COLLEGE 1: VIRALE INFECTIES
Leerdoelen college 1
• de eigenschappen/definitie van virussen
• de overdracht van virussen en de bijbehorende eigenschappen
• de interacties van virussen met de mens welke leiden tot verschillende type infecties zoals
lokale, systemische en congenitale met de bijbehorende voorbeelden
• de wijze waarop virussen zich verspreiden door het menselijke lichaam
• de humane afweermechanismen die van belang zijn bij virale infecties
• de pathogenese van het mazelenvirus, rubella virus, poliovirus en herpesvirussen
• het ontstaan van exanthemateuze aandoeningen
• het verloop van een virale infecties welk leidt tot verschillende ziektebeelden zoals acute,
chronische en latente
,Diverse stadia van infectie ziekten
Er zijn diverse stadia van infectieziekten te beschrijven.
Eerst een incubatieperiode. Dit is een periode waarin
je helemaal niks merkt. Die wordt opgevolgd door een
prodromale periode. Dit is een periode waarin je je
niet helemaal lekker voelt maar niet helemaal duidelijk
is waardoor je je niet lekker voelt. Dan de derde
periode waarbij je gewoon ziek bent. Dan de vierde
periode, decline, als je de ziekte weet te klaren. Dan
krijg je een periode waarin je symptomen weer afnemen. Als laatst heb je dan de convalescence
periode, dit staat voor herstel. Dan ben je hersteld.
Factoren bepalend voor pathogenese
Er zijn een aantal factoren die bepalend zijn voor de pathogenese. Eerste
plaats heb je het virus. Het virus repliceert in gastheercellen. En die
gastheercellen die bepalen hoe infecties verlopen. Andersom is daar een
immuunsysteem. Dit onderdrukt de virusreplicatie in de gastheercellen. Deze
relaties worden in de volgende slide beter uitgelegd.
Hier zie je bijvoorbeeld dat sommige virussen verschillende eigenschappen
hebben. Bijvoorbeeld binnen een virus kan een isolaat virulenter zijn dan het
andere isolaat. Het kan ook zo zijn dat virussen verschillen ten opzichte van het cytopathologische
activiteit. Het is dus dat het ene virus meer ziek maakt dat het andere virus. Tenslotte maakt het uit
of je geinfecteerd bent door een hoge concentratie virussen of lage concentratie virussen. Als je
geinfecteerd bent met hoge concentratie virussen is dat voor je immuunsysteem veel moeilijker om
dat virus te elimineren. Wat is nou precies de rol van de gastheer in deze? Nou bijvoorbeeld als
iemand nou met dat nieuwe coronavirus besmet is en die niest op je been Dan word jij niet ziek want
daar zitten niet de cellen die de virusreplicatie faciliteren. Het is niet de toegangspoort voor de
infectie. Verder heb je natuurlijk ook nog receptoren van belang op cellen en op celweefsels.
Sommige weefsels hebben ook niet de receptoren voor het virus en daar kan het virus dus ook niet
repliceren. Wat betekent dat sommige virussen wel goed repliceren in de longen en anderen
helemaal niet maar juist weer in het maagdarmstelsel of in de hersenen. Datzelfde geldt eigenlijk
voor permissieve cellen dat is ongeveer hetzelfde verhaal. Als laatst heb je dus het immuunsysteem.
En het immuunsysteem varieert van mens op mens. Sommige personen hebben heel sterk
afweersysteem. Het heeft te maken met het type HLA-moleculen bijvoorbeeld en zijn heel goed in
staat hoe vaak een virusinfectie af te weren. Ook van belang in de immuniteit die opgebouwd is.
Onder andere door vaccinatie, maar ook door het doormaakt van infecties en ook genetische
factoren spelen hier een rol.
• Eigenschappen van het virus
- Virulentie (isolaat); cytopathologische activiteit
- Virale dosis
• Gastheer – lokalisatie van de infectie
- Toegang tot ‘target tissue’
- Cel/weefsel tropisme (receptoren)
- Permissieve cellen (replicatie)
• Immuunsysteem
- Competentie van het afweermechanisme
- Immuniteit
- Genetische factoren
,Preventie en therapie van virale infecties
Preventie en therapie van virale infecties. We kennen natuurlijk passieve immunisatie en het heeft te
maken bijvoorbeeld bij de maternale immuniteit. Kinderen die net geboren zijn van de moeder
dragen de antistoffen bij van de moeder en zijn daardoor in de eerste maanden beschermd tegen
infecties. Als je nog nooit een infectie hebt doorgemaakt kan je in het geval bijvoorbeeld dat je
gebeten bent door een hondsdollehond en het rabiesvirus hebt opgelopen naar de huisarts die jou
een antistof preparaat kunt geven. Want dat virus duurt ongeveer 6 weken voordat die in de
hersenen daar zich kan nestelen. Met die antistof preparaten kan dat worden voorkomen en dat
heet passieve immunisatie. Er bestaat ook actieve immunisatie en dat kennen we van vaccinatie. Ten
slotte ook antivirale middelen zijn tot onze beschikking. Niet voor alle virussen overigens. Daarmee
kunnen alle virusinfecties worden voorkomen of behandeld.
