Alle facetten van het vak Erfgoed in historisch perspectief komen aanbod bij deze samenvatting. er is gebruik gemaakt van aantekeningen gemaakt tijdens de les, uitleg van de docent, voorbeelden die tijdens de lessen zijn gegeven en stukken literatuur die zijn opgegeven als huiswerk. Dit is de meest...
Erfgoed in Historisch perspectief
Les 1. Ordenen en de sociologie van het verzamelen
− Hoe moet je erfgoed beschouwen, niet als een geval apart, maar als een deel van de
maatschappij en de samenleving
− Uitgangspunt -> elke periode kent zijn eigen visie op erfgoed
− Wat is nu (heden) nog de relatie met vroeger (geschiedenis)
− Huidige collecties zijn ooit gevormd, geselecteerd en gepresenteerd
− Ordeningsprincipes van vroeger nog altijd zichtbaar in:
− Selectie van objecten (collectiegeschiedenis)
− Presentatie (vitrinekasten, lijsten)
− Architectuur
− Functies binnen musea
− Erfgoedstudies = bestuderen van de erfgoedpraktijk
− In het heden:
− Antropologische methode, observatie en interview
− Kwantitatieve analyse
− Bronnenonderzoek
− In het verleden:
− Historische interpretatie van teksten, objecten en of architectuur
− Het woord museum komt oorspronkelijk van de Grieken en betekent ‘’stoel van de muze’. Het
werd aangewezen als een filosofische instelling of een plaats van contemplatie
− 15e eeuw -> het wordt museum werd in Europa opnieuw gebruikt deze keer om de
verzameling van Lorenzo de Medici in Florence te beschrijven. Maar de term bracht
eerder het concept van volledigheid over dan een aanduiding van het gebouw
− 17e eeuw -> de term werd gebruikt als een aanduiding voor het beschrijven van collecties
en curiosa in Europa
− 18e eeuw -> idee van een instelling genaamd een museum dat opgericht is voor het
bewaren en tonen van een collectie
− 19e/20e eeuw -> de term duid een gebouw aan met cultureel materiaal waaraan het
publiek toegang hebt
Theoretische achtergronden:
− Nu is het dat er een professionele erfgoedcultuur bestaande uit professionals, specialisten, de
particuliere markt en het gespecialiseerd publiek dat mede mogelijk gemaakt is door
overheidsgeld
Constructivistische benadering
− Uitganspunt:
− Kritische analyse van hoe kennis wordt gedefinieerd en wordt overdragen, wie bepaalt
wat waar is, wat is goede kennis en wie bepaalt de spelregels
− Kritische analyse van hoe taal wordt gebruikt om onze ervaringen met de wereld vorm te
geven, wie bepaalt met welke woorden de wereld wordt geschreven
− Ieder mens creëert zij eigen betekenis door woorden met een eigen persoonlijke annotatie te
gebruiken, daarom leeft iedereen in zijn eigen, persoonlijke wereldje gemaakt door woorden die
alleen een betekenis hebben voor henzelf, een begrip tussen mensen is in feite dus een illusie
,Achtergronden:
− Cultural turn -> een andere manier van denken
− Linquistic turn -> ontwikkeling inde westerse filosofie met uitgangspunten
− Uitganspunten:
− Taal structureert ons begrip van de wereld
− Iedere taal heeft zijn eigen culturele regels (grammatica), deze regels bepalen hoe
een ieder over de wereld praat
− Taal is een historische constructie die veranderlijk is in tijd
Critical theory:
− Alle kennis is historische kennis
− Elke ‘’claim’’ over de wereld moet als een tijdelijk ‘’claim’’ beschouwd worden
− Het is de waarheid binnen de kennis van een specifieke periode, volgens een bepaald aantal
mensen die bepalen wat de waarheid is
Michel Foucault (1926-1984):
− Filosoof, historicus
− Benadrukt de subjectiviteit van de taal
− Focust altijd op de machtsculturen achter de waarheidsclaims
− In elke periode zijn er vele manieren van spreken en denken (discoursen)
− Vraagt zich altijd af, wie bepaald wat en waarom
Boeken:
− 1961 -> geschiedenis van de waanzin
− 1966 -> de woorden en de dingen
− 1973 -> geschiedenis van discipline en straf
− 1976 -> geschiedenis van de seksualiteit
Indeling van de geschiedenis:
− De organisatie van kennis is verbonden aan historische fasen
− Langere periodes met een bepaald ordeningsprincipe zijn van elkaar gescheiden doormiddel van
