100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting *Blok 2.2 leervragen week 2 Compleet DT $3.29   Add to cart

Summary

Samenvatting *Blok 2.2 leervragen week 2 Compleet DT

 134 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van 9 pagina's voor het vak Blok 2.2 aan de RuG

Preview 3 out of 9  pages

  • November 17, 2014
  • 9
  • 2012/2013
  • Summary
avatar-seller
Week 2
Thema 2 Spierkracht en -klacht
Guyton H46,47, 54, Kuks H 3,4,12,13,14 Drake
Week 2.2.2
1. Wat is een motor unit. Geef een beschrijving waarin alle onderdelen van een motor unit voorkomen.
Het geheel van de zenuwcel (dus zenuwcel en axon) met alle eindtakjes van de zenuwvezel, de geïnnerveerde
spiervezels en de bijbehorende synapsen wordt een motorunit genoemd.

2. Wat zijn: paralyse, parese, hemiplegie, paraparese, myotonie, fasciculaties en spasticiteit?
Paralyse: volledig krachtsverlies (in samengestelde woorden gebruikt men niet paralyse maar –plegie bv.
Hemiplegie)
Parese: krachtsvermindering, maar geen volledige verlamming (ook hier wordt soms in samengestelde woorden
–plegie gebruikt)
Hemiplegie: parese/paralyse van één lichaamshelft
Paraparese: parese van beide benen
Myotonie: onwillekeurige beweging van een groot gedeelte v/d spier die leidt tot een krampachtige contractie.
Meestal bij starten of stoppen beweging.
Fasciculaties: ongeordende, vaak verspringende contracties van groepen spiervezels (van 1 motor-unit),zonder
bewegingseffect,die zichtbaar worden wanneer ze aan het oppervlak v/d spier aantreden.
Spasticiteit: een toenemende weerstand tegen snelle passieve spierrekking. (knipmesfenomeen).

3. Beschrijf de twee hoofdsoorten motorneuronen die aanwezig zijn in het ruggenmerg en hun functie. Hoe
verhoudt hun activiteit zich?
voorste motorneuronen: vertrekken door voorhoorns, innerveren skeletspiervezels  2 typen:
- alfa: geven grote Aα zenuwvezels af, vertakken in spier en innerveren vezels (motor unit)
- gamma: geven Aγ zenuwvezels af aan intrafusale vezels in spierspoeltjes

4. Beschrijf twee manieren waarop kracht wordt gereguleerd. Welke rollen spelen eigenschappen van
motorneuronen en spiervezels hierbij?
Krachtsmodulatie door 1 Recruteringsgradatie (hoger aantal spiervezels dat samentrekt) of 2 Vuurfrequentie
(de frequentie waarmee de spiervezels aangespoord wordt). Altijd een combinatie tussen deze 2. Dit kan dus zo
goed omdat verschillende spiervezels vaak geïnnerveerd worden door verschillende motorneuronen. Hierdoor
kun je meer of minder spiervezels laten samentrekken of de spiervezels krachtiger laten samentrekken.

5. Waarom leidt een verhoging van de vuurfrequentie van een motorneuron tot een toename in
krachtsproductie van een spier?
Als de vuurfrequentie toeneemt blijft er dus meer Calcium vrijgemaakt worden uit het sarcoplasmatisch
reticulum, waardoor de Troponin-Myosinekoppen door kunnen blijven gaan met ATP splitsen en zo de spiervezel
korter, en dus krachtiger maken.

