Dit is een samenvatting van het vak Klinische Neuropsychologie van de Universiteit Utrecht. Deze samenvatting bevat alle hoorcolleges en een samenvatting van alle besproken hoofdstukken van het boek Kessels.
HOORCOLLEGES KLINISCHE NEUROPSYCHOLOGIE
HC1 – Introductie & intelligentie – 12 november
Klinische neuropsychologie = bestudeert de relatie tussen hersenen en gedrag, bij gezonden
mensen en bij patiënten. De klinische neuropsycholoog is een science-practitioner (klinische
praktijk en wetenschappelijk onderzoek).
➢ Relatie tussen hersenen en gedrag!
Holisme = hersen functioneren als 1 geheel.
Mentale functies → holisme:
• Hippocrates: “de hersenen zijn de zetel van het intellect”
o Eerste die gedrag en gevoel resultaat zijn van functioneren van de hersenen.
o Niemand geloofde hem: mensen geloofde dat lichaam balans kende tussen
elementen water, vuur, bloed en slijm.
• Aristoteles: “de geest is apart en onafhankelijk van het lichaam en de zintuigen”
Vanaf 14e eeuw: kritisch nadenken
• Descartes = de ziel is een zelfstandig functionerende immateriële eenheid.
o De geest zetelt in de pijnappelklier.
• Franz Joseph Gall = introduceerde de notie dat er veel mentale organen in onze
hersenen zijn.
o Mensen met uitpuilende ogen zijn goed in taal en geheugen, knobbels achter
de ogen zijn een teken van agressiviteit.
o Opvattingen getoetst met clinicoanatomische methode = de hersenen van
patie2nten die ten gevolge van hersenbeschadigingen uitvalverschijnselen
vertoonden, werden na overlijden geanalyseerd.
Clinico-anatomische methode (Gall)
• Patiënt HM: beide hippocampus verwijderd:
o Epilepsie verdween.
o Geen geheugencapaciteit meer.
• Phineus Gage
o IJzeren staaf door frontaalkwab.
o Verandering in gedrag.
• Patiënt Tan (door Paul Broca)
o Kan taal begrijpen, maar niet produceren.
o Gebied van Broca was aangetast.
Van holisme naar lokalisatie: Celtheorie
• Celtheorie = alomvattende theorie mbt informatieverwerking en voor iedereen gelijk.
• Oude Grieken onderscheidden 3 zielen.
• De hogere orde ziel (de geest) zou zich bevinden in de lege holtes van de hersenen
(cellen)
o Herophilus: “Niet hersenen, maar de ventrikels zijn de zetel van het intellect”
o De eerste cel: verzamelt alle zintuigelijke informatie en vormt een beeld.
o De tweede cel: het beeld wordt geïnterpreteerd.
o De derde cel: hier wordt het beeld opgeslagen.
1
,Wat vond Descartes van de nieuwe ontwikkelingen:
• Negeerde de nieuwe inzichten binnen de Renaissance.
• Gaat alleen af op wat onomstotelijk waar is (Ik denk, dus ik ben)
• De mens opdelen in het lichaam en de geest.
• Hij plaatste de geest in de pijnappelklier.
Wat vond Gall van de nieuwe ontwikkelingen:
• Alle psychologische functies zijn aangeboren (aangeleerd = associationisme)
• Geest is niet een algemeen informatieverwerkingssysteem, maar er zijn aparte
hersengebieden voor aparte functies.
• Hersenen hebben onafhankelijke functies.
• De geest bevindt zich in de cortex.
Taal:
• Broca (taalproductie)
o Patiënt Tan → taalgebied bevindt zich niet in het deel aangewezen door Gall,
maar meer aan de zijkant, in het gebied van Broca.
o Correlatie spraakstoornis en linker frontaalkwab.
o Laesies vrijwel altijd in linkerhersenhelft → linkerhersenhelft om te spreken.
o Dissociatie
• Wernicke (taalbegrip)
o Apart centrum in temporaalkwab voor herkennen van taal.
o Inhoudsloze spraak
o Posterieure gebieden linker hemisfeer
o Dubbele dissociatie
Casus: Dissociatie schrijven versus lezen: enkele dissociatie
• Man, 50 jaar, werkzaam in zorg, klein infarct Occipitaal gehad, grote moeite met
lezen.
o Kan letters wel scherp zijn.
o Herkent ook als letters.
o Koppeling naar klank is moeilijker.
o Lezen gaat letter voor letter.
o Gokt vaak wat er staat.
o Schrijven gaat foutloos.
o Kan niet meer lezen wat hij zelfgeschreven heeft.
Luria 1902-1977: Tweestrijd holisme en lokalisatie
• Zocht evenwicht tussen holistische en lokalisationische opvattingen.
• Complex functioneren systeem, waarbinnen subsystemen een eigen bijdrage leveren
aan een gezamenlijke activiteit.
