Samenvatting Beeldende begrippen 6e druk – H 1, 2, 4, en 5
Hoofdstuk 1: Kunstgeschiedenis
Kunstgeschiedenis is een verhaal over stromingen en stijlen, over kunst in
verschillende periodes en culturen
Invloed op kunst hebben: maatschappelijke en politieke ontwikkelingen,
economie, wetenschap en de stand van techniek
Wortels Westerse kunstgeschiedenis -> in klassieke oudheid (kunst Grieken en
Romeinen) vanaf 1050 v. Christus
Door verovering van grote delen Europa komen andere landen in aanraking met
Griekse-Romeinse kunst
450 n. Christus -> Romeinse Rijk vervallen (veel kunst verloren)
Christendom wordt verspreid (kunst in dienst van God)
1400 Renaissance -> nieuwe wereldse thema’s komen kunst binnen
Moderne tijd -> met Franse, Industriële en Amerikaanse revolutie
(kunst)wereld veranderd en wordt beïnvloed -> geen strikte scheiding tussen
kunstvormen
Door technische uitvindingen -> nieuwe kunstvormen
Stroming
Kunststroming = periode waarin kunstenaar in min of meer dezelfde stijl werken met
dezelfde achterliggende ideeën
Binnen een stroming verschillen
in elke regio eigen karakteristieke kenmerken
Datering kan ook verschillen
Schilders onderbrengen in verschillende stromingen op basis van bekende vormen: Stijl
Stijl = de karakteristiekste vormen (het gebruik van de beeldende middelen)
Prehistorie (tot ca. 3300 v. Chr.)
Geen geschreven bronnen. Er was geen kennis over kunst.
Klassieke oudheid (ca. 1050 v. Chr. Tot ca. 450 n. Chr.)
De cultuur van oude Grieken en Romeinen. De Romeinen namen veel over van Grieken
beeldhouwkunst en architectuur. Door veroveringen verspreidde deze kunst.
Griekse kunst (vanaf 1050 v. Chr. Tot 27 v. Chr.)
Beeldhouwkunst harmonisch van verhouding. (Kouros = klassiek beeld naakte, jonge
man)
Man heeft juiste proporties = evenwichtig en goede verhoudingen
Later contrapost -> speerdrager steunt op 1 been en heeft uitgedraaide heup.
Romeinse kunst (ca. 300 v. Chr. Tot 476 n. Chr.)
Romeinen namen veel over van Grieken. De portretkunst is typisch Romeins. Griekse en
Romeinse beelden werden waarschijnlijk geschilderd.
Vroegchristelijke kunst (vanaf 3e eeuw tot ca. 550)
Vroegchristelijke kunst sluit aan bij die van de Romeinen. Ze gaan samen. Als
Christendom verspreidt veranderd kunst. Realisme wordt vervangen door schematische
afbeeldingen. Eenvoudige figuren worden frontaal (van voren) afgebeeld. Grote,
expressieve ogen en duidelijke gebaren.
1
,Boodschap belangrijker dan vorm.
Verhalende of narratieve scenes uit Bijbel -> 3e–4e eeuw basis gelegd (1000 jaar
dominant)
Romaans (ca. 950-1200)
Paus krijgt steeds meer macht, binnen kerk en daarbuiten. Aardse leven gericht op
hiernamaals. Kunst in Romaanse kerk tot onderwijs voor mensen. Expressiviteit en
symboliek belangrijk in deze Middeleeuwse maatschappij. Portaal van kathedraal ->
Christus afgebeeld. Gaat niet om realisme.
Kerken en kloosters worden gebouwd in stijl met boogconstructies en tongewelven (naast
plattegrond) -> Romaanse stijl. Het grondplan is afgeleid van de vergaderzalen van de
Romeinen (basilica)
Gotiek (ca. 1140-1500)
Vooral beroemd geworden door enorme kerken. (Sint-Bataafse kathedraal in Gent)
Verschil -> deze kerken hoger en groter = Door uitvinding kruisribgewelf (6) en spitsboog
(4) gewelfribben (5)
Muren hebben geen functie van steunen meer -> grote spitse of ronde vensters mogelijk.
Ook glas in lood ramen.