• Passieve immunisatie
- Maternale immuniteit
- Antistofpreparaten (hepatitis, rabiës)
• Actieve immunisatie = vaccinatie
• Antivirale middelen
- Behandeling van een virale infectie
Vaccinatie tegen virussen
Nou hoe zit het nou met een vaccinatie tegen virussen? Het
rijksvaccinatieprogramma in ons land biedt bescherming tegen
het poliovirus en dan kan je vinden in de DKTP’s. de DKTP bestaat
uit meerdere vaccinaties. De P staat voor polio. En tegen Bof,
Mazelen en rodehond en die vind je in de BMR-prik. Daarnaast
ook tegen het hepatitis B virus en dat is ingegaan in augustus
2011. Uiteindelijk zijn ook de meisjes gevaccineerd tegen het
HPV-virus. Er zijn meerdere vaccins beschikbaar tegen virussen.
Onder andere tegen influenzavirus, daar worden ouderen mee
gevaccineerd. En tegen hepatitis A virussen worden mensen mee gevaccineerd die op reis gaan naar
landen waarin een risico is op besmetting met hepatitis A virus. Maar standaard in het
rijksvaccinatieprogramma zit dus een vaccinatie tegen poliovirus, Mazelen, bof, rodehond, hepatitis B
en voor meisjes ook het humaan papilloma virus.
Het rijksvaccinatieprogramma biedt bescherming tegen:
- Poliovirus (P), bof (B), mazelen (M) en rodehond (R) en per augustus 2011 ook tegen HBV
(HepB) en, voor meisjes, ook tegen HPV.
- Vaccins beschikbaar tegen o.a. influenzavirus en hepatitis A.
Virus: eigenschappen
Wat kan een virus niet?
Wat kan een virus niet? Een virus kan niet delen en kan ook geen energie produceren. Een virus kan
ook helemaal niet, in tegenstelling tot bacteriën zelfstandig overleven.
• Delen
• Energie produceren
• Zelfstandig overleven
, Wat is een virus? (Belangrijk!)
Wat is een virus? De definitie is eigenlijk dat een virus een obligaat intracellulaire parasiet is die de
machinery van een gastheercel gebruikt om te repliceren. Verder bestaat de kern van een virus uit of
DNA of RNA omhuld door een eiwitcapside. Soms kan het eiwitcapside omhuld zijn door een
envelop.
• Een obligaat intracellulaire ‘parasiet’ die de machinerie van een gastheer gebruikt om te
repliceren.
• De kern van het virus bestaat uit of RNA of DNA omhuld door een eiwitcapside; dit
nucleocapside kan eventueel omhuld zijn door een envelop.
Wat is een virus nog meer?
Nou wat is een virus nog meer? Een beetje flauw misschien maar een virus is klein, meestal 18 tot 30
nm, dus aanzienlijk kleiner dan bacteriën. Ze kunnen ook alleen maar met een elektronenmicroscoop
waargenomen worden en niet met een lichtmicroscoop.
• Klein (diameter van 18 tot 200 nm)
Naakte virussen
Er zijn 2 typen virussen. Als je kijkt naar de bouw naakte virussen en dat zijn virussen die dus
een heel mooi capside hebben. En binnen dat capside zit dus RNA of DNA. En dat beschermt
dus het nucleïnezuur. Meer niet
• Capside (eiwit mantel) beschermt het nucleïnezuur.
Enveloped virussen
Daarnaast heb je virussen met een envelop. Die virussen hebben dus ook het
RNA of DNA. Ook dat kapsel maar dat is omgeven door een lipide membraan
envelop. Dit lipide membraan envelop krijgt hij van een gastheer. Dat neemt hij
mee als hij de gastheer verlaat. Het wordt gewoon afgesnoerd en daarin kan dus
wel heel mooi het virale glycoproteïnen zitten.
• Het nucleïnezuur en capside wordt omgeven door een lipide
membraan/envelop.
Vergelijking transmissie
Naakte virussen Membraan-bevattende virussen
• Eenvoudige verspreiding (stof, hand-hand) • Verspreiding d.m.v. druppels, transplantaties,
bloed
• Kan uitdrogen met behoud van • Dient vochtig te blijven
infectieusiteit
• Bestand tegen condities in maag-darmkanaal • Overleeft maag-darmkanaal niet
• Resistent tegen detergentia en riool • Cellysis niet noodzakelijk voor verspreiding
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller laaaartjex. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.