Uitgebreide samenvatting alle hoorcolleges Gedrag en Omgeving 1 - Radboud Universiteit
10 views 0 purchase
Course
Gedrag & Omgeving 1
Institution
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
In dit document tref je; alle hoorcolleges van het vak Gedrag en Omgeving en de bijbehorende literatuur uit het boek Social Psychology
van Tom Gilovich en Dacher Keltner.
Voor wie?; psychologie en communicatiewetenschap studenten.
Gedrag & Omgeving 1
Deze samenvatting betreft samenvattingen van alle hoorcolleges + de
bijbehorende literatuur.
Hoorcollege 1
- Hoe sociaal psychologen naar gedrag kijken.
- Als je bepaald gedrag vertoond en men vraagt daarna waarom je dat gedrag
vertoond, dan zijn mensen makkelijk in staat iets te verwoorden als antwoord.
- Antwoorden = zijn de redenen van je gedrag.
- Allerlei factoren spelen een rol of je wel of niet je middelvinger opsteekt;
Of men vroeg erom (als verzoek). Of het heeft met zijn kledingstijl te maken of door
medestudenten (groepsdruk). Of emoties, autoriteit, normen, opvoeding, cultuur,
evolutie (het is heel prettig dat je gevoel hebt bij de groep te horen, evolutie adaptief
proces).
- Het zijn distale factoren= factoren die niet direct in de zaal invloed zullen hebben
op je gedrag, echter wel rol kunnen spelen. Zoals Cultuur, evolutie en opvoeding.
- Proximaal= directe gevallen in dezelfde ruimte die invloed hebben op je gedrag,
zoals verzoekjes, kleding, medestudenten.
- Er zijn zoveel diverse factoren om gedrag te verklaren, die alle weer met elkaar tot
verband staan. Vaak van distaal → proximaal.
- Cursus doel= inkijk te krijgen in mens alledaagse gedrag en dat te verklaren.
- Sociale Psychologie= de wetenschap die gevoelens, gedachten, en gedrag (ABC)
van individuen in sociale situaties bestudeert. Hoe bepaald de sociale situatie waarin
je bevindt, ons gedrag en gedachtes etc? Ook wel de psychologie van het dagelijks
leven. Gedrag besproken wat pathologisch lijkt, maar heel goed verklaard kan
worden met de situatie/ omgeving en niet dus zijn gedachten.
- Affect, behaviour, cognition = ABC
- Sociale psychologie= aldus kijken naar de sociale aspecten die hierin een rol
spelen. De studie van gevoelens, gedachten en gedragingen van individuen in
sociale situatie.
Rode draad tijdens deze cursus zijn Tweede centrale hypotheses
1. De kracht van de situatie; we kijken naar de omgevingsinvloeden.
2. De kracht van het onbewuste; in hoeverre heeft dit invloed op het gedrag?
Kracht van de situatie
- Kurt Lewin's formule; G= F(P,S). Dat gedrag is een functie van de persoon en de
situatie. Mensen onderschatten de invloed van S (situatie). Vroeger verklaarde men
dat het voornamelijk alleen aan de persoon lag.
- Hij is een van de grondleggers van de sociale psychologie.
- Kracht van de situatie heeft grote rol omdat onbewuste krachten zo'n grote rol
spelen.
,- Voorbeelden= bystander-effect; als niemand iets doet bij een ongeluk, dan ben je
zelf geneigd ook om niks te doen. Hoe meer omstanders er zijn, des te kleiner de
kans dat er ingegrepen wordt. Aldus de kracht van de situatie, omdat het niks over
het individueel. Als ze namelijk de enige omstander waren die bij een ongeluk waren,
dan hadden ze meteen ingegrepen, maar als er meerdere mensen zijn die ook niet
ingrijpen dan doe je dat zelf ook niet. Als individu had je het dus wel gehad, maar
door de kracht van de situatie doe je het juist niet.
- In een groep zijn mensen eerder geneigd weg te duiken, de verantwoordelijk zou dan
niet voor hen zijn.
