Geschiedenis tijdvak 9 De tijd van de wereldoorlogen 1900-1950
Kenmerkende aspecten;
- De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie
- Het in praktijk brengen van totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme
- De crisis van het wereldkapitalisme
- Het voeren van twee wereldoorlogen
- Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden
- De Duitse bezetting van Nederland
- Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de
burgerbevolking bij de oorlogvoering
- Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme
Begrippenlijst;
§ 9.1
Blokkade = afsluiting
Centralen = Duitsland en bondgenoten in de Eerste Wereldoorlog
Front = gebied waar gevochten wordt
Geallieerden = bondgenoten, in de twee wereldoorlogen de landen die tegen Duitsland vochten
Loopgraaf = uitgegraven gang
Massavernietigingswapen = wapen dat een groot aantal mensen tegelijk kan doden
Militarisme = verheerlijking van alles dat met het leger te maken heeft
Mobiliseren = gevechtsklaar maken van het leger voor de oorlog
Multi-etnische staat = (veelvolkerenstaat) staat waarom meerdere volken leven
Ultimatum = laatste eis
Volkenbond = volkerenorganisatie sinds 1919
Wapenstilstand = afgesproken onderbreking van strijd
Wapenwedloop = race om de beste en meeste wapens te krijgen
Wereldoorlog = oorlog waaraan veel volken in een groot deel van de wereld meedoen
§ 9.2
Beurskrach = plotselinge sterke daling van de aandelenkoersen
Consumptiemaatschappij = samenleving waarin veel producten worden verkocht
Grote Depressie = de langdurige economische crisis van de jaren 1930
Interbellum = periode tussen de twee wereldoorlogen
Koopkracht = geld om dingen te kopen
New deal = economische politiek van president Roosevelt vanaf 1933
Recessie = economische crisis
§ 9.3
Antisemitisme = Jodenhaat
Bolsjewieken = communisten
Collectivisatie = opgaan van privéboerderijen in gemeenschappelijke landbouwbedrijven
Communisme = radicaal socialisme
Concentratiekamp = gevangenkamp voor tegenstanders
Dictatuur = alleenheerschappij
Eenpartijstaat = staat met één partij die alle macht heeft
Fascisme = antidemocratische, totalitaire, gewelddadige en extreem nationalistische politieke beweging
Gelijkschakeling = aanpassing aan totalitair regime
Holomodor = hongersnood in Oekraïne in 1932/1933
Indoctrinatie = systematisch opdringen van ideeën
,Nationaalsocialisme = antidemocratische, totalitaire, gewelddadige, extreem nationalistische en racistische politieke
beweging
Nazi = afkorting van nationaalsocialist
Persoonsverheerlijking = uitbundig prijzen van een persoon
Regime = ondemocratische regering
Totalitair = als de overheid volledig heerst over de samenleving
§ 9.4
Communicatiemiddel = manier om informatie over te brengen
Massaorganisatie = organisatie gericht op veel mensen
§ 9.5
Appeasement = (geruststelling) vrede bewaren door conflicten te vermijden
Asmogendheden = Duitsland, Italië, Japan en hun bondgenoten
Atoombom = zeer krachtige bom
Isolationisme = geen internationale verplichtingen aangaan
Veiligheidsraad = belangrijkste onderdeel van de VN
Verenigde Naties = (VN) volkorenorganisatie sinds 1945
§ 9.6
Deporteren = wegvoeren
Doorgangskamp = concentratiekamp vanwaar mensen worden gedeporteerd
Getto = aparte woonwijk
Holocaust = moord op joden tijdens de Tweede Wereldoorlog
Pogrom = gewelddadige uitbarsting van Jodenhaat
Razzia = drijfjacht op mensen
Stereotype = beeld van leden van een groep op grond van generalisatie van wel of niet reële waarneming
Vernietigingskamp = concentratiekamp gemaakt om mensen te vermoorden
Vooroordeel = mening die niet op feiten is gebaseerd
§ 9.7
Collaboratie = samenwerking met de vijand
Onderduiker = iemand die zich schuilhoudt
§ 9.8
Autonomie = zelfbestuur
Non-coöperatie = niet samenwerken
,§ 9.1 De Eerste Wereldoorlog (1914-1918)
Ka; Het voeren van twee wereldoorlogen
Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de
burgerbevolking bij oorlogvoering
De oorlog breekt uit
In de zomer van 1914 schreven de kranten over spanningen tussen grote mogendheden, maar er waren zo vaak
conflicten geweest. Men maakte zich niet druk. Begin augustus pakten Duitse badgasten aan de Belgische kust hun
koffers en bestormden de treinen. De Eerste Wereldoorlog was begonnen.
