Deze samenvatting heb ik gebruikt voor mijn toets van Maatschappijleer hoofdstuk ‘Verzorgingsstaat’. Zelf had ik een 8,6 voor de toets.
Deze samenvatting is een prachtige beknopte samenvatting van het hoofdstuk ‘Verzorgingsstaat’. In deze samenvatting komt alle belangrijkste informatie ...
Verzorgingsstaat
1 Wat is een verzorgingsstaat?
Nederland is een verzorgingsstaat: de overheid bemoeit zich actief met de welvaart en het welzijn
van haar inwoners. Welvaart is hoe rijk je bent, welzijn hoe tevreden je bent over je lichamelijke en
geestelijke gezondheid.
Nederlanders vinden een verzorgingsstaat normaal. Hierbij staat de solidariteitsgedachte centraal:
men is bereid om risico’s met elkaar te delen.
Uitkeringen zijn van collectief belang: iedereen kan het nodig hebben.
De overheid levert ook collectieve goederen, goederen waarvan niemand uitgesloten kan worden,
ook niet degenen die er niet voor betalen (denk bijv. aan de dijken). Dit kan voor dilemma’s zorgen:
er zijn ook ‘free riders’, mensen die niet bijdragen maar wel profiteren.
Er zijn 4 belangrijke functies van een verzorgingsstaat:
- Verzorgen. De staat biedt zorg voor de mensen die hulp nodig hebben.
- Verzekeren. De staat regelt verzekering voor verlies van inkomen, AOW, Kinderbijslag en
meer. Al deze regelingen samen vormen het socialezekerheidsstelsel.
- Verheffen. De staat biedt goed onderwijs en goede opleidingen om je te ontwikkelen.
- Verbinden. De staat zorgt voor binding tussen mensen en daarmee de sociale cohesie,
doordat mensen afhankelijk van elkaar zijn en de sociale ongelijkheid verkleind wordt.
Nederlanders hebben bepaalde sociale grondrechten: voldoende werkgelegenheid,
bestaanszekerheid en spreiding van welvaart, bewoonbaarheid van het land en bescherming en
verbetering van het milieu, volksgezondheid, goed onderwijs en voldoende woongelegenheid en
maatschappelijke ontplooiing. Bij de rechten horen ook plichten: de overheid moet zich inspannen
om deze rechten waar te maken en de inwoners moeten premies en verzekeringen betalen.
Er zijn 2 soorten economieën:
- Planeconomie. Communistische en socialistische denkbeelden zijn gebaseerd op het
ideaal van gelijkheid. Er is een communistische staatsopvatting: de staat neemt de totale
zorg voor de burgers op zich. Particulier ondernemen is hierbij niet toegestaan.
- Vrijemarkteconomie. Kapitalistische vrijemarkteconomie, bijv. VS, is gebaseerd op de
waarde van vrijheid. De overheid grijpt niet actief in de economie in. Belastingen zijn
laag, maar iedereen moet zichzelf verzekeren en ook bijv. onderwijs is erg duur.
Elke verzorgingsstaat is gebaseerd op solidariteit en gelijke kansen. Drie typen:
- Sociaaldemocratisch. De rol van overheid is groot, gelijkheid is erg belangrijk. Het wordt
ook wel het Scandinavische model genoemd. Er is goede zorg voor de burgers, wat wel
leidt tot hoge collectieve lastendruk, voornamelijk hoge uitgaven en inspanningen op het
gebied van kinderopvang en onderwijs.
- Liberaal. De rol van de overheid is beperkt, die van de markt is juist groot. Het niveau van
sociale voorzieningen is vrij laag, omdat waarden zoals eigen verantwoordelijkheid,
vrijheid en particulier initiatief belangrijk zijn. Wordt ook wel het Angelsaksische model
genoemd. Privéscholen en –klinieken komen zeker voor in zo’n verzorgingsstaat.
- Corporatistisch. Een mengeling van de 2 andere modellen. De vrije markt wordt flink
ingeperkt, maar er is ook sociale zekerheid. De bescherming van het gezin is belangrijk.
, Nederland is niet direct één van de drie modellen, maar een combinatie.
2 Ontstaan van verzorgingsstaat
In de eerste helft van de 19e eeuw was Nederland een nachtwakersstaat: een staat waarin de
overheid zich vooral beperkt tot het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Met de
economie en zorg bemoeide het zich niet echt. Rijke burgers en kerken bekostigden wel eens
liefdadigheidsinstellingen. Zorg was daarmee een gunst en geen recht.
1854-Armenwet: mensen kunnen in speciale gevallen steun krijgen van de overheid.
De Armenwet werd gevolgd door andere sociale verzekeringen en arbeidsbeschermende wetgeving.
Rond 1900 waren alle politieke partijen het eens dat de staat moest ingrijpen in de vrije markt, elke
partij vanuit eigen overwegingen:
- De katholieken en protestanten wilden daarmee de zwakkeren beschermen en waren
ook bang voor een sociale revolutie van de arbeiders
- De socialisten wilden betere leefomstandigheden en een sterkere rechtspositie voor de
arbeiders
- De liberalen zagen de gevolgen van de grote armoede als bedreiging van bestaande orde
In de 20e eeuw ontstond er behoefte aan collectieve goederen en diensten, die de overheid
beheerde. Daarmee ontstond na WO2 een gemengde markteconomie.
Door de wereldwijde crisis vanaf 1929 ging het hard achteruit met de Nederlandse samenleving. De
overheid moest ingrijpen, en dat was het begin van haar toenemende interventie.
Na WO2 was sociale zekerheid een morele basis voor de politiek, waarin vrijheid erg belangrijk was.
De sociale verzekeringen golden vanaf toen ook voor alle burgers in plaats van alleen voor de
werkenden.
Na de oorlog begon de wederopbouw: een coalitie van de katholieke KVP en de
sociaaldemocratische PvdA ging een loonpolitiek invoeren: de regering beslist over de maximale
loonstijgingen. Het was een compromis: de sociaaldemocraten wilden een vrijheid en gelijkheid voor
de arbeiders, en de katholieken wilden gespreide verantwoordelijkheid. Compromis: lagere lonen,
dus meer werkgelegenheid: beter voor de wederopbouw.
De uitbreiding van de sociale voorzieningen betrof 3 terreinen:
- Het aantal risico’s dat gedekt werd; ziekte, ouderen, armoede, ongevallen etc.
- Het aantal gerechtigden: niet alleen werknemers, maar ook niet-premiebetalers.
- Het aantal sectoren: op meer terreinen financiële steun zoals ook schoolgeld.
Mijlpalen:
- De Algemene Ouderdomswet in 1956, een blijvend inkomen voor mensen >65 jaar.
- De vaccinatie voor baby’s in 1957, waardoor kinderen beschermd werden tegen ziekten.
- De Bijstandswet in 1965, die de overheid verplicht arme mensen steun te geven.
- Het woningbezit van de woningbouwverenigingen steeg; ook huizen voor armeren.
- Het onderwijs groeide door beter onderwijs, subsidie en de Leerplichtwet in 1969.
Door al deze regelingen groeide de welvaart, kreeg iedereen de kans om zich te ontwikkelen, wat ook
weer invloed had op de godsdienstbeleving, het werk en de vrije tijd.
Dit vinden de politieke stromingen van alle voorzieningen die de staat treft voor de burgers:
- De liberalen zien de verzorgingsstaat als een vangnet, maar vinden de groeiende
lastendruk een belemmering voor de economische groei.
- De sociaaldemocraten accepteren de verzorgingsstaat en streven nog steeds naar nog
meer sociale gelijkheid.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller justinzandee. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.