100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Jaarverslaggeving alle tentamenstof, Inleiding Boekhouden (324065-B-6) $9.66
Add to cart

Summary

Samenvatting Jaarverslaggeving alle tentamenstof, Inleiding Boekhouden (324065-B-6)

2 reviews
 318 views  34 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van het boek 'Jaarverslaggeving', voor het vak Inleiding Boekhouden (-B-6). Alle hoofdstukken die in het vak aan bod komen, zijn opgenomen in de samenvatting.

Preview 4 out of 82  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1 t/m 17, 19
  • June 25, 2021
  • 82
  • 2020/2021
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: eugeniedijkhuizen26 • 2 months ago

review-writer-avatar

By: lauraklaverdijk • 3 year ago

avatar-seller
Inleiding boekhouden

Hoofdstuk 1: Externe verslaggeving: relaties met andere vakgebieden en ontwikkeling
1.1: Afbakening van het vakgebied
Organisatie = een samenwerkingsverband van mensen en middelen dat is gericht op het realiseren van bepaalde
doelstellingen.
Doelstellingen van een organisatie:
- Het behalen van winst.
- Het verkrijgen van een bepaalde marktpositie.
- Het leveren van een bijdrage aan haar maatschappelijke verantwoordelijkheden.
 Deze doelstellingen zijn veelal afgeleid van de doelstellingen van de belanghebbenden.

Interne informatieverschaffing = gericht op de informatiebehoefte van de leiding voor het nemen van
beslissingen en het beheersen van het bedrijfsproces. Dit is het terrein van de management accounting. Hier zijn
geen wettelijke regels van toepassing, het is immers intern.
Externe informatieverschaffing = gericht op de informatiebehoefte van derden voor hun oordeelsvorming en/of
besluitvorming ten aanzien van de organisatie; de informatie is mede bedoeld om verantwoording af te leggen
over het gevoerde beleid. Dit is het terrein van financial accounting, hier bestaat wel wetgeving (de wetgever wil
dat ondernemingen financiële informatie openbaar maken).

Verschillen tussen interne en externe informatieverschaffing:
 Intern vindt er vrijwel doorlopend informatieverschaffing plaats, extern is de frequentie van
berichtgeving veel minder groot.
 Interne informatie is veelal zeer gedetailleerd, extern gaat het veel meer om het globale beeld van de
organisatie.
 Interne informatie is voor de leiding sneller beschikbaar dan externe informatie voor de externe
belanghebbenden.
 Bij de externe verslaggeving kan de neiging bestaan om de ‘buitenwacht’ een ander (meestal
rooskleuriger) beeld van de financiële positie van de onderneming voor te spiegelen dan overeenkomt
met de werkelijkheid. Intern is dit niet aan de orde, althans als we het over het niveau van de centrale
leiding hebben.
Creative accounting = het op kunstmatige wijze verfraaien van de balans en de resultatenrekening.

We kennen de volgende drie soorten jaarrekeningen:
1. De interne jaarrekening ten behoeve van de leiding.
2. De externe jaarrekening ten behoeve van externe belanghebbenden.
3. De fiscale jaarrekening ten behoeve van de fiscus.

1.2: De externe jaarrekening
Jaarrekening = het geheel van de balans en winst- en verliesrekening en de op beide stukken betrekking
hebbende toelichting (winst- en verliesrekening = resultatenrekening).
Balans = een momentopname van de waarde van de activa en de passiva van de onderneming. Omdat het een
momentopname betreft, bevat de balans voorraad- of stockgrootheden.

Indeling van de balansposten in activa en passiva posten:
Activa = geven de investeringen ten behoeve van het productie- en verkoopproces weer. Het zijn de economic
resources van de onderneming.
o Vaste activa = vermogen geïnvesteerd in vaste activa komt in de regel pas op lange termijn weer in
geldvorm vrij (bv. gebouwen en machines).
o Vlottende activa = vermogen geïnvesteerd in vlottende activa komt in principe op korte termijn in
geldvorm vrij (bv. voorraden, debiteuren en liquide middelen).

