historische en theoretische achtergronden van het sanctiestelsel
hoofdlijnen van het strafrechtelijk sanctierecht
de straftoemetingsbevoegdheid van de strafrechter in het geding 2011
de pe
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Strafrecht
Sanctierecht
All documents for this subject (6)
Seller
Follow
jornvandijk1
Reviews received
Content preview
Samenvatting literatuur sanctierecht 2020/2021
Hoofdstuk 1 Historische en theoretische achtergronden van het sanctiestelsel
1.1 Inleiding
In de geschiedenis zijn vonnissen en bestraffing verschillend geweest, met name over de wijze van
tenuitvoerlegging. Thans wordt daar in het vonnis door de rechter niet op in gegaan, waar dat
voorheen wel zo was. Deze verschillen vormen een illustratie van de tijd- en cultuurgebondenheid van
het sanctierecht. Zelfs als sprake is van een gedeeld strafdoel als generale preventie, kunnen de
opgelegde sancties en de executie daarvan grote verschillen vertonen. Vroeger was met name het
lichaam (en eventueel het leven) voorwerp van bestraffing, nu is dat de vrijheid van de veroordeelde.
1.2 Ontwikkeling van het sanctiestelsel vanaf 1800
De straffen waren wrede praktijken en in 1764 schreef Beccaria een traktaat, waarin hij zich hier tegen
verzette. Door een gebrek aan straftoemeting s regels had de rechter een grote mate van vrijheid de
straf te bepalen. Hij had het idee het strafrecht meer te rationaliseren. De wetgever moet vooraf per
delict de straf al bepalen. De ideeën van Beccaria vinden weerklank in de wetboeken die eind 18e en
begin 19e eeuw onder invloed van de idealen van de Verlichting tot stand kwamen. In Nederland kwam
het Crimineel wetboek, maar dat was geen lang leven beschoren. Als gevolg van de inlijving van het
Koninkrijk Holland bij het Franse keizerrijk werd de Franse Codé Penal vanaf 1810 in de loop van 1811
ook in Nederland van kracht. In verschillende opzichten betekende deze wijziging een teruggang. De
straftoemetingsvrijheid van de rechter was veel beperkter dan onder het Crimineel wetboek; de
strafsoort was in de regel per delict bepaald, tenzij een wettelijke strafverminderingsgrond van
toepassing was. Als de rechter al keuze had de omvang van de straf te bepalen, was hij veelal gebonden
aan bijzondere minimumstraffen. Deze Code Penal bleef van kracht tot 1886, het jaar waarin ons
Wetboek van Strafrecht in werking trad. In de loop van de 19 e eeuw voltrokken zich ontwikkelingen
die voor de vormgeving van het huidige strafstelsel bepalend zijn geweest. Ten gevolge van
voortgaande civilisatie groeide de weerstand tegen lijfstraffen als zodanig en de publieke voltrekking
daarvan in het bijzonder. Geleidelijk maakte het lichaam van de veroordeelde als object van
bestraffing plaats voor diens vrijheid.
1.3 Vrijheidsbeneming als straf
In de loop van de 19e eeuw werd vrijheidsbeneming de belangrijkste strafsoort. De omstandigheden
in de gevangenissen waren echter verontrustend te noemen (ziekten, geweld, koud, vochtig etc.).
Gedetineerden gaven elkaar niet alleen besmettelijke ziekten door maar ook criminele gewoonten.
Geleidelijk ontwikkelde zich, mede onder invloed van John Howard, een voorkeur voor een stelsel van
eenzame opsluiting. Er moest sprake zijn van inkeer bij de gedetineerde. De mogelijkheid van inkeer
was voor velen ook vanuit religieus oogpunt van belang. Het accent in de bestraffing verschoof hier
van het lichaam naar de vrijheid van de veroordeelde, waarbij in het bijzonder wordt gestreefd naar
een gunstige uitwerking van de straf op de innerlijke mens ofwel de ziel van de veroordeelde. De
meest ingrijpende variant was het Philadelphia-stelsel waarbij iemand altijd alleen was en als enige
lectuur de bijbel kreeg. Deze vorm van eenzame opsluiting vormt een radicale illustratie van het
miskennen van het sociale karakter van de mens. Als reactie kwam in New York het Auburn-stelsel.
