1. De vennootschap als rechtspersoon en deelrechtsorde
BV en NV worden opgericht bij notariële akte, daarbij legt de oprichter de volgende verklaring af:
1. Dat hij een vennootschap (BV of NV) wil oprichten;
2. Dat de vennootschap zal worden ‘geregeerd’ door de in de akte op te nemen statuten;
3. Dat een of meer met name genoemde personen voor een bepaald bedrag in het kapitaal wil
deelnemen;
4. Dat een of meer met name genoemde personen tot bestuurder van de vennootschap worden
benoemd.
Rechtspersoon: drager zijn van rechten en plichten.
Deelrechtsorde: de vennootschap is een zelfstandig juridisch systeem, dat deel uitmaakt van een
meeromvattend systeem. Tot deelrechtsorde behoren in elk geval de in de statuten genoemde
personen en organen (AVA, bestuur etc.).
Tweeledige rechtsverhouding van de aandeelhouder. De aandeelhouder is enerzijds te beschouwen
als deelnemer aan de vennootschap, anderzijds als ‘derde’ (hij kan rechten uitoefenen jegens de
rechtspersoon (bijvoorbeeld tot het uitbetalen van dividend)).
2. Vennootschap en onderneming
Een algemene omschrijving van het begrip onderneming is ‘organisatorisch verband, gericht op
duurzame deelneming aan het economische verkeer’. In deze omschrijving is de parallel met een
vennootschap is duidelijk, het organisatorisch verband duidt op de deelrechtsorde.
Het begrip onderneming kent drie benaderingen:
1. Reële benadering: de vennootschap heeft een onderneming. De onderneming is een
vermogensobject en de vennootschap is als rechtspersoon eigenaar van de onderneming.
2. Instrumentele benadering: de onderneming wordt gezien als een door de eigenaar beheerste
organisatie. Is de eigenaar een vennootschap, dan wordt de onderneming door de
vennootschap gedreven.
3. Institutionele benadering: de onderneming is een organisatie van mensen, die als zodanig
deelneemt aan het economische verkeer.
In de bovenstaande benadering wordt de vennootschap als rechtsvorm van een onderneming gezien.
Als een vennootschap de functie van een ‘holding’ vervult of een administratieve functie, dan heeft het
weinig zin om de vennootschap aan te merken als rechtsvorm van een onderneming. De
vennootschap is dan niet langer rechtsvorm van een onderneming.
3. Organisatie en doelstelling
Voor het bestuur en de algemene vergadering geldt een functiescheiding. Deze scheiding tussen de
‘aandeelhoudersfunctie’ en de ‘bestuursfunctie’ is een van de belangrijkste kenmerken van de NV.
De statuten van een BV kunnen bepalen dat het bestuur zich dient te gedragen naar concrete
aanwijzingen van een ander orgaan (bijvoorbeeld AVA);
Bij een NV kan dat alleen voor aanwijzingen inzake algemene lijnen van het te voeren beleid.
Het doel van de vennootschap moet worden opgenomen in de statuten. De belangrijkste
werkzaamheden van de onderneming moeten worden vermeld. Naast dit formele doel bestaat er het
‘eigenlijk’ doel van de vennootschap:
Shareholders model: de focus ligt op het winst maken ten behoeve van de aandeelhouders;
Stakeholders model: de focus ligt op de belangen van een bredere groep van
belanghebbenden.
,4. Vennootschapsbelang en ondernemingsbelang
Het ‘eigenlijke’ doel van de vennootschap hangt samen met de belangen waar de vennootschap zich
bij het voeren van haar beleid moet richten. Centraal staat daarbij het rendement van het in de
vennootschap gestoken kapitaal. Ook wordt er rekening gehouden met de belangen van de
werknemers. Telkens zal men onderscheid moeten maken tussen het belang op korte termijn en dat
op lange termijn.
Vennootschapsbelang: ‘het belang dat de vennootschap heeft bij haar eigen gezonde bestaan,
uitgroei en voortbestaan met he toog op het door haar te bereiken doel. Dit wordt ook wel de
continuïteitsopvatting genoemd.