- Klassiek voorbeeld= de goede samaritaan studie (theologie). Ze nodigde
theologiestudenten uit, en en vroegen aan hun of ze een presentatie wilde geven
over de goede samaritaan (het helpen van iemand in nood ook al is het je vijand). Ze
moesten die presentatie geven aan een publiek die in ander gebouw zaten, ze
moesten er dus eerst nog naar toe lopen. In de ene conditie; loop naar het andere
gebouw en wees rustig, je hebt de tijd. Conditie 2; je hebt haast, de mensen wachten
al lang op je. Op de weg naar het gebouw lag er een persoon op de grond in ‘nood’.
Wat is het % studenten dat ingrijpt en helpt?. Geen haast= 60% hielp en welhaast=
10 % greep in.
- Echter beoordeel je de mensen die doorlopen erg streng, ‘dat kan toch niet’!!.
- Mensen worden geregeerd door situatie factoren, zoals mensen, meer dan dat ze dat
eigenlijk denken.
- Interne factoren ( wie de persoon is) , hebben juist minder invloeden.
- Dispositions= internal factors, geloof, waren, persoonlijkheid die mens gedrag
beinvloed. Men denkt vaak dat dit de grondslag is waarom ze handelen, echter is dat
niet waar !
- Fundamentele attributiefout= de neiging om gedrag toe te schrijven aan de
persoon en niet aan de situatie (aaah het ligt aan hem, wat een gemenerik).
- The failure to recognize the importance of situational influences on behavior,
along with the corresponding tendency to overemphasize the importance of
dispositions on behavior.
- Heeft ook met H5 te maken; je schrijft een interne attributie voort, terwijl het
eigenlijk extern is !
- Lastig in het leven= is deciding how much credit to give to those who are
succeeding in life and how much blame to direct at those who are not.
- The discussion thus far about the fundamental attribution error suggest that
people tend to assign too much responsibility to the individual for great
accomplishments and terrible mistakes and not enough responsibility to the
particular situation. We can sometimes fail to see the advantages some
people enjoy in life and the disadvantages other must overcome.
- Causes of the fundamental attribution error; there are several processes
that appear to be responsible for this. Disposition inferences can be
comforting= there are things in life that give us anxiety, and we are tempted to
think such things could not happen to us, but we can minimize such threat by
attributing them to something about those who suffer from them, rather than
to fate or chance. We tend to attribute behavior and outcomes to disposition
in part because there is a motive (get what they deserve).
, - Just world hypothesis= the belief that people get what they deserve in life
and deserve what they get.
- Hoe komt het dat we die attributiefout maken tot stand?=
Proces van 3 stappen (Gilbert).
1. Nemen gedrag waar (hij helpt niet !, we zien dat niemand degene in nood niet
helpt.)
2. Karakteriseren van het gedrag (we oordelen het gedrag; asociaal zeg, je plakt
er een label op)
3. Corrigeren voor de situatie (We maken er een eindoordeel over; misschien hij
had haast omdat hij per se ergens op tijd moest komen)
Volgens gilbert= kun je onderscheid maken tussen stap 1,2 vergeleken met stap 3. Stap
1,2= zijn heel automatisch, onbewust, zonder controle. Terwijl stap 3= is een gecontroleerd
proces die plaats vind.
Gilbert studie= Hoe weten we dit? Hoe tonen we dit aan wat Gilbert zegt? Gilbert= had
twee groepen en liet ze een filmpje zien zonder geluid. Echter zei die aan de ene groep dat
de vrouw op het filmpje haar vakantieplannen vertelt en aan de andere groep werd verteld
dat ze haar seksuele fantasieën verteld. De vraag die erbij werd gesteld= ben je het ermee
eens dat de vrouw een nerveus karakter heeft. Echter de groepen keken op een andere
manier naar die vrouw, dus met welke interpretatie leek het dat de vrouw nerveuzer was?
Aldus welke groep zei dat de vrouw het nerveus was.
Waarom zou je dit willen weten?= omdat de soort omgeving zorgt ervoor dat je de situatie
gaat corrigeren. Aldus gaat verantwoorden waarom ze nerveus wel of niet zal zijn. De vrouw
werd het nerveust gevonden in de vakantie conditie dan seksuele conditie. Echter als je stap
3 (het corrigeren) voor beide groepen weg zal halen, door bijvoorbeeld te zorgen dat de
proefpersonen ook nog getallen moeten onthouden zodat ze niet bewust kunnen nadenken.