Dit betekende dat gedetineerden ’s nachts alleen waren, maar overdag samen aten, werkten en
werden gelucht. Daarbij gold een zwijgplicht. Een derde stelsel dat in de 19 e eeuw tot ontwikkeling
kwam was het Ierse of progressieve stelsel. Het stelsel ging uit van een puntensysteem, waarin
gedetineerden meer graden van vrijheid konden verdienen. Vanaf 1840 ontspon zich in het
Nederlandse parlement een discussie over de invoering van het cellulaire stelsel. Van het cellulaire
stelsel werd veel verwacht, maar ook bestond grote onzekerheid over de effecten van langdurige
eenzame opsluiting. In 1851 voorzag de wetgever in de bevoegdheid van de rechter bij
gevangenisstraffen van ten hoogste een jaar te bepalen dat maximaal de helft van de straf door
1
,middel van eenzame opsluiting zou worden ten uitvoer gelegd. De tenuitvoerlegging van de
vrijheidsstraf werd in de loop van de 19e eeuw steeds minder in gemeenschap ondergaan.
1.4 Het sanctiestelsel van het Wetboek van Strafrecht van 1881
Het sanctiestelsel van 1881 kende de volgende karakteristieken:
1. Relatief mild;
a. De wetgever koos voor een sober sanctiestelsel, dat ontdaan was van uitwassen uit
het verleden, zoals de lijfstraffen. De strafwet kende evenmin onterende straffen.
De keuze kwam voort uit de overtuiging dat bepaalde straffen niet in een beschaafd
strafstelsel thuishoren.
2. Overzichtelijk;
a. Het beperken van het aantal straffen bevordert de onderlinge vergelijkbaarheid. Die
vergelijkbaarheid achtte de wetgever van belang voor het in acht nemen van een
goede verhouding tussen de opgelegde straf en de ernst van het feit. De
hoofdstraffen waren: gevangenisstraf, hechtenis en geldboete. Naast deze
hoofdstraffen kon de rechter ook bijkomende straffen opleggen. Dit verstoorde de
overzichtelijkheid enigszins. Bijkomende straffen waren: ontzetting van bepaalde
rechten, verbeurdverklaring, plaatsing in een rijkswerkinrichting en
openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
3. De vrijheidsstraf als centrale straf;
a. Gevangenisstraffen van 5 jaar of minder werden geheel en gevangenisstraffen van
langere duur de eerste 5 jaar in afzondering ondergaan. Als zwaarste straf koos de
wetgever voor de levenslange gevangenisstraf. Het opleggen van geldboetes werd
ontmoedigd door onrealistisch lage boete maximaal te stellen, waardoor de rechter
wel moest ingrijpen naar de vrijheidsstraf. Tegen de achtergrond van de cellulaire
opsluiting valt een modern element op: de voorwaardelijk invrijheidstelling (v.i.).
Deze had tot doel de moeilijke overgang van de detentie naar de vrijheid voor
veroordeelden tot een enigszins langdurige gevangenisstraf te verlichten.
4. Eensporig: de straf;
a. In de kern betrof het een strafstelsel. De enige maatregel betrof plaatsing in een
krankzinnigengesticht.
5. Prominente rol voor de strafrechter;
a. Het nieuwe wetboek kende de rechter een grotere mate van
straftoemetingsvrijheid toe, al werd de rechter vaak tot de oplegging van een
vrijheidsstraf gedrongen. Het vertrouwen in het rechterlijk oordeel, tot uitdrukking
komend in de straftoemetingsvrijheid, vormt één van de pijlers van het
sanctiestelsel van 1881.
1.5 Theoretische achtergronden
Zonder de verschuivingen in straftheorieën te begrijpen, vallen de ontwikkelingen in het sanctiestelsel
in de 20e eeuw moeilijk te plaatsen.
