Wereld
Globalisering
Globalisering/mondialisering= het proces waarbij de verwevenheid op politiek, economisch
en cultureel vlak in gebieden en de samenleving toeneemt.
Mogelijke ontwikkelingen als gevolg van globalisering:
Economisch: Vorming van een wereldmarkt, producten komen overal vandaan
Sociaal: Vorming van een ‘wereldgemeenschap’ waarin de migratie toeneemt en
mensen via de sociale media meer met elkaar in contact staan
Politiek: Vorming van een ‘wereldstaat’ waarbij internationale organisaties meer
invloed krijgen
Cultureel: Vorming van een ‘wereldcultuur’ met verwestering en het ontstaan van
wereldculturen
Globalisering is sinds het einde van de 20e eeuw een van de meest besproken en slechtst
gedefinieerde begrippen. Globalisering duidt op het openstellen van grenzen tussen landen
waardoor goederen en diensten zich gemakkelijker kunnen verplaatsen. Globalisering kwam
in recente tijd in een versnelling door de mogelijkheden van communicatiemiddelen en
transport, en door afspraken zoals in de WTO.
De nadelen zijn bijv. dat werkgelegenheid wegtrekt naar landen met het laagste
inkomen, werknemers machteloos worden tegenover multinationale
ondernemingen, grootschalig transport het milieu vervuilt en de macht van burgers
en nationale regeringen krimpt.
Voordelen zijn bijv. economische groei, het afbreken van onrechtvaardige
tariefheffingen, werkgelegenheid in landen waar daaraan eerder een gebrek was,
democratisering door het openstellen van grenzen en de uitwisseling van informatie
via moderne informatietechnologie. De mensenrechten zijn in beginsel gebaat bij een
proces van globalisering, omdat mensenrechten worden gegarandeerd door een
`globaal`, wereldwijd rechtsstelsel (universaliteit). Maar de voordelen voor
mensenrechten, inclusief de sociaal-economische rechten, doen zich alleen voor als
misbruik van economische en politieke macht aan banden wordt gelegd door
afdwingbare internationale regels. De WTO stelt uitdrukkelijk het opstellen en
handhaven van dergelijke regelingen als doel. Het verzet tegen `globalisering` komt
van vele kanten: aan demonstraties nemen vaak zowel extreemlinkse als
extreemrechtse groepen deel.
1.1 De wereld indelen
Moderne informatie- en communicatietechnologie (ICT) en steeds betere transportmiddelen
maken snelle, wereldwijde sociale netwerken mogelijk. De wereld wordt hierdoor een soort
global village (mondiaal dorp), waarin mensen van verschillende sociale en culturele
achtergronden verbonden zijn.
,Examenstof aardrijkskunde 2021
Toename van politieke, economische en culturele banden en de groei van sociale netwerken
versterkt globalisering (toenemende vervlechting). Relatieve afstand wordt kleiner = tijd-
ruimtecompressie.
De globaliseringsindex geeft aan hoe sterk gebieden vervlochten zijn met de rest van de
wereld. Verschillen hebben te maken met historische ontwikkelingen en (vroegere) politieke,
culturele en demografische kenmerken van gebieden.
Je kunt de wereld indelen in cultuurgebieden, macroregio’s met een gemeenschappelijke
cultuurkenmerken (taal, religie, gewoonten, kunst, technologie of waarden en normen =
door menselijke geest voortgebrachte elementen). Geen scherpe grenzen, maar (op
mondiale schaal 4) overgangszones
Tussen Noord-Amerika en Latijns-Amerika
Tussen Noord-Afrika en Sub-Sahara Afrika
Tussen Europa en de voormalige Sovjet-Unie
Tussen Rusland, Oost-Azië en Zuid-Azië
Bevolking niet volledig homogeen, maar eigen identiteit ontwikkeld. Bij taalverschillen helpt
lingua franca (voertaal voor communicatie). Godsdienst bepaalt meestal normen en
waarden.
Op grond van politieke kenmerken (machtsverdeling/spreiding) de wereld indelen: de
democratie-index meet het democratisch gehalte (vrije verkiezingen, functioneren regering,
participatie, mensenrechten = fundamentele rechten die iedere wereldburger heeft)
Welvaart verschilt sterkt tussen cultuurgebieden. Economische ontwikkeling meten aan de
hand van bruto binnenlands product per inwoner (bbp/inw)1. Niet erg betrouwbaar, want
het is een gemiddelde (dus een paar rijken halen het getal omhoog, terwijl de rest arm is),
onafhankelijke statistische organisaties ontbreken vaak, landen kunnen zelfvoorzienend zijn
of in de informele sector werken (ongeregistreerd). Ook kan de koopkracht (prijzen voor
goederen en diensten) verschillen. Regionale ongelijkheid en sociale ongelijkheid komt in
arme landen voor, met een elite en een arme massa.