Resultantebenadering: het vennootschapsbelang moet wel worden onderscheiden van de
deelbelangen van de verschillende groepen en individuen. Maar het vennootschapsbelang kan niet
veel afwijken van de resultante van de in aanmerking komende deelbelangen (waaronder die van de
aandeelhouders en de werknemers).
5. Concernbelang en externe belangen
Een vennootschap ingebed in een concern zijn mede afhankelijk van het in het concern gevoerde
beleid. De laatste jaren krijgen externe belangen meer aandacht onder de noemer maatschappelijk
verantwoord ondernemen. Dat betekent dat concerns zich mede moeten laten leiden door belangen
van landen, gebieden, milieu, werkgelegenheid etc.
6. Geschiedenis
De geschiedenis van de NV gaat terug tot de oprichting van de V.O.C. in 1602. De V.O.C. is ontstaan
uit een fusie van zes handelscompagnieën. Deze compagnieën hadden het karakter van een
commanditaire vennootschap.
De populariteit nam in de 18e eeuw af, door de financiële crisis. In de 19e eeuw nam de populariteit
van de NV weer toe. Sinds 1971 kennen we uitgebreide regels voor de NV en in dit jaar is ook de BV
ontstaan.
Tot 2012 was de BV grotendeels gebaseerd op de NV. Door de Wet vereenvoudiging en flexibilisering
van het BV-recht (Flex BV) is sprake van twee verschillende vennootschappen.
7. Opzet van Boek 2
Boek 2 gaat uit van een gesloten systeem van rechtspersonen: slechts in de wet genoemde
rechtspersonen hebben rechtspersoonlijkheid. Niet alle rechtspersonen worden in Boek 2 behandeld.
8. Algemene bepalingen
Voor alle privaatrechtelijke rechtspersonen, daaronder begrepen de BV en de NV, zijn de algemene
bepalingen van belang.
Art. 2:5: Een rechtspersoon staat wat het vermogensrecht betreft, met een natuurlijk persoon gelijk,
tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit.
Art. 2:8: onderwerpt de rechtspersoon als organisatie aan de redelijkheid en billijkheid. Volgens art.
2:25 kan van de bepalingen van Boek 2 slechts worden afgeweken voor zover dit uit de wet blijkt. De
bepalingen van Boek 2 hebben dus in beginsel een dwingendrechtelijk karakter.
9. BV en NV
De BV is in 1971 ingevoerd. Daarvoor kende de Nederlandse wet uitsluitend de NV. Het naast elkaar
bestaan van twee rechtsvormen, BV en NV, die nagenoeg identiek zijn, heeft in de praktijk weinig
toegevoegde waarde. De verschillende typen vennootschappen is in ons vennootschapsrecht niet
,uitgewerkt, maar meer in de vormgeving. Met de invoering van de Flex BV in 2012 onderscheidt de
BV zich veel sterker van de NV. Het gaat met name om het vergroten van de vrijheid van inrichting.
10. Corporate Governance
Corporate Governance is een term die het geheel aan regels en praktijken aanduidt dat binnen een
vennootschap de zeggenschapsverhoudingen bepaalt tussen het bestuur, commissarissen en
aandeelhouders en de wijze waarop over zeggenschapsuitoefening verantwoording wordt afgelegd.
In art. 2:391 lid 5 BW en het Besluit staat dat er een verklaring inzake corporate governance in het
jaarverslag opgenomen moet worden. Vanaf 2005 dienen beursvennootschappen in hun jaarverslag
te vermelden of zij de Corporate Governance Code volgen en dienen zij afwijkingen uit te leggen. In
2016 is een nieuwe Corporate Governance Code gepubliceerd, met meer focus op lange termijn
waarde creatie en op cultuur en gedrag. Elementen uit de Code kunnen onder omstandigheden
dwingende kracht hebben, mede gebaseerd op art. 2:8 BW.