6. Beschrijf in detail een eenzijdige spierrekkingsreflex (bv. de kniepeesreflex van het rechter been).
Beschrijf hoe de rekking wordt waargenomen, verwerkt wordt op ruggenmergsniveau en tot welke actie
dit leidt aan de ipsilaterale en aan de contralaterale zijde.
Een spierrekkingsreflex ontstaat doordat bij rekking van de spier er excitatie in de spierspoeltjes ontstaat. De Ia-
proprioceptor afferent loopt via het dorsale ganglion (waar de celkern van de vezel ligt), waar het het
ruggenmerg binnenkomt via de achterwortel, naar de voorste hoorn v/d grijze stof. Daar synapteert hij met
interneuronen die o.a. synapteren met anteriore motorneuronen die via efferente banen naar de spier lopen waar
het signaal vandaan kwam. Ook synapteren ze met een inhiberende efferent motorneuron dat ervoor zorgt dat de
antagonist van de agonist ‘ontspant’. Op weg naar de spier verlaten de MNs het ruggenmerg via de voorwortel.
De piramidebaan (tractus corticospinalis) moduleert de reflex door rechtstreekse beïnvloeding van de motorische
voorhoorncellen en de interneuronen..
Eventueel kan er ook contralateraal een reflex komen doordat er een interneuron naar de contralaterale kant loopt
en daar een motorneuron beïnvloed voor de spier aan de andere kant v/h lichaam.
Met Onderzoek naar spierrekreflexen kan men bijvoorbeeld bekijken hoeveel ‘background’ excitatie het brein
naar het ruggenmerg stuurt. Een bekend voorbeeld is kniepeesreflex slaan met een hamer op de kniepees. Aan
de mate van de respons kan de ‘sturing van bovenaf ‘ worden bekeken. Er zijn meerdere onderzoeksreflexen:
bicepsreflex, tricepsreflex, kniepeesreflex zittend/liggende patiënt, achillespeesreflex knielende/liggende patiënt

,7. Leg uit wat de invloed van de tractus corticospinalis (piramidebaan) op de spinale reflexboog is. Wat is de
betekenis van hoge en lage (tot afwezige) spierrekreflexen?
Door invloed uit te oefenen op de motorische voorhoorncellen in het ruggenmerg kan de corticospinale baan
(pyramidebaan) reflexen of stimuleren (via EPSPs) of inhiberen (IPSPs). De corticospinale baan is een baan die
ontspringt in de Gyrus Precentralis. Vervolgens lopen de meeste vezels (80%) over de contralaterale zijde in de
medulla oblungata (pyramidekruizing), waar ze dus kruizen en in de laterale corticospinale baan komen. 10%
komt in de laterale corticospinale baan aan dezelfde zijde en de laatste 10% kruist pas op het punt waar ze het
ruggenmerg verlaten, deze lopen in de anteriore corticospinale baan.
Betekenis van afwijkende spierrekreflexen: een bij herhaling gevonden reflexverschil tussen links en rechts
(centraal hemibeeld, radiculopathie), beduidend hogere reflexen aan de benen dan aan de armen
(ruggenmergsaandoeningen), beduidend lagere reflexen distal dan proximaal (polyneuropathie) en areflexie
(polyneuropathie)

8. Beschrijf het klinische beeld en verloop van amyotrofische lateraalsclerose. Welke twee neurologische
systemen zijn aangedaan? Wat is de betekenis van een EMG bij de diagnostiek?
Amyotrofe Laterale Sclerose. Klinisch Beeld: -progressieve spierzwakte, krampen – begin in arm, been of
bulbaire gebied – overlijden door ademhalingsinsufficiëntie.
Bij deze ziekte treedt een degeneratie op van de motorische voorhoorncellen in het ruggenmerg en de medulla
oblongata. Ook de oorsprongscellen van de pyramidebaan in de motorische hersenschors degenereren. Er
ontstaat spieratrofie (a-myo-trofie) en een degeneratie van de voornamelijk lateraal gelegen piramidebaan
(laterale sclerose).
De eerste klachten zijn zwakte en atrofie:- In de kleine handspieren van één hand, later ook meer proximaal.
- In de strekspieren van één voet, later ook meer proximaal. -In de spieren van tong en keel.
Pyramidebaanverschijnselen (zeer levendige reflexen, zonder spasticiteit).treden vaak pas in 2e instantie op.
Uiteindelijk breidt het zich uit over de spiergroepen v/d extremiteiten, romp etc., waardoor 80% v/de patiënten
binnen 3a4 jaar overlijdt door een verslikpneumonie en ademhalingsinsufficiëntie.
De voetzoolreflexen zijn slechts bij 50% van de patiënten pathologisch; de buikhuidreflexen blijven intact. In het
EMG worden actieve denervatieverschijnselen gevonden in verscheidene spiergroepen die niet tot één perifere
zenuw of wortel behoren, anderzijds worden reïnnervatieverschijnselen gevonden omdat de axonen van de nog
intacte voorhoorncellen het vermogen hebben gedenerveerde spieren te innerveren.