Het ontwikkelingspeil kun je ook afleiden uit de verdeling van de beroepsbevolking (het deel
van de bevolking dat werkt). Veel mensen in de primaire sector (landbouw) betekent vaak
een arm (of zelfvoorzienend) land. De tertiaire sector is in sommige landen groot vanwege
de informele sector. Naast de werkzaamheid ook kijken waar het meeste geld aan wordt
verdiend.
De bevolkingsspreiding in de wereld is ongelijkmatig. Hoge bevolkingsdichtheid (gemiddeld
aantal inwoners per km2) in vruchtbare rivierdelta’s (aantrekkelijk landbouw) etc. Weinig
mensen in hooggelegen, koude of droge regio’s.
Percentage stadsbewoners hangt af van het ontwikkelingspeil. In rijke landen: hoge
urbanisatiegraad (door werkgelegenheid) en laag urbanisatietempo (snelheid waarin
percentage stedelingen toeneemt). In arme landen: urbanisatiegraad laag (want vruchtbare
landbouwgrond is nodig, ontbreekt in de stad) en hoog urbanisatietempo (werk/geld zoeken
in de stad), hierdoor is het totale aandeel stedelijke bevolking in armere landen groter.
1
Naast BBP bestaat ook BNP = bruto nationaal product = de inkomsten + opbrengst van import en export, dus
de totale productie van goederen. Kritiek op bbp is betrouwbaarheid (gemiddelde) en koopkracht
, Examenstof aardrijkskunde 2021
1.2 scheidslijnen in Europa
Tussen Europa en Azië ontbreekt een natuurlijke en culturele grens, dus overgangszone.
Meningen verschillen (eerst IJzeren Gordijn, na Koude Oorlog grens oostwaarts
opgeschoven). Geleidelijke overgang hangt samen met (historische) contacten en migratie.
! Diffusie = het proces van de verspreiding van een cultureel verschijnsel (bijv. taal) over een
continent/de wereld. De Indo-Europese talen hebben hun oorsprong in cultuurhaarden in
Azië, vanuit daar vond diffusie plaats.
Europa kent relatief veel staten. Het aantal en de grenzen veranderen vaak o. a. door
geopolitieke, culturele en economische factoren. Geopolitiek = machtsverhoudingen tussen
(groepen) landen. Bijv. Sovjet-Unie (oosten) steeds minder invloed en verdeeldheid in
Oekraïne (Krim). Ook culturele verscheidenheid heeft invloed op de staatkundige stabiliteit.
Als volken actief weerstand bieden tegen natievorming (nationale schaal) kan dit leiden tot
regionalisme (het streven naar een vorm van zelfbestuur/een eigen soevereine staat) en als
het lukt zelfs separatisme. Regionalisme bijv. in Catalonië en het voormalige Tsjecho-
Slowakije (waarbij economische factoren ook een rol speelde).
De EU (handelsblok) is het resultaat van jarenlange blokvorming, daardoor meer
economische en politieke macht en stabiliteit. Door uitbreiding EU is globalisering in dit
samenwerkingsverband toegenomen. Na Koude Oorlog traden Oost-Europese landen toe
(door veranderende geopolitiek), maar ook verzet om macht in Brussel (ipv. afzonderlijke
staten): brexit en onenigheid over financiële crisis en vluchtelingen eenwording bedreigd.
Economische blokvorming sterker dan politieke blokvorming.
(nadelen en voordelen EU: besluitvorming traag, eenheid)
Jaarlijkse natuurlijke bevolkingsgroei in Europa is klei, past bij hoog ontwikkelingspeil:
laatste fase demografisch transitie. Transitie begon in het westen in 18e/19e eeuw (begin
industriële ontwikkeling). Sommige landen in het Oosten al sterfteoverschotten. Model:
Fase 1 Geboorte- en (schommelende) sterftecijfers Landbouw en ambacht.
hoog, natuurlijke groei traag Medisch/hygiënisch erbarmelijk
Ziekten, oorlogen, hongersnoden
Fase 2 Geboortecijfer blijft hoog, sterftecijfer daalt Betere drinkwater- en sanitaire
voorzieningen, riolering en
huisvesting
Fase 3 Geboortecijfer daalt, vruchtbaarheid Verstedelijking afname invloed
(gemiddeld aantal kinderen dat een vrouw kerk gezinsgrootte. Opvoeding,
krijgt) en kindersterfte neemt af onderwijs en onderhoud kinderen
duurder. Kennis en acceptatie
geboortebeperking
Fase 4 Geboorte- en sterftecijfer laag, Lage vruchtbaarheid en klein
bevolkingsgroei stagneert aandeel jonge vrouwen
Fase 5 Vergrijzing stijgend sterftecijfer en laag Vergrijzing
geboortecijfer (evt. sterfteoverschot)
Sociale bevolkingsgroei (migratie) telt ook mee voor groei/krimp totale bevolking. Oost-
Europeanen migreren naar westen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noahvanwerkhoven. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $14.12. You're not tied to anything after your purchase.