1.5.1 (Neo-)klassieke strafrechtvaardigingstheorieën
Er wordt getracht een rationele grondslag te vinden voor straffen. Beccaria ging uit van het sociale
contract dat burgers hadden gesloten. Burgers geven een deel van hun persoonlijke vrijheid aan de
gemeenschap in ruil voor bescherming door de gemeenschap tegen inbreuken op hun rechten en
vrijheden door anderen. Het klassieke denken over straffen is gebaseerd op het uitgangspunt dat een
straf een middel kan zijn tot beïnvloeding van het gedrag van burgers. De strafbedreiging dient in de
visie van Beccaria niet hoger te zijn dan noodzakelijk uit een oogpunt van dit preventieve doel. Van
oudsher is echter een andere wijze van benaderen van het straffen dominant, die de absolute
strafrechtstheorie wordt genoemd. Daarbij worden de grondslag van en de rechtvaardiging voor het
2
,straffen niet zozeer gezocht in het veronderstelde toekomstige effect daarvan, maar in het vergelden
van schuld. In de 19e eeuw bouwden anderen – onder meer Hegel – voort op de gedachte van de
vergelding als grondslag van de straf, maar lieten daarbij de theorie van het maatschappelijk contract
als grondslag los. Deze denkrichting is bekend geworden als de neo-klassieke strafrechtstheorie. In de
neo-klassieke visie, waarin de strafmaat wordt bepaald aan de hand van proportionele
schuldvergelding, is sprake van een bovengrens van de straf: niet meer leed mag worden toegevoegd
dan verantwoord is in het licht van de ernst van het feit en de schuld van de dader.
1.5.2 De Moderne richting
In verschillende opzichten week het gedachtegoed van de Moderne richting radicaal af van dat van de
(neo-)klassieke theorieën. In de eerste plaats stoelde de theorieën niet langer op de leer van het
sociale contract. De Moderne richting verwierp ook de klassieke veronderstelling dat de mens op basis
van rationele afwegingen en vrije wil besluit om een strafbaar feit te begaan of niet. De Moderne
richting benadrukte de bescherming van het collectief tegen gevaarlijk geachte personen. In plaats van
het vooraf zoveel mogelijk fixeren van de sancties zou een zo doelmatig mogelijke straf moeten
worden opgelegd, waarbij de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de dader leidend
zouden moeten zijn. De combinatie van de nadruk op de doelmatigheid van de straffen en de
wetenschappelijk georiënteerde aandacht voor de persoon en persoonlijke omstandigheden van de
dader leidde ertoe dat onderscheid werd gemaakt tussen verschillende categorieën daders.
1.6 Ontwikkeling van het sanctiestelsel vanaf 1900
1.6.1 Ontwikkeling van voorwaardelijke modaliteiten en maatregelen
De Moderne richting is van invloed geweest op het sanctiestelsel. De eerste uitingsvorm daarvan is
een apart sanctiestelsel voor jeugdigen. Niet langer stond vergelding hier centraal, maar de
verbetering van het gedrag van de jeugdige. De tweede vorm was de invoering van de
voorwaardelijke veroordeling. Er konden namelijk voorwaarden worden gesteld die waren
toegesneden op de persoonlijke omstandigheden van de dader. Ook het toepassingsgebied van de
v.i. werd uitgebreid. De introductie en uitbouw van de voorwaardelijke modaliteiten betekenen een
andere manier van straffen: van het uitoefenen van externe dwang, eerst in de vorm van lijfstraffen,
later door opsluiting, naar een vorm van zelfdwang: de veroordeelde wordt geacht zich aan bepaalde
gedragsvoorschriften te houden. Leeft hij de gestelde voorwaarden niet na, kan alsnog externe
dwang worden uitgeoefend doordat de opgelegde straf alsnog wordt ten uitvoer gelegd. Ook de
ontwikkeling van de maatregel als tweede spoor naast de straf, is toe te schrijven aan de Moderne
richting.
1.6.2 Nieuwe stromingen en denkbeelden over straffen
In de loop van de 20e eeuw zijn golfbewegingen te bespeuren in de accenten op bepaalde strafdoelen.
