hebben het verzekeren van pensioenen en
VUT-regelingen van werknemers; dit geldt overigens niet voor
pensioenlichamen waarvan de aandelen voor 10% of meer in het bezit zijn
van de directieleden of hun familieleden.
c. Ziekenhuizen, bejaardenhuizen, opvangtehuizen en kredietverstrekkers aan
economisch zwakke groepen van de bevolking
d. Landbouwbedrijven, onderlinge verzekeraars en uitvaartverzekeraars, op
voorwaarde dat het streven naar winst van bijkomstige betekenis is
e. Ziekenhuisverplegingsfondsen en ziektekostenverzekeringsmaatschappijen,
voor zover zij geen winst beogen
f. Uitvoeringsinstanties van wettelijke sociale verzekeringen
g. Openbare leeszalen en bibliotheken
Het is soms ongewenst om bepaalde stichtingen en verenigingen, die een
onderneming drijven, te belasten terwijl er een geringe winst is. Als oplossing voor
dit is art. 6 Wet Vpb ingevoerd, waarmee verenigingen en stichtingen die een
bescheiden winst maken volledig vrijgesteld zijn van de Vpb.
Hierbij geldt overigens ook dat verenigingen en stichtingen die een maatschappelijk
of sociaal belang nastreven, de winst mogen verminderen met de
minimumloonkosten van vrijwilligers (art. 9 lid 1 letter h Wet Vpb).
Blz 397 goed voorbeeld.
Art. 6a Wet Vpb is ingevoerd om grote beleggingsinstellingen die in Nederland
waren gevestigd en dreigden zich ergens anders te gaan vestigen, voor Nederland
te behouden. Op grond van dit artikel is een zogenoemde vrijgestelde
beleggingsinstelling (VBI) niet belastingplichtig voor de Vpb.
Om de VBI-regeling te mogen toepassen, moet aan de volgende voorwaarden
worden voldaan:
- Het lichaam heeft één van de volgende rechtsvormen:
a. Nv
b. Fonds voor gemene rekening
c. Een lichaam dat is opgericht naar het op de BES-eilanden geldende recht.
d. De beleggingsinstelling kan worden aangemerkt als beleggingsinstelling in
de zin van art. 1.1 WFT.
e. Het enige doel volgens de statuten en de enige feitelijke werkzaamheid
van de VBI is beleggen van het gelden of andere goederen, met als doel
het realiseren van waardestijging en rendement van haar vermogen.
, f. De VBI belegt uitsluitend in financiële instrumenten, zoals effecten,
deelnemingsrechten, geldmarktinstrumenten, rentetermijncontracten,
swaps, opties en afgeleide financiële instrumenten met het oog op
overdracht van kredietrisico dan wel verrekening.
g. De deelnemers in de VBI moeten voldoen aan het collectiviteitsvereiste.
Met andere woorden: er moet meer dan één deelnemer zijn.
h. De beleggingen van de VBI moeten zijn gedaan met toepassing van het
beginsel van risicospreiding
i. Op verzoek van de aandeelhouders kunnen hun aandelen direct of indirect
worden ingekocht of terugbetaald.
Op basis van de overige vrijstellingen in art. 6b Vpb die 90 % of meer (nagenoeg)
activiteiten verrichten in de uitvoering van
a. Academisch ziekenhuis
b. Bekostigd onderwijs
Ook in het buitenland gevestigde lichamen kunnen in Nederland belastingplichtig zijn
(art. 3 Wet Vpb). Een lichaam is buitenlands belastingplichtig als het:
a. In het buitenland is gevestigd
b. Nederlands inkomen genieten; en
c. Genoemd staat in art. 3 Wet Vpb.
Sub a: met ‘gevestigd’ wordt bedoeld waar de feitelijke leiding wordt uitgeoefend.
Een bv met een bestuur dat in België vergadert en daar alle beslissingen neemt, is
dus in België gevestigd.
Sub b: In art. 17 lid 3 Wet VPB staat wat Nederlands inkomen is.
Sub c: In art 3. Wet Vpb staan de volgende lichamen genoemd:
1. Verenigingen en andere rechtspersonen indien en voorzover zij een
onderneming drijven
2. Open commanditaire vennootschappen en andere niet rechtspersoonlijkheid
bezittende vennootschappen met een in aandelen verdeeld kapitaal
3. Doelvermogens; dit zijn lichamen, vaak een trust, een fonds of een stichting,
waarin vermogen wordt beheerd met een vooraf vaststaande bestemming.
723 goed voorbeeld.
Je hebt drie verschillende heffingsbeginselen:
- Woonplaatsbeginsel:
Het woonplaatsbeginsel houdt in dat het land het (wereld)inkomen of de winst belast
van (rechts)personen die in dat land wonen of er zijn gevestigd. Bijvoorbeeld iemand
die zijn spaargeld in IJsland heeft en zijn vakantiehuis in Hongarije.
- Bronstaatbeginsel:
Het bronstaatbeginsel houdt in dat het land het inkomen (object) belast dat in dat
land is ontstaan. Oftewel waar het inkomen zijn bron heeft. Bijvoorbeeld een Duitser
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller YoDieYO. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.