Buitenkant versierd met ornamenten en beelden van heiligen
Kenmerkend -> langgerekte figuren met geplooide gewaden
De Vlaamse Primitieven (15e en 16e eeuw)
Vanaf late Middeleeuwen in Zuidelijke Nederlanden vernieuwing in schilderkunst. Door
ontdekking olieverf -> preciezer werken en prachtige kleurschakeringen
Zorgvuldig kijken naar natuur
Veel zorg besteden aan: voorstelling, kleur, lichtval en compositie (perspectief op
gevoel)
De opmaat naar de renaissance
Renaissance (ca. 1400-1550)
Einde Middeleeuwen verliest kerk haar machtsmonopolie. Wetenschap zet
wereldbeeld op de kop.
De mens komt zelf meer centraal te staan. Wereldlijke leiders eisen de macht op.
(vooral Italië met Florence en Rome)
Renaissance = letterlijk wedergeboorte (van idealen uit klassieke
oudheid)
Klassiek elementen -> zuilen, timpanen opnieuw toegepast in
gebouwen
Andere kenmerken = symmetrie en evenwichtige verhoudingen
Nadruk ligt op de koepel
Klassieke harmonische verhoudingen spelen belangrijke rol
2
, Gulden snede = ingewikkelde wiskundige regel waarmee verhouding tussen lijnen
wordt aangegeven
Naast Bijbelse thema’s ook verhalen uit mythologie verbeeld.
Nieuw -> portretkunst (realistisch en herontdekken perspectief)
Voorbeelden kunstenaars = Sandro Botticelli, Leonardo da Vinci en Michelangelo.
Barok (ca. 1600-1750)
Begin 16e eeuw zorgt Reformatie voor splitsing kerk. Protestanten geloven niet in
aanbidden beelden.
1566 beeldenstorm in Noorden Nederland. (katholieke kerken vernield)
Katholieke antwoord = contrareformatie
Contrareformatie gaat samen met de kunststijl barok. (vanuit Italië naar Europa)
Protestantse gebieden -> sober karakter barok
Nieuwe kerken/kloosters bouwen -> veel marmer en bladgoud en
plafondschilderingen (in de hemel kijken)
Kerken straalden overwinning en macht uit
Architecten besteden veel aandacht aan voorgevels (=facades)
o Gedraaide zuilen
o Vooruitspringende zuilen en terugwijkende muren
Barokke kunstenaars maken gebruik van
o diagonale en gebogen lijnen
o Sterke licht-donker contrasten (clair-obscur)
Hollandse barok
Veel navolgers van clair-obscur in Nederland, zoals Rembrandt.
Populair waren landschappen, stillevens en schilderijen met huiselijk thema
(Neo)classicisme (vanaf ca. 1770)
Door ontdekkingen en opgravingen van stad Pompeï (Italië) leeft belangstelling klassieke
oudheid opnieuw op
Klassieke gevels met trappen
Zuilengalerijen, timpanen en frontons boven ramen en deuren
Sluit goed aan bij rationalisme en verlichting gin 18e en 19e eeuw
Beroemde schilders waren -> Jacques-Louis David en Jean-Auguste Ingres
Ze verbeelden morele waarden uit oudheid en vertaalden naar eigen tijd
Romantiek (ca. 1780-1850)
Komt eind 18e eeuw. Veel veranderd op maatschappelijk, politiek en economisch gebied
in Europa.
Na Franse revolutie verdwijnt standenmaatschappij
Industriële revolutie komen traditionele waarden onder druk te staan
Romantiek ontstaat als reactie op neoclassicisme en rationalisme van het
verlichtingsdenken
Belangrijkste thema beeldende kunst = ervaring van grootsheid natuur
Neostijlen (na 1815)
Verleden is tijdens romantiek bron van inspiratie voor kunst en bouwkust
Neostijlen -> stijlen die verwijzen naar het verleden (neo = nieuw)
Realisme (1840-1880)
In 19e eeuw leren kunstenaars schilderen volgens regels classicisme
Historische, mythologische en Bijbelse onderwerpen nog hoog in aanzien
Figuren hebben ideale lichaamsverhoudingen
Realisme -> verzetten zich tegen het ideale
Ze werken met losse toets
Haagse school (1860-1900)
Tegelijkertijd met realisme in Frankrijk komt in Den Haag groep schilders bij
elkaar.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller margreet58. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.95. You're not tied to anything after your purchase.