Passiva = geven het vermogen weer dat verkregen is ter financiering van de activa.
o Eigen vermogen = verschaft door de eigenaren en staat voor onbepaalde tijd ter beschikking van de
onderneming (is risicodragend vermogen; de vergoeding voor het verschaffen van EV
is afhankelijk van het presteren van de onderneming. Is permanent vermogen; term is misleidend want
de eigenaren kunnen wel besluiten om hun EV te laten terugbetalen).

, o Vreemd vermogen = ter beschikking gesteld door schuldeisers (is risicomijdend vermogen; de
vergoeding is onafhankelijk van het presteren van de onderneming. Is tijdelijk vermogen; van te voren
zijn afspraken gemaakt over terugbetaling).
 Langlopende schulden  hypothecaire leningen en obligatieleningen.
 Kortlopende schulden  crediteuren en nog te betalen belastingen.
 Voorzieningen = verplichtingen waarvan de omvang en/of het tijdstip van nakoming niet exact
te bepalen zijn, maar wel redelijkerwijs te schatten.

Indeling van de balansposten in materiële en monetaire posten:
Materiële activa = bij materiële activa als duurzame productiemiddelen (voorraden werkeenheden) en
voorraden (aantallen, kilogrammen enz.) gaat het om hoeveelheden die – door vermenigvuldigen met een
prijsgrondslag – moeten worden vertaald in geld.
Monetaire posten = bij monetaire posten als vorderingen en liquide middelen (monetaire activa) en schulden en
voorzieningen (monetaire passiva) hoeft deze vertaalslag niet gemaakt te worden, omdat die al in een
geldbedrag luiden.

Resultatenrekening = een overzicht van de opbrengsten en kosten gedurende een bepaalde periode en geeft
het over de betreffende periode behaalde resultaat weer, bevat dan ook periode- of stroomgrootheden.
Als de balans is vastgesteld, ligt daarmee in principe ook de resultatenrekening vast, en omgekeerd. Kunnen niet
onafhankelijk van elkaar opgesteld worden.

De winst over een bepaalde periode kan op twee manieren worden berekend:
1. Vanuit de resultatenrekening  het verschil tussen de opbrengsten en kosten.
2. Vanuit de balans  als het verschil tussen het eigen vermogen aan het eind en het eigen vermogen aan
het begin van de periode (vermogensvergelijking).
 Moet worden gecorrigeerd voor mutaties in de kapitaalsfeer.
o Kapitaalstorting = een toename van het EV die niet als winst valt aan te merken.
o Kapitaalonttrekking = een afname van het EV die geen verlies is.
 Kapitaalmutaties vinden hun oorzaak in vermogensverschuivingen tussen de onderneming en
haar eigenaren.
Rechtstreekse vermogensmutaties = mutaties in het eigen vermogen lopen niet via de resultatenrekening.

De functies van de jaarrekening zijn:
1. Rentabiliteit 3. Liquiditeit
2. Solvabiliteit 4. Activiteit (omloopsnelheid)

1. Als het resultaat wordt gerelateerd aan het vermogen waarmee dit resultaat is behaald, verkrijgen we de
rentabiliteit. Deze kan op verschillende manieren worden uitgewerkt:
o De rentabiliteit van het totale vermogen (RTV)
 RTV is te berekenen door de totale vermogensopbrengst (= winst vóór aftrek van interest en
vóór aftrek van belasting) uit te drukken in een percentage van het gemiddeld totaal vermogen
gedurende het boekjaar.
o De rentabiliteit van het eigen vermogen (REV)
 REV wordt berekend door de nettowinst uit te drukken in een percentage van het gemiddeld
eigen vermogen gedurende het boekjaar. Dit is de REV na aftrek van belasting.
 REV kan ook voor aftrek van belasting worden berekend; in de teller wordt dan de winst voor
aftrek van belasting opgenomen.
o De rentabiliteit van het vreemd vermogen (RVV)
 RVV kan berekend worden door de rentelasten uit te drukken in een percentage van het
gemiddeld vreemd vermogen gedurende een boekjaar.
De RVV ligt vast (de interestvergoeding is van tevoren vastgelegd). De REV is afhankelijk van et presteren van de
onderneming, dus van de RTV.
Positieve financiële hefboomwerking = indien de RTV hoger is dan de RVV, komt dit verschil ten goede aan de
eigenvermogen verschaffers en zal de REV vóór aftrek van belasting hoger zijn dan de RTV.