De aanleiding voor de oorlog was de moord op de Oostenrijkse kroonprins Frans Ferdinand op 28 juni 1914 in
Bosnië. De moordenaar was lid van een Servische terreurgroep. De Oostenrijkers vermoedden dat de Servische
geheime dienst erachter zat. Bosnië was een voormalig deel van het Ottomaanse rijk dat onder heerschappij van
Oostenrijk was gekomen. Servië maakte aanspraak op Bosnië en stookte de in Bosnië wonende Serviërs op. Om een
eind te maken aan de Servische dreiging stelde Oostenrijk, nadat Duitsland Oostenrijk onvoorwaardelijke steun had
belooft, Servië een ultimatum: Oostenrijkse rechercheurs moesten in Servië de vrije hand krijgen. Nadat Rusland
Servië steun had beloofd, weigerde ze dat.
Op 28 juli verklaarde Oostenrijk Servië de oorlog. Rusland mobiliseerde zijn leger waarna Duitsland Rusland de
oorlog verklaarde en later Frankrijk. Op 4 augustus trok het Duitse leger op weg naar Frankrijk het neutrale België
binnen. Dat was voor Groot-Brittannië reden om Duitsland de oorlog te verklaren. Vanaf dat moment vochten de
geallieerden (Groot-Brittannië, Rusland en Frankrijk) tegen de centralen (Duitsland en Oostenrijk). Bijna alle
Europese landen gingen meedoen, Nederland bleef neutraal. Het Ottomaanse rijk sloot zich aan bij de centralen en
Italië bij de geallieerden. Troepen uit de koloniën en uit Canada, Australië en Nieuw-Zeeland werden op de
slagvelden ingezet. Ook werd er gevochten in Afrika, het Midden-Oosten en Oost-Azië. Toen de Verenigde Staten
zich in 1917 aansloten bij de geallieerden was het een echte wereldoorlog.
Oorzaken van de oorlog
Eind 19e eeuw waren er twee bondgenootschappen ontstaan in Europa. Oostenrijk en Duitsland en Frankrijk en
Rusland. De spanningen liepen op door nationalisme en onderling wantrouwen. Frankrijk wilde wraak voor de
verloren oorlog tegen Duitsland (1870-1871) en wilde Elzas-Lotharingen terug. Oostenrijk voelde zich bedreigd door
Rusland, dat zijn ‘Slavische broedervolken’ op de Balkan steunde. Rusland zag Duitsland en Oostenrijk als obstakel
voor zijn machtsuitbreiding.
Duitsland voelde zich omsingeld door Rusland en Frankrijk en vond dat het recht had op meer macht en aanzien. Om
het koloniale rijk uit te breiden bouwde Duitsland een oorlogsvloot, wat leidde tot een wapenwedloop op zee met
Groot-Brittannië.
Er heerste militarisme in Europa. Het leger werd verheerlijkt, militaire waarden als discipline en strijdvaardigheid
stonden hoog in aanzien. De ernst van de oorlog werd onderschat. Duitsland, Frankrijk en Rusland hadden
gedetailleerde oorlogsplannen. Snelheid was daarbij belangrijk.
De spanning op de Balkan vormden de grootste bedreiging voor de vrede. Door de zwakte van het Ottomaanse rijk
en het agressieve nationalisme van kleine landen was de situatie er instabiel. De betrokkenheid van de grote
mogendheden Oostenrijk en Rusland maakte het extra gevaarlijk.
In 1912 en 1913 werden twee Balkanoorlogen gevoerd. West-Europeanen dachten toen dat dit beperkt zou blijven
tot de primitieve Balkan, de ‘beschaafde’ landen zouden onderling wel de vrede bewaren.