• Er is wel sprake van enige lokalisatie, maar tegelijkertijd is er ook sprake van
flexibiliteit in de manier waarop hersenen een bepaalde taak kunnen uitvoeren en
zich aanpassen.
• Nauwkeurige analyse kan een specifiek gestoorde factor aantonen
• Ontkende elke betrokkenheid van niet-dominante hersenhelft bij taalprocessen
• Vatte neglect op als exclusieve uiting van een disfunctionerende rechterhersenhelft.
2
,Functionele architectuur van Luria:
• 3 eenheden die continu met elkaar communiceren:
o Subcorticale gebieden → reguleert waakzaamheid en aandacht.
o Posterieure gebieden → informatieverwerking
o Anterieure gebieden → organiseert gedrag (planning, regulatie)
• Binnen deze eenheden: onderscheid tussen 3 hiërarchische verwerkingsniveau ’s:
o Primaire zone → modaliteit specifieke zintuigelijke informatie
o Secundaire zone → geven betekenis
o Tertiaire zone → multimodale integratie, vormen van intenties en evaluatie.
2 belangrijke Amerikaanse ontwikkeling voor neuropsychologie:
• Norman Geschwind: stimuleerde op zoek te gaan naar specifieke centra en
verbindingen om het functioneren beter in kaart te brengen.
• Roger Sperry: onderzocht effecten van ‘split-brain’ operatie, waarbij corpus callosum
wordt doorgesneden bij vorm van epilepsie.
Moderne neuropsychologie:
• Neuropsychologie ontwikkelt zich als klinische discipline (diagnostiek, behandeling,
begeleiding).
• Psychologen ipv medici.
• Ontwikkeling van empirische, gestandaardiseerde onderzoeksmethoden.
• Ontwikkeling neuropsychologie in Nederland vanaf jaren 60.
Deel: wat doe je als klinische psycholoog
Patiëntgebonden onderzoek:
• Single casestudies
o Bijvoorbeeld patiënt HM
o Crawford statistieken
o Vergelijken met gematchte controles
• Beloopstudies
o Longitudinaal
o Crosssectioneel
o Behandelstudies (randomized controlled trials)
Neuropsychologisch onderzoek:
1. Anamnese en heteroanamnese
2. Observatie
3. Psychometrische testbatterij
4. Specifieke functietests en vragenlijsten
Anamnese = patiënt wordt gevraagd naar klachten, opleiding, werk, medicatiegebruik en de
medische voorgeschiedenis.
• Patiënten zullen spontaan klachten opnoemen, waarna concretisering plaatsvindt.
• Doorvragen is erg belangrijk.
• Algemene eerste indruk van cognitieve vermogens, ziekte-inzicht en gedrag.
Heteroanamnese = gesprek met partner, ouder, kinderen van patiënt.
3
, Observatie = waarnemingen die op elke moment van het onderzoek verzameld worden.
• Geven informatie over sociale omgang, cognitieve capaciteiten en motivaties.
Tests en vragenlijsten
• Vaak gebruik gemaakt van een flexibele testbatterij = waarbij de test wordt afgesteld
op de klachten en vraagstelling van specifieke patiënt.
• Veel gebruik van gecomputeriseerde tests.
Interpretatie = gegevens van anamnese, heteroanamnese, observaties en testresultaten
gecombineerd.
• Differentiaaldiagnose = zijn er eventueel andere verklaringen voor de symptomen.
Rapportage = aanvankelijk bedoeld voor de verwijzer.
• Mondelinge rapportage is bedoeld voor de patiënt.
• Inhoud van rapport eerst besproken worden met patiënt.
Neuropsychologisch onderzoek houdt rekening met:
• Stoorfactor = element dat niet binnen meetpretentie van de test valt, maar die wel
invloed heeft op de testprestatie.
o Bijvoorbeeld: zintuigelijke beperkingen, culturele achtergrond, vermoeidheid.
• Onderpresteren = stoorfactor waardoor de patiënt slechter presteert dan waar hij/zij
toe in staat is als hij zich normaal zou inzetten.
o Kan worden toegeschreven aan vermoeidheid, zorgen of financiële reden.
o Kan ook worden toegeschreven aan het aandikken of nabootsen van
bestaande symptomen.
• Symptoomvaliditeitstest = ontwikkeld om onderpresteren op te sporen.
Neuropsychologisch onderzoek:
• Betrouwbaarheid en validiteit
o Commissie testaangelegenheden Nederland (COTAN)
• Keuze van tests
o Beperkte tijd
o Belastbaarheid
o Kenmerken proefpersoon en ziektebeeld
• Hypothese toetsen
• Normering
• Integratie gegevens
• Scores afzetten tegen normale populatie.
Neuropsycholoog in ziekenhuis:
• Meer wetenschappelijk onderzoek.
• Verrichten van poliklinische diagnostiek.
• Behandelingen zijn bondig en klachtgericht.
• Nadruk op psycho-educatie.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jasmijnpartridge. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.