Dan krijg je het geval dat beide groepen de vrouw hetzelfde nerveus vinden. (zeg maar de
staaf seksueel werd van niet zo nerveuze vrouw, naar hele erge nerveuze vrouw. Doordat ze
dus stap 3 weg hebben gehaald, en dus niet meer naar de situatie kan worden gehanteerd/
gecorrigeerd. En dus niet meer de erg van de zaak kon worden afgezwakt. Eerst oh ja maar
ze dacht aan seks bla bla dus niet zo nerveus, nu konden de proefpersonen er niet zo voer
nadenken, waardoor het niet meer zo kon worden afgezwakt en dus de vrouw onbewust
nerveus over kwam.
In het dagelijks leven
Weinig cognitieve aanwezigheid, men heeft veel aan hun hoofd, waardoor stap 3 dus wordt
weggekaapt en er vele attributie fouten worden gemaakt. Men kan het eenmaal niet meer
corrigeren.
Duaal-proces modellen
Systeem 1= Automatisch: onbewust, snel, associatief, onintentioneel (het gebeurd gewoon),
effortless. (stap 1,2)
Systeem 2= Reflectief: bewust, langzaam, intentioneel, controle, effort, energie. (stap 3)
(corrigeren/ reflectief is afhankelijk van je motivatie en capaciteit).
, Hoe zit het met je eigen gedrag?
Nisbett & Wilson (1977); het sokken experiment; de 4 sokken waren precies hetzelfde. Er
werd gevraagd welke van de 4 sokken spreekt je het meeste aan? De meest rechtse sok
werd vaker gekozen als beste sok.
Enige factor die je keuze beïnvloeden was of je de linker of rechter sok pakte. Aldus rechter
ligging is chillst, echter gaf niemand dat aan als verklaring!
Men kiest, sok, studie of partner omdat; ja en zijn wel diverse redenen, maar de hoofddraad
die is er eigenlijk niet. Feitelijk weten we dat vaak helemaal niet.
Post-hoc redeneringen= je vind iets en vervolgens ga je daar redenen van geven/
verzinnen. Dit geeft het gevoel van controle en consistentie
Tussentijdse conclusie= we hebben gebrek aan introspectie (kijken naar onze redenen
van ons gedrag) waarom?. Op moment als je geïnteresseerd bent in mate van gedrag van
proefpersonen, dan moet je dat dus niet direct vragen, Want anders krijg je allemaal redenen
die toch maar verzonnen zijn. Systeem 2 is het topje van de ijsberg, terwijl systeem 1 zoveel
meer eronder biedt.
De kracht van onbewuste processen
1. ‘Channel factoren’: kleine situationele veranderingen die ons gedrag sturen (soms
met grote gevolgen). Kracht van de situatie heeft grote rol omdat onbewuste
krachten zo'n grote rol spelen.
Nudging= kleine veranderingen aanbrengt om gedragsveranderingen te laten
plaatsvinden.
Voorbeeld 1= bij eetgedrag de grote van het bord aanpassen, bij kleine borden zou
men minder eten.
Voorbeeld 2= In supermarkten wordt bij duitse muziek meer duitse wijn verkocht.
2. Schema's
- Schema= Georganiseerde set kennis over een stimulus in lange-termijn
geheugen.
- Hoofdvraag= hoe weet je hoe je moet gedragen in bepaalde situaties?
Antwoord= door schema’s !
- Kennis in ons hoofd, die we opgedaan hebben in een bepaalde situatie. Die
kennis slaan we op, organiseren we. En als we ons nog keer in die situatie
bevinden wordt die kennis geactiveerd. En vertelt ons automatisch hoe we
ons moeten gedragen op basis van eerdere kennis.
- Bijvoorbeeld= je ziet een kale dikke man met tattoos, op basis van eerdere
kennis/ schema’s ga je denken oh dat zou vast een bouwvakker zijn. Je weet
niet wat hij is, maar dat ga je zelf oordelen.
- Kennis omvat kenmerken van de stimulus, verbanden tussen de kenmerken
en specifieke voorbeelden.
- Mentale structuur die helpt om kennis over de wereld te organiseren.
- We hebben schema’s over: groepen mensen, persoonskenmerken (introvert),
situaties (scripts), onszelf.
- Stereotypes= schema's die we hebben gemaakt voor typen mensen. We
beoordelen mensen eenmaal op onze stereotypes.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nenahvh. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.17. You're not tied to anything after your purchase.