9. Welke symptomen treden op bij een polyneuropathie. Denk aan motoriek, sensibiliteit en autonome
functie, denk aan positieve en negatieve verschijnselen.
Er bestaan positieve en negatieve symptomen. Negatieve zijn verschijnselen van uitval, terwijl Positieve
verschijnselen van overmatige prikkelbaarheid van de zenuw of de spiervezelmembraan.
Symptomen polyneuropathie: -dove gevoelens (negatief sensibel) – prikkelingen en pijnen in de voet(positief
sensibel) – zwakte van teen en voetspieren (negatief motoriek) LATER: - sensibele stoornissen in vingers handen
en onderarmen (negatief sensibel) gevolgd door zwakte van hand en onderarmspieren (negatief motoriek). Ook
kunnen autonome verschijnselen optreden: - droge warme huid – afbrokkelende nagels, slechte wondgenezing,
orthostatische hypotensie, darmfunctiestoornissen en impotentie.

10. Welk bloedonderzoek is in de situatie van de eerste lijn (huisarts) nuttig bij een patiënt bij verdenking op
een polyneuropathie.
Bloedonderzoek op de meest frequente oorzaken: Diabetes Mellitus (bloedsuiker), Alcohol en Medicatie

11. Beschrijf het klinische beeld en het verloop van het Guillain Barré syndroom. Welke twee
hulponderzoeken zijn nuttig om de ziekte aan te tonen?
De acute polyradiculoneuropathie van Guillain-Barré is een aandoening v/d myelineschedes van zenuwwortels
en perifere zenuwen. Het ontstaat in verloop van enkele dagen tot enkele weken een min of meer complete
slappe verlamming met areflexie van spieren van de benen,armen, romp en aangezicht, en in 15% ook van de
ademhalingsspieren. De verlamming begint doorgaans aan de distale beenspieren en breidt zich naar de armen en
soms tot craniaal uit. De aangedane spieren zijn doorgaans pijnlijk en er zijn lichte tot extreme
wortelprikkelingsverschijnselen. Bij ongeveer 2/3 van de patiënten is een koortsige ziekte van 2 tot 3 weken voor
het begin van de verlammingsverschijnselen voorafgegaan. Men vermoedt niettemin dat in alle gevallen een
kruisreactie is opgetreden tussen componenten van een micro-organisme en delen van het perifere zenuwstelsel.
Het eiwitgehalte van de liquor (liquoronderzoek), is matig soms sterk verhoogd, doorgaans zonder pleiocytose.
De geleidingssnelheid van de perifere motorische zenuwen (EMG) is bij ongeveer de helft van de patiënten
verlaagd, terwijl ook in het biopt van de n. suralis (sensibele zenuw) vaak afwijkingen te vinden zijn.
De prognose is dat na enkele weken tot maanden geleidelijk herstel optreedt. Eventuele therapieën zijn –
immunoglobulinen intraveneuze toediening, - plasmaferese – symptomatisch

, 12. Beschrijf het klinische beeld en de bevindingen bij onderzoek bij een carpale tunnelsyndroom.
Het carpaletunnelsyndroom is een distale medianuslaesie waarbij de patiënt last heeft van (soms pijnlijke)
tintelingen en een doof gevoel in de handpalm. Door het schudden van de handen verminderen de tintelingen. De
patiënt heeft het gevoel dat de vingers te dik zijn. De symptomen treden vooral ’s nachts op. Er is haast geen
krachtverlies, maar wel sensibiliteitsverlies.
Klinisch onderzoek:
 Vaak geen afwijkingen, soms atrofie duimmuis, verminderde kracht van de m. opponens pollicis (duim
tegen basis van pink drukken) en m. abductor pollicis. (glas omvatten)
 Compressie van de onderarm: of er zich binnen 1 minuut sensibele verschijnselen in het
medianusgebied voordoen
 Percussie op de carpale tunnel (proef van Tinel)
 Geforceerde extensie dan wel flexie in de pols ( proef van Phalen)
EMG: verlengde motorische en sensibele geleidingstijd van de n. medianus in de pols