, Het verloop van de oorlog
In de eerste weken van de oorlog vielen de Fransen aan in Elzas-Lotharingen waar ze werden teruggeslagen. De
Duitsers rukten snel op in België en Noord-Frankrijk, maar werden ook teruggeslagen. Voor het eind van het jaar
waren West-Vlaanderen en Noord-Frankrijk in tweeën gedeeld door loopgraven. Dit westelijke front bleef bijna vier
jaar muurvast zitten. Er kwamen meer fronten. Aan het oostfront vochten Duitsland en Oostenrijk tegen Rusland,
dat te maken had met grote binnenlandse problemen. Honger onder de bevolking liep in 1917 uit op een opstand
tegen de regering. De tsaar trad af en de nieuwe regering zetten de oorlog voort, maar het land bleef in chaos. In
oktober grepen communisten onder leiding van Lenin de macht. Zijn regering sloot op 3 maart 1918 vrede met
Duitsland. Drie weken later begonnen de Duitsers in het westen een voorjaaroffensief. De geallieerden gingen in de
tegenaanval, ze beschikten over honderden tanks en er arriveerden voortdurend Amerikaanse troepen.
Toen de Duitsers werden teruggedrongen, beseften ze dat ze de oorlog verloren was. Ze stelde een burgerregering
aan die moest proberen vrede te sluiten. Terwijl het Duitse leger nog in Frankrijk en België stond, kwamen in
Duitsland arbeiders en matrozen in opstand. Toen de keizer hoorde dat het leger niet meer wilde vechten, vluchtte
hij naar Nederland. De Duitsers vroegen om een wapenstilstand, die ging op 11 november in.
Bewapening en verwoestingen
De vernietigingskracht van wapens was enorm toegenomen door de industrialisatie. In 1915 zetten de Duitsers
gifgas in. Militair leverde dit massavernietigingswapen geen voordeel op. De geallieerden beschikten al snel over
gasmaskers en maakten zelf ook gifgas. Duitsland begon in 1917 een duikbotenoorlog en wilde zo de Amerikaanse
voedselleveranties aan Groot-Brittannië treffen. Voor de VS werd dit het motief om Duitsland de oorlog te verklaren.
In de hoop op een doorbraak organiseerden de legerleidingen grote offensieven. In 1916 vielen de Britten aan bij de
Noord-Franse rivier de Somme. Toen de generaals dachten dat de vijand voldoende verzwakt was, moesten de
soldaten de loopgraven uitstormen. Ze liepen vast in prikkeldraad en mijnenvelden en werden neergemaaid door
Duitse mitrailleurs. De Duitsers vielen de Franse forten bij Verdun aan. Verdun bleef in Franse handen. In 10
maanden verloren de Duitsers en Fransen 700.000 man. Bij veel overlevenden leidde het tot onverdraaglijke
psychische klachten.
Betrokken burgers
De legers bestonden vooral uit dienstplichtigen en vrijwilligers. Om de productie op gang te houden werden
vrouwen en ouderen ingeschakeld. De economie werd afgestemd op de oorlog, er werden enorme hoeveelheden
wapens gefabriceerd. Door de beperking van de productie van consumptiegoederen ontstonden er voedseltekorten.
Duitsland had ook last van een geallieerde blokkade van zijn havens. Honderdduizenden Duitsers stierven van de
honger.
België en Noord-Frankrijk leden vier jaar onder een Duitse bezetting. In België schoten de Duitsers de eerste weken
duizenden burgers dood, uit angst dat er sluipschutters onder zaten en om de bevolking te intimideren. Het doden
van burgers was mede het gevolg van haatcampagnes. In 1915 werden honderdduizenden Armeniërs in het
Ottomaanse rijk gedood, omdat ze werden verdacht van samenwerking met Rusland.
Gevolgen van de oorlog
Na de oorlog werd Duitsland gedwongen een vernederen vredesverdrag te tekenen: Vrede van Versailles. Duitsland
moest Elzas-Lutharingen teruggeven aan Frankrijk, verloor grondgebied in polen, al zijn koloniën, mocht slechts een
klein leger houden, kreeg herstelbetalingen opgelegd en mocht geen lid meer worden van de Volkenbond (1919).
Van de oude multi-etnische staten bleef alleen Rusland bestaan. In 1917 hadden zich onder meer Georgië en
Oekraïne afgescheiden.
De communisten heroverden die landen en namen ze op in hun nieuwe staat: Sovjet-Unie. Ze slaagden er echter
niet in de Poolse gebieden van het tsarenrijk te heroveren, die met delen van Duitsland en het Habsburgse rijk waren
opgegaan in de nieuwe republiek Polen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Maud1803. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.72. You're not tied to anything after your purchase.