2. Solvabiliteit = de mate waarin de onderneming in staat is aan haar verplichtingen jegens de schuldeisers te
voldoen. Bij het beoordelen daarvan staat de bufferfunctie van het eigen vermogen centraal  in geval van

,liquidatie krijgen de eigenvermogen verschaffers pas hun inleg terug als aan de verplichtingen jegens de
schuldeisers is voldaan.
De bufferfunctie ten opzichte van schuldeisers kan ook door niet-eigen vermogen vervuld worden, bv. door
achtergestelde leningen.
Achtergestelde lening = lening waarop pas afgelost wordt als aan de verplichtingen ten opzichte van de overige
schuldeisers voldaan is.
Garantievermogen = de verzamelterm voor al het vermogen dat de bufferfunctie heeft.
Hoe groter de relatieve omvang van het eigen vermogen, des te beter de solvabiliteit.
Als indicatie van de solvabiliteit wordt daarom vaak de verhouding tussen het eigen vermogen en het totale
vermogen gebruikt.
Industriële bedrijven  waarde van 1/3.
Arbeidsintensieve ondernemingen  waarde van 1/4.
Het trachten te profiteren van de hefboomwerking van de vermogensstructuur kan een reden zijn om de
solvabiliteit bewust niet te gunstig te laten zijn.

3. Liquiditeit = de mate waarin de onderneming in staat is aan haar lopende betalingsverplichtingen te voldoen.
Dynamische liquiditeit = de liquiditeit wordt beoordeeld aan de hand van een prognose van de verwachte
ontvangsten en uitgaven voor de komende periode.
Current ratio = de statische liquiditeit; krijg je door te kijken naar de verhouding tussen de vlottende activa en de
kortlopende verplichtingen. Als vuistregel wordt gebruikt dat de current ratio minimaal 1,5 à 2 moet zijn.
Beperkingen current ratio:
1. Het is een momentopname.
2. Window dressing (= vóór de balansdatum worden bepaalde activiteiten verricht om de current ratio
een beter aanzien te geven).
3. Houdt geen rekening met mogelijke dispositieruimte op rekening-courantkredieten.

1.4: Functies en kwaliteitskenmerken van de jaarrekening
In de literatuur worden drie modellen gehanteerd:
1. Het bezitsmodel
2. Het klassieke of gesloten model
3. Het moderne of open model

Bezitsmodel = is er geen sprake van een scheiding tussen leiding en eigendom. Het doel van de onderneming
beperkt zich voornamelijk tot het vergroten van het kapitaal van de ondernemer.
De ondernemer zelf en de fiscus zijn de belanghebbenden. Zijn bijvoorbeeld eenmanszaken en vof.

Gesloten model = is er een scheiding van leiding en eigendom. Er is sprake van twee partijen, de
kapitaalverschaffer en de kapitaalbeheerder.
Kapitaalverschaffer  wil weten wat er met zijn in de onderneming geïnvesteerde kapitaal is gebeurd. Hierdoor
staat de verantwoordingsfunctie centraal.

Open model = door het proces van vermaatschappelijking zijn vele ondernemingen in het open model
terechtgekomen (geldt veelal voor beursgenoteerde ondernemingen, die voor hun kapitaalbehoefte een beroep
doen op een grote kring van beleggers).
De onderneming wordt gezien als een coalitie van meerdere partijen  de kapitaalbeheerder moet de diverse
belanghebbenden informeren over de gang van zaken binnen de onderneming. De jaarrekening heeft dus een
verantwoordingsfunctie en een informatiefunctie.