13. Beschrijf het klinische beeld bij uitval van de n. femoralis, n. peroneus, wortel L5, en wortel S1. Wat is
meralgia paraesthetica en welke symptomen treden hierbij op?
Uitval van de n. femoralis is moeilijk te onderscheiden van uitval van de plexus lumbalis. Bij uitval van de
plexus lumbalis kan er zwakte optreden in de kniestrekkers en heupbuigers en soms zijn ook de
onderbeenspieren aangedaan (klapvoet). De kniepeesreflex is afwezig. De sensibiliteit is relatief ongestoord, pijn
zit aan de voorzijde van het bovenbeen en aan de mediale zijde van het onderbeen. Met een interval van
dagen/weken kan ook de andere kant mee gaan doen. Meestal treedt volledig herstel op in de loop van enkele
dagen. Uitval van de n. femoralis kan ook veroorzaakt worden door overstrekking van het heupgewricht en
verwonding van de lies.
De n. peroneus is zeer gevoelig voor rekking en compressie (met benen over elkaar, hurken, langdurige bedrust,
coma, fibulafractuur) lateraal onder het kniegewricht. Bij uitval van de n. peroneus ontstaat een
voetheffersparese (klapvoet) en (bij uitval van de oppervlakkige tak) een dood gevoel op de voetrug. In ernstige
gevallen is er een volledige verlamming. Er is een sensibiliteitsstoornis op de bovenkant van de voet.
Uitval van wortel L5 leidt ook tot een klapvoet. De wortel L5 verzorgt zowel de boven- als onderkant van de
mediale voetrand en de grote teen. Hier zullen sensibiliteitsstoornissen optreden. De n. ischiadicus wordt
gevormd uit wortel L5 en S1. Uitval leidt tot atrofie van de hamstrings en een verminderde buiging van de knie.
Er ontstaan geen sensibele stoornissen. De n. ischiadicus splitst zich in de n. tibialis en n. peroneus. Uitval van
de n. tibialis leidt tot verminderde plantaire flexie van de voet, atrofie van de kuit en sensibele stoornissen aan de
achterkant van het onderbeen en de laterale zijde van de voet.
Een letsel van de nervus cutaneus femoris lateralis (L2-L3) komt frequent voor en is bekend al meralgia
paraesthetica. Er is dan sprake van pijnlijke paresthesieën (Prikkelend, brandend of pijnlijk gevoel op de huid) en
verminderde sensibiliteit van de huid aan de voor-buitenkant van het bovenbeen. Het gaat om compressie of
abnormale rekking van de zenuw in de fascia lata, ongeveer 2 centimeter onder het ligament van Poupart.

14. Beschrijf het klinische beeld van dystrofia myotonica(= myotone dystrofie). CAPKZP
1e symptomen vaak tussen 15e en 30e levensjaar, gaat om een multisysteemaandoening, erft autosomaal-
dominant (met anticipatie (dynamische mutaties)) over.
- Milde zwakte, vooral van de distale spieren en het aangezicht
- Diverse andere lichamelijke afwijkingen
 Cataract (vaak 1e symptoom)
 Actiemyotonie (myotonie v. handspieren ( openen vuist)
 Percussiemyotonie (verlengde contractie) (na slaan op duimmuis)
 Klapvoeten
 Zwakte extensoren v/d handen en kleine handspieren, de musculi
sternocleidomastoidei en de kauwspieren
 Lichte symmetrische ptosis, zwakte overige gezichtspieren (facies mopathica) en
farynxspieren
 Op den duur proximale spieren eveneens gedeeltelijk paretisch
 En nog veel meer (zie blz. 163)

15. Welke oorzaken zijn er voor een verworven myopathie. Denk aan ontsteking (myositis), endocriene
oorzaken en medicamenten.
Een Verworven myopathie kan door verscheidene oorzaken ontstaan: - een inflammatoire myopathie
(myositis) is immuungemedieerd en treedt vaak bij interne aandoeningen op. Een inflammatoire myopathie
wordt gekenmerkt door een in verloop van dagen tot weken, soms vele maanden, ontstaande proximale

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AIOS-DT. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.29. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

78998 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.29  1x  sold
  • (0)
  Add to cart