11. Misbruik van de BV en de NV
De vennootschap die deelneemt aan het rechtsverkeer is aansprakelijk voor de schulden die daarbij
ontstaan. Zij die namens de vennootschap handelen (bestuurders of anderen) zijn niet aansprakelijk.
Ook aandeelhouders zijn niet aansprakelijk. De beperkte aansprakelijkheid van de aandeelhouders is
een van de belangrijkste kenmerken van de BV en de NV.
De mogelijkheid van misbruik is met name aanwezig wanneer aandeelhoudersfunctie en
bestuursfunctie in een hand zijn, bij de zgn. eenpersoonsvennootschap en andere gevallen waarin
een grootaandeelhouder feitelijk de macht binnen de vennootschap uitoefent.
Het jaarrekeningrecht draagt bij aan de bestrijding van misbruiken doordat vennootschappen verplicht
zijn in het openbaar verslag te doen van hun financiële positie. Ten slotte kent het vennootschapsrecht
aansprakelijkheidsregels die bestuurders en derden onder omstandigheden toch aansprakelijk houden
voor schulden van de vennootschap (‘misbruikwetgeving’).
12. Concernverhoudingen
Van een groep of concern is sprake wanneer een aantal juridisch zelfstandige ondernemingen
organisatorisch zijn verbonden in een economische eenheid.
1. Dochtermaatschappij
Het kenmerk van een moeder-dochterverhouding is dat de moeder een zodanige mate van
zeggenschap over de dochter kan uitoefenen. Bij verschil van mening kan de moeder haar wil
doorzetten. De omschrijving valt uiteen in twee onderdelen:
a. De moedermaatschappij heeft meer dan de helft van de stemrechten in de AVA;
b. De moedermaatschappij kan meer dan de helft van de bestuurders of van de commissarissen
benoemen of ontslaan.
Categorie b heeft naast a geen betekenis, omdat over het algemeen voor benoeming of ontslag van
bestuurders of commissarissen ten minste een meerderheid van de stemrechten in de AVA vereist
zijn.
Het gaat hier bij om stemrechten. Dat betekent dat stemrecht loze aandelen niet meetellen. Ook tellen
aandelen die de vennootschap zelf of de dochtermaatschappij zijn gekocht, niet mee.
2. Groepsmaatschappij
Een groep is een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch
zijn verbonden. Drie elementen: economische eenheid, organisatorische verbondenheid en centrale
leiding. Organisatorische verbondenheid voert niet tot economische eenheid zonder centrale leiding.
Verschil met moeder-dochterverhouding is dat het bij de moeder-dochterverhouding gaat om het
kunnen uitoefenen, bij groepsbegrip gaat het om het daadwerkelijk uitoefenen van zeggenschap. De
, daadwerkelijke uitoefening (centrale leiding) is een belangrijke voorwaarde voor economische
eenheid.
3. Deelneming
Een rechtspersoon heeft een deelneming in een andere rechtspersoon wanneer hij aan die
rechtspersoon kapitaal verschaft of doet verschaffen teneinde met die rechtspersoon duurzaam
verbonden te zijn ten dienste van de eigen werkzaamheid. Is het doel niet duurzame verbondenheid
ten dienste van de eigen werkzaamheden, dan is sprake van een eenvoudige belegging.
Hoe moet worden vastgesteld of het doel duurzame verbondenheid is? De tweede zin van art 2:24c lid
1 geeft aan dat het bestaan van een deelneming wordt vermoed wanneer ten minste een vijfde van
het geplaatste kapitaal wordt verschaft.
Het doel van de concernbepalingen is een zekere eenheid te scheppen. Dit doel is maar zeer ten dele
bereikt. De elkaar overlappende omschrijvingen zijn moeilijk te hanteren. Om de eenheid van de groep
te bewaren wordt daarin een uitzonderingsregime gecreëerd voor ‘afhankelijke maatschappijen’. Als
criterium voor het begrip ‘afhankelijke maatschappij’ wordt echter aangehouden dat 50% of meer van
het kapitaal wordt verschaft.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Ninaaaaaaa. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.97. You're not tied to anything after your purchase.