Deel in cursus Naam van Wat Resultaat Extra
onderzoek en onderzoeken
onderzoekers ze?
2.2.2 Fechner – 2 soorten IU = S3-S1
psychofysische drempelmetingen psychofysica: JND = IU/2
benadering inner psychophysics Vanaf een bepaalde dif
& drempel (s3) ervaart men
outer psychophysics duidelijk dat die groter is dan de
absolute drempel standaardstimulus. De afstand
(RL), differentiële tussen S1 en S3 = interval of
drempel (DL), uncertainty, men is niet zeker
onderdrempel (men gaat gokken want 0.5)
men meet de kans DL is geen vaste waarde,
dat men de geen constante, maar een
vergelijkingsstimulus verhouding
groter ervaart dan de
standaardstimulus
(s2)
2.2.2 Weber – Wet van drempelmetingen De stimulusintensiteit moet met
psychofysische Weber een constante fractie van zijn
benadering waarde verhoogd worden om
een JND (juist merkbaar
verschil) te bekomen.
k= l/l
(k= de weberfractie, JND/S2)
2.2.2 Fechner – Wet Drempelmetingen Om de sterkte van de
psychofysische van Weber gewaarwording (S) te laten
benadering Fechner toenemen als een rekenkundige
reeks (optellen met een
constante) moet men de
stimulusintensiteit (R) laten
toenemen volgend een
meetkundige reeks (vermenigv
met een vaste verhouding)
S= k log R
2.2.3 Hubel & Wiesel – De mate van „spikes‟ Hersencellen in de LGN en in
neurofysiologische onderzoek bij (neuronen die vuren) de V1 vuren op de rand van het
benadering katten en apen als men een object (dia) en niet op een stip
over neuronen die bepaalde stip te zien heel wat hersencellen in V1
vuren bij krijgt blijkt te hebben een specifiek
perceptie reageren op rand van responsprofiel (cirkelvormige
dia stimulus/langwerpige
stimulus/rand)
dit is het resultaat van 2
versch celtypes: simple cells &
complex cells
2.3 perceptuele Bravais Een goede Werkte stippenrasters uit
organisatie – stimulusset uitwerken
groepering obv obv kristallografie
nabijheid
2.3 perceptuele Kubovy & pp krijgen kort een attractiefunctie = de
organisatie – Wagemans – raster aangeboden aantrekkelijkheid voor een
groepering obv welke oriëntatie en moeten zeggen bepaalde oriëntatie neemt af,
nabijheid vd stimulus is welke oriëntatie ze naarmate de afstand tussen de
voor de pp het erin zagen (obv stippen toeneemt
aantrekkelijkst? basisparallellogram) meeste pp antwoorden a – b
FASE 1 –c–d
pure distance law = de
groeperingssterkte neemt
exponentieel af in functie van de
groter wordende afstand (↔
geheel is meer dan de som vd
delen, Gestaltpsychologie)
,2.3 perceptuele Kubovy & Combinatie met laterale maskering (gabor
organisatie – Wagemans – andere patch opsporen is moeilijker als
groepering obv welke oriëntatie groeperingswetten er andere op korte afstand
nabijheid vd stimulus is (gelijkenis en staan) & collineaire facilitatie
voor de pp het continuïteit) door (gabor patch opsporen is
aantrekkelijkst? gebruik te maken van makkelijker als anderen op
FASE 2 Gabor Lattices verre afstand staan)
(basiselement van dit hangt af van alinieëring
rasters ≠ stip; wel facilitatie van groepering als
Gabor Patches) de nabijheid versterkt wordt
door similariteit en alinieëring +
inhibitie van groepering als de
nabijheid tegengewerkt wordt
door similariteit en alinieëring
2.3.4 figuur Mach Belang van verticale Men herkent eerder verticale
achtergrond symmetrie symmetrie dan horizontale
organisatie – Goldmeier symmetrie in een figuur
symmetrie
2.3.4 figuur Peterson & Wat zien we als Figuren die overeen komen met
achtergrond Gibson – figuur? Wat zien we herkenbare voorwerpen worden
organisatie – nieuwe herkenbaarheid als achtergrond? eerder als figuur gezien
principes
2.3.4 figuur Palmer & Ghose – EE= randen EE heeft meer kans om als
achtergrond extremal edges > waarvan de figuur gezien te worden (de
organisatie – nieuwe cut edges waarnemer ziet dat rand wordt gezien als een
principes het oppervlak verder kromming die wegdraait uit het
loopt maar gewoon beeld, de figuur krijgt volume)
uit zijn beeld
verdwijnt
CE= het oppervlak
stopt werkelijk aan
de rand
2.3.4 figuur Lamme – Celresponsen meten: V1 neuronen volgen een
achtergrond onderzoek bij wanneer ziet een cel bepaalde temporele dynamiek:
organisatie – apen over een bepaald stukje (1) optimale vs. niet-optimale
recenter onderzoek hiërarchie van van de figuur in het oriëntatie
perceptie door visueel veld? (2) rand
neuronen (3) binnenkant figuur vs.