Begin jaren ’30 kwam een tegenbeweging op gang die wel de ‘autoritaire beweging’ is genoemd. In
tijden van sociale en economische crisis groeide de onvrede over het als mild ervaren strafklimaat. Na
de WOII verschoof het perspectief. Politieke gevangenen, die onder normale omstandigheden niet in
de gevangenis zouden zijn gekomen, hadden de detentie aan den lijve ondervonden. Hun ervaringen
betekenden een stimulans voor vernieuwingen op het terrein van het gevangeniswezen. In het begin
van de 21e eeuw is de discussie over de grondslag en de functie van het straffen meer dan voorheen
in politiek vaarwater terechtgekomen. Het strafrecht wordt ingezet als middel om maatschappelijke
problemen aan te pakken en om maatschappelijke risico’s te vermijden, zozeer zelfs dat wel is
gesproken van ‘totaalstrafrecht’.
1.6.3 Verdere ontwikkelingen van het sanctiestelsel
Het sanctiestelsel is sinds 1881 in verschillende opzichten van karakter veranderd. In deze paragraaf
zal worden bezien in hoeverre de uitgangspunten van 1881 anno 2016 nog gelden.
1. Relatief mild;
3
, a. De eenzame opsluiting wordt thans als inhumaan geacht. In dat opzicht is de
tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in de loop van de tijd ontegenzeglijk milder
geworden, bijvoorbeeld door de mogelijkheid om geldboetes op te leggen of de
voorwaardelijke veroordeling. In algemene zin heeft het sanctiestelsel thans een
milder karakter. Dat neemt niet weg dat ook ons huidige sanctiestelsel zeer
ingrijpende sancties kent zoals daadwerkelijk levenslange opsluiting bij de
gevangenisstraf of TBS.
2. Afgenomen overzichtelijkheid;
a. Er zijn meer straffen al dan niet voorwaardelijk mogelijk (werkstraffen,
voorwaardelijke straffen en de bijzondere voorwaarden). De prijs die voor deze
toegenomen differentiatie moet worden betaald, is dat de straffen minder goed
met elkaar te vergelijken zijn. Ook het feit dat straffen meer dan voorheen kunnen
cumuleren, hebben de overzichtelijkheid verminderd.
3. Vrijheidsstraf verliest positie als centrale straf;
a. De vrijheidsstraf is niet meer de centrale straf. De toenemende mogelijkheid
geldboetes op te leggen en de introductie van de voorwaardelijke veroordeling
hebben dit in de hand gewerkt. Er is geen cellulaire tenuitvoerlegging meer. Ook
kunnen gedetineerden het laatste deel van hun gevangenisstraf deelnemen aan een
penitentiair programma, waardoor zij dit deel in de vrije samenleving verblijven.
4. Van eensporig naar tweesporig;
a. Met de introductie van de TBR kreeg de maatregel een vaste plaats in ons
sanctiestelsel. Ook kennen we nu bijvoorbeeld de schadevergoedingsmaatregel.
Aldus is ons sanctiestelsel geëvolueerd van een- naar tweesporig.
5. Het strafmonopolie van de strafrechter doorbroken;
a. De afgelopen jaren is de straftoemetingsbevoegdheid van de rechter meer ter
discussie komen te staan. Op 1 januari 2012 is een wet in werking getreden die de
bevoegdheid van de strafrechter om een werkstraf op te leggen voor ernstige
gewelds- en zedenmisdrijven beperkt. Er zijn ook voorstellen voor minimumstraffen.
Voorstellen komen voort uit de wens de strafrechter meer aan banden te leggen,
kennelijk uit onvrede over de wijze waarop de rechter van zijn
straftoemetingsvrijheid gebruik maakt of kan maken. De positie van de strafrechter
is om twee redenen minder prominent geworden:
i. Het strafmonopolie is doorbroken doordat de OvJ een strafbeschikking kan
opleggen. Ook kiest de wetgever steeds vaker voor het bestuursrechtelijke
traject. Er kunnen punitieve sancties worden toegepast en de strafrechter
blijft buitenspel.
ii. De rechter heeft nauwelijks invloed op de wijze van tenuitvoerlegging.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jornvandijk1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.72. You're not tied to anything after your purchase.