Om de kernfuncties (verantwoording en informatie) goed te kunnen vervullen, dient de jaarrekening informatie
te bevatten die zowel relevant als betrouwbaar is:
 Relevant
o Een jaarrekening moet cijfers opleveren waar de lezer ‘iets mee kan’, hij moet er waardevolle
informatie aan kunnen ontlenen.
 Betrouwbaar
o De lezer van de jaarrekening moet erop kunnen vertrouwen dat de erin verstrekte cijfers een
‘getrouw beeld’ geven van de financiële positie van de onderneming.
o Betrouwbaarheid moet gewaarborgd worden door de externe accountant die de jaarrekening
afgeeft  controleerbaarheid is daarom een belangrijk aspect van betrouwbaarheid.

, 1.5: Creative accounting
Creative accounting = de cijfers zodanig aapassen, dat ze leiden tot de door dat management gewenste
gevolgen (bv. directie wil het slecht presteren van de onderneming tegenvoer de aandeelhouders verbloemen).
 Er dienen schattingen te worden gemaakt
o Bv. van levensduur van activa, betaalgedrag van debiteuren enz.
o Schattingen zijn subjectief en bieden dan ook ruimte voor een optimistische of pessimistische
infulling.
 Wet- en regelgeving geven vaak de vrijheid om bij het opstellen van de jaarrekening te kiezen uit
verschillende manieren om een transactie of gebeurtenis te verwerken.
o Door de overstap van het ene op het andere verslaggevingsalternatief kan aanpassing van het
winstcijfer bereikt worden (een stelselwijziging).

Naast het opwaarts of neerwaarts bijstellen van de winst, zijn er nog twee vormen van creative accounting te
onderkennen:
1. Winstegalisatie (income smoothing)
2. ‘taking a bath’ -strategie

Winstegalisatie = vooral beleggers hechten een grote waarde aan een stabiele winstontwikkeling. Door in goede
jaren het winstbedrag naar beneden toe bij te stellen en het ‘afgeronde bedrag’ toe te voegen aan de winst in
een (minder goed) volgend boekjaar, kan deze winstegalisatie plaatsvinden.




‘taking a bath’ -strategie = als een onderneming een groot verlies lijdt, kan het management in de verleiding
komen dit verlies door jaarrekeningaanpassingen nog verder te vergroten. In een slecht boekjaar naar de
buitenwacht toe maakt het niet veel uit of het nu 10 of 15 mln is. In de volgende boekjaren zal er minder hoeven
te worden afgeschreven en zullen allerlei kosten afgeboekt kunnen worden van de gevormde voorziening,
waardoor er ruimte wordt geschapen om meer winsten te tonen.




1.6: Wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de externe verslaggeving
Normatieve wetenschap:
4. Probeert het beste winstbepalingssysteem te vinden
5. Vooral tot jaren 70 vorige eeuw
6. Discussie over fair value accounting

Beschrijvend of empirisch onderzoek:
7. Probeert de verslaggevingspraktijk te verklaren en te voorspellen.

Hoofdstuk 2: Waarde en winst
2.1: Het economisch waardebegrip
In een onderneming speelt zich een transformatieproces af  inputs worden omgezet in outputs. De
onderneming bevindt zich tussen twee markten  de inputs worden aangeschaft op de inkoopmarkt en de
outputs worden verkocht op de verkoopmarkt. Een onderneming hecht waarde aan dit transformatieproces. Er
wordt geïnvesteerd in productiemiddelen, omdat er wordt verwacht dat ze leiden tot waardecreatie  de
(verkoop)waarde van de outputs moet hoger zijn dan de (inkoop)waarde van de opgeofferde
productiemiddelen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisaUVT. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.66. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53920 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.66  34x  sold
  • (2)
Add to cart
Added