achtergrond
responsen vh laagste niveau
worden mee beïnvloedt door de
feedback die ze krijgen van
hogere niveaus
2.3.4 figuur Machilsen, Welke rol speelt de performantie daalt met de
achtergrond Pauwels & symmetrie in figuur- oriëntatieruis, maar
organisatie – Wagemens – de achtergrond symmetrische figuren bleken
recenter onderzoek rol van symmetrie organisatie? iets beter bestand te zijn tegen
in vormdetectie meten dmv Gabor deze verstoring van groepering
en groepering Displays op de rand
OV1: globale vorm
(symmetrie of
assymmetrie)
OV2: oriëntatieruis
2.3.5 figuur Edgar Rubin – Bevat de figuur een Normaal zou de vaas moeten
achtergrond vase faces rand of bevat de domineren (klein, symmetrisch
organisatie en achtergrond een en centraal) maar gezichten zijn
perceptuele BOWN (border rand? (strijd om de heel snel en spontaan
multistabiliteit ownership) rand = bown) herkenbaar (~pareidolia)
2.3.5 figuur Kogo & Aan wat kennen Border Ownership is een
achtergrond Wagemans – mensen de rand toe? configurationele eigenschap,
organisatie en BOWN is een (aan de figuur of aan dwz dat het af hangt van de
perceptuele configurationele de achtergrond?) context (het geheel) wat je als
multistabiliteit eigenschap eigenaar van de rand ziet
, 2.3.5 figuur Zhou, Friedman & Var1: Ook V2 neuronen bij apen
achtergrond Von der Heydt – helderheidscontrast kunnen het onderscheid maken
organisatie en onderzoek bij Var2: BOWN tussen „eigenaar van de rand‟
perceptuele apen over Bij fig. 1 en 2 is de en rekening houden met de
multistabiliteit hersenresponsen linkerkant licht, de context buiten het receptief veld
op BOWN rechterkant als de figuur links staat zijn er
donkerder veel meer responsen van de V2
Bij fig. 3 en 4 is de neuronen, dwz dat links de
linkerkant donker en eigenaar van de rand is (BOWN
de rechterkant licht. is onafhankelijk van het
helderheidscontrast)
2.3.7 subjectieve Von der Heydt verklaren van V2 neuronen reageren niet
contouren – modale (onderzoek bij processen die mee enkel op effectieve randen in
en amodale apen) aan de basis liggen hun receptief veld, maar ook op
vervollediging van het waarnemen illusoire contouren
van de Kanizsa-
driehoek en andere
illusoire contouren
2.3.7 subjectieve Bakin (aanvulling verklaren van V2 neuronen reageren
contouren – modale op Van der Heydt) processen die mee blijkbaar ook op perceptuele
en amodale aan de basis liggen invulling van collineaire
vervollediging van het waarnemen lijnfragmenten (zeker bij
van de Kanizsa- bedekking of occlusie)
driehoek en andere
illusoire contouren
2.3.7 subjectieve Albert Michotte – verklaren van modale completie = de
contouren – modale 2 soorten processen die mee vervolledigde figuur lijkt echt
en amodale vervollediging of aan de basis liggen een rand te bezitten
vervollediging „completie‟ van het waarnemen amodale completie = de
van de Kanizsa- figuur wordt wel geïnterpreteerd
driehoek en andere als volledig maar toch zien we
illusoire contouren de rand niet echt
2.3.7 subjectieve Kogo, Strecha, verklaren van Vroeger dacht men vooral
contouren – modale Van Gool & processen die mee aan de rol van collineariteit (als
en amodale Wagemans aan de basis liggen punten op een rechte liggen)
vervollediging van het waarnemen maar nu weten we dat dit niet
van de Kanizsa- voldoende is.
driehoek en andere bij fig. 2 zijn de + op zich al
illusoire contouren goede figuren, er wordt ook een
occlusie waargenomen
2.3.8 Deel-heel Witkin – EFT Perceptuele stijlen Soms is een figuur zo
relaties (Embedded meten als ingebed in een andere figuur
Figures Test) veldafhankelijkheid dat ze voor ons visueel systeem
(meer moeite met moeilijker/niet meer toegankelijk
EFT) of is. (hoe het deel opgenomen is
veldonafhankelijkheid in het geheel)
2.3.8 Deel-heel Pomerantz et al. – Wat is het effect van het toevoegen van een
relaties configural een toegevoegde redundante/overbodige context
(fenomenen in de superiority effect context? leidt soms tot voordeel (duidelijk
hedendaagse vision zien welke figuur afwijkt = odd
science) man out) = Configural
superiority
het proces van herkenning
kan ook moeilijker verlopen
door een context toe te voegen
= Configural Inferiority
2.3.8 Deel-heel Kubilius, Wat is het effect van de conditie met de „features‟
relaties Wagemans, & Op een toegevoegde of de „parts‟ (delen) bleken de
(fenomenen in de de Beeck – context op de pp altijd moeilijker te vinden dat
hedendaagse vision onderzoek naar hersenresponsen? de conditie met de „wholes‟
science) de neurale basis (gehelen)
van dit configural in lagere corticale gebieden
superiority effect (V1,V2,V3) kon men makkelijker
de afwijkende „parts‟ herkennen pp konden sneller
↔ in de hogere corticale afwijkende elementen in
gebieden (LO en pFs) was dit gehelen ontdekken dan
andersom in de afzonderlijke delen
gehelen worden geleidelijk
opgebouwd in de hogere
gebieden die instaan voor vorm
en object-perceptie (wss door
combinatie vd delen die in
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lienhillen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.