een breuk
− Als je de ordening wilt begrijpen moet je de epistemen van binnenuit proberen te begrijpen
− Epistemen:
− Renaissance -> de wereld als samenhangend maar gedoceerde organisatie op basis van
overeenkomsten
− Klassiek -> de wereld als visuele tabel zien organisatie op basis van verschillen
− Modern -> organisatie op basis van verandering en functie samenhangend in relatie tot
de mens
Waarom in erfgoedtheorie:
− Hij zag musea als waarheidsmakers en scheppers van de orde
− Kennis en bijbehorende ordeningen van kennis zijn niet neutraal, maar sociaal, cultureel en
historisch bepaald
− Kennis en bijbehorende ordeningen van kennis gaan samen met rollen en praktijken van mensen
Pierre Bourdieu (1930-2002)
Eileen Hooper-Greenhill
1992 -> museums and the shaping of knowledge
, Les 2. Europese verzamelingen tot circa 1600
Michel Foucault indelingen:
− De organisatie van kennis is verbonden aan historische fasen
− Langere periodes met een bepaald ordeningsprincipe zijn van elkaar gescheiden door breuken
− Om de ordeningen te begrijpen moet je de periodes/epistemen van binnenuit proberen te
begrijpen
Postmodern relativisme, radicalisme en wantrouwen:
− Iedereen heeft zijn eigen waarheid
− Probeert iedereen en alles zijn eigen wereldbeeld aan anderen op te dringen?
− Is iedereen continue onder druk en invloed van allerlei concurrerende kennissystemen en
machthebbers?
− Waar is de vrijheid van handelen (agency) van het individu of van de bezoeker?
Nuancering van de indelingen:
− De werkelijkheid is vaak grilliger door incidenten, oorlogen en/of personen
− Verschillende ordeningen van kennis zijn niet overal op hetzelfde moment
− De overgangen tussen epistemen zijn niet altijd plotseling
Verzamelen in de oudheid:
− Museion -> een plek waar mensen bij elkaar kwamen om met elkaar te leren en te overleggen.
Ook wel een bewaar plek voor informatie, studeerplek en trekpleister voor belangrijke
wetenschappers. Het had geen meteriele collectie, wetenschapscentrum
− Natuurfilosofen onderzoeken verzamelingen rond encyclopedische teksten, de inhoud van de
verzamelingen waren niet gedocumenteerd
− Bijv.:
− Plinius de Oudere (23-79 n.Chr.) -> Naturalis Historia
− Strabo (64 BC-24 AD) -> Geographica
De Romeinen hadden interesse in Griekse antiquiteiten:
− ze namen spullen en idealen met zich mee afkomstig uit de Griekse oudheid
− Ze gebruikte sculpturen als propaganda, dit zorgde voor machtswisselingen
− Kostbaarheden in privébezit onderhevig aan machtswisselingen/plunderingen
Middeleeuwen:
Objecten zijn eigendom van de kerk:
− De objecten zijn onderdeel van de geloofsbelevenis en bewijs/beleving van het Bijbelverhaal,
oftewel relikwieën
− Objecten zijn een basis van kennis van de natuur en van de wereld, volgens de bijbel is de
natuur een illustratie van het verhaal
− De kerk had ook wereldlijke objecten zodat iedereen zag dat de kerk een veilige plek was voor
de objecten, dit was meestal niet zo want als er geld nodig was werden voorwerpen
omgesmolten (objecten zijn waardevol maar niet betekenisvol)
− Kerken worden gezien als schatkamers,
− Reden -> geografische stabiliteit, bezit en territoriale macht
Renaissance 1450-1700:
− Het was een nieuwe blik op de wereld met ontdekkingsreizen, het heliocentrische, opgravingen en
het verstoten van de mens uit het middelpunt van de schepping
− De mens gaat zichzelf zien als een kenner en toeschouwer en vormgever van een wereld die
steeds groter en decentrale wordt
− Er komt een begrip van de schepping als legitimatie van de macht, dit betekent dat collecties in
studieruimtes gelezen worden als microcosmossen van de wereld
− De verzameling is als code voor de goddelijke (en vorstelijke) waarheid
− Objecten zijn als taal voor de betekenis op vele niveaus
− Een toonbeeld van vorstelijke macht is dat jij de verborgen samenhang in de schepping begrijpt
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nikitaberendrecht. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.74. You're not tied to anything after your purchase.