Alle werkcolleges van het vak grondslagen vennootschapsbelasting. Alle antwoorden zijn gecorrigeerd n.a.v. de antwoorden gegeven tijdens het werkcollege zelf.
Vraag 2.1
Van wie wordt er in bovenstaande structuur vennootschapsbelasting geheven?
Art. 2(1)(a) Vpb beiden BV’s zijn belastingplichtig. Als er een FE zou zijn tussen beiden BV’s, dan zou BV 1
belastingplichtig zijn want BV 2 gaat dan op in de moedermaatschappij.
Vraag 2.2
Stel BV 2 maakt een fiscale winst van € 300.000. Hoe wordt de fiscale winst van een BV bepaald?
Art. 8 Vpb jo. 3.8 IB. Commercieel en fiscaal resultaat verschilt omdat het een ander doel heeft. Fiscaal
doel is een zo laag mogelijke winst resulteren om zo min mogelijk belasting te betalen. Bij een
commercieel doel wil je een zo hoog mogelijk winst want die is voor de aandeelhouders etc. Andere
verschillen zijn afschrijvingsbeperkingen en renteaftrekbeperkingen.
- Totaalwinst = totaalwinstgedachte gaat uit van een winstbepaling vanaf het ontstaan van de
onderneming tot het verdwijnen van de onderneming. Volgens deze gedachte zou je verliezen
over alle jaren heen moeten kunnen verrekenen (onbeperkt verrekenbaar).
- Jaarwinst = bepaling volgens GKG
- GKG = winsten en verliezen in aanmerking nemen zoals een goed koopman zou doen
o Eenvoudigheidsbeginsel
o Realisatiebeginsel
o Realiteitsbeginsel
Vraag 2.3
Hoeveel vennootschapsbelasting wordt er geheven?
Art. 22 Vpb: 245.000 x 15% = 36.750
55.000 x 25% = 13.750
Totaal: 50.500
Vraag 2.4
Stel dat BV 2 de winst wil uitkeren. Hoe verloopt de winstuitkering? Wordt de uitgekeerde winst nog een
keer belast bij de aandeelhouder(s)?
Als er sprake zou zijn van een fiscale eenheid zou er niets te zien zijn want dan zijn onderlinge
transacties onzichtbaar. Hier is echter geen FE. BV 2 doet een dividenduitkering naar BV 1, hij is dan in
beginsel belastingplichtig voor de dividendbelasting. Er geldt hier een moeder-dochterrichtlijn waardoor
er een inhoudingsvrijstelling geldt. Hierdoor hoeft er geen dividend te worden afgedragen op niveau van
BV 2. BV 1 krijgt dividend binnen, echter wordt deze dividendontvangsten ook niet belast want de
,deelnemingsvrijstelling art. 13 geldt. Winsten die al bij de dochter belast zijn worden niet nog eens
belast bij de moeder.
Vraag 2.5
Stel dat BV 1 van deze winst in totaal € 200.000 uitkeert aan de natuurlijk persoon en de VOF. Hoe
verloopt deze winstuitkering?
VOF kan in beginsel hetzelfde worden behandeld als een natuurlijk persoon. Deze uitkering valt in box 2
want er is sprake van een AB van meer dan 5%. Het tarief dat geldt is 26,9%. Dit tarief is verhoogd
doordat de Vpb omlaag gegaan is. Dit is van belang voor de rechtsvormneutraliteit en globaal
evenwicht. Het moet niet fiscaal uitmaken of je een IB ondernemer bent of een BV.
Vraag 3
BV Geld produceert en verkoopt toiletpapier. In 2020 is een winst (voor Vpb) behaald van 1 miljoen
euro. De winst (na Vpb) wordt geheel uitgekeerd aan de heer vd Geld.
a. Stel dat de heer vd geld een belang van 4% in Bv Geld heeft. Wat zijn de fiscale gevolgen?
4% belang is geen AB dus het valt niet in box 2. Hierdoor vindt berekening plaats in box 3 tegen
het forfaitaire rendement. In box 3 wordt geen rekening gehouden met het Vpb en het klassieke
stelsel is hier dus van toepassing.
b. Stel dat de heer vd Geld naast zijn BV ook nog een eenmanszaak heeft. De aandelen in BV Geld
maken deel uit van het ondernemingsvermogen.
De eenmanszaak ontvangt dividend omdat de aandelen deel uit maken van het
ondernemingsvermogen. Deze worden belast in box 1 als winst uit onderneming tegen een
maximaal tarief van 49,5%. Het klassieke stelsel is hier wel van toepassing omdat er geen
rekening worden gehouden met de Vpb.
c. Stel dat de heer vd Geld een belang van 94,5% in BV Geld heeft. Wat zijn de fiscale gevolgen?
Er is sprake van een AB, dus het valt in box 2. Het tarief in deze box is 26,9%. Het klassieke
stelsel is hier niet van toepassing want het tarief in box 2 is aangepast vanwege de daling van de
Vpb.
In welke gevallen is het klassieke stelsel van toepassing?
Klassiek stelsel: de IB wordt los geheven van de Vpb. Er wordt in de IB geen rekening gehouden met het
feit dat er al Vpb geheven is.
Geef uw mening over de stelling: “Rechtspersonen hebben geen draagkracht zodat binnen een
vennootschapsbelasting het draagkrachtbeginsel geen rol speelt.”
Ga daarbij in op het onderscheid tussen het klassieke stelsel en het stelsel van volledige integratie.
De Vpb gaat over belastingheffing van lichamen, maar achter ieder lichaam zitten natuurlijke personen.
Kan dit draagkrachtbeginsel dan een rol spelen? Meerdere antwoorden mogelijk:
- Aanhanger stelsel van volledige integratie: het lichaam heeft geen draagkracht want het gaat
om de persoon erachter.
- Aanhanger klassieke stelsel: belastingen staan afzonderlijk van elkaar geheven. Dan is er wel
sprake van draagkracht binnen de Vpb.
Vraag 5.1
Waarom bestaat er een vennootschapsbelasting?
- Profijtbeginsel: bedrijven moeten bijdragen aan de maatschappij en de overheid die faciliteiten
faciliteren.
Zijn er meer zoals draagkrachtbeginsel, globaal evenwicht etc.
,Vraag 5.2
Waardoor wordt de vennootschapsbelasting beïnvloed?
- Maatschappelijke ontwikkelingen: corporate governance, fair share, horizontaal toezicht
- Inkomstenbelasting
- Jaarrekeningenrecht
- Europees recht: bv. Moeder-dochterrichtlijn, wet aanpassing fiscale eenheid
- Internationaal recht: OESO, BEPS, ATAD 1 en 2, Pillar One & Two.
Vraag 5.3
Welke gevallen gaven in het verleden aanleiding om de Wet vennootschapsbelasting te wijzigen?
- Europese en internationale ontwikkelingen (Vpb in overeenstemming met EU recht)
- Maatschappelijke ontwikkelingen: verlaging tarief en verbreding grondslag
- Ondersteunen van het Nederlandse vestigingsbeleid
- Innovatiebox: winsten uit de innovatie worden tegen een lager tarief belast
- Voorkomen van misbruik: art. 13 AB (CFC-regel), renteaftrekbeperkingen,
liquidatieverliesrekening
- Conjuncturele doeleinden zie volgende vraag
Vraag 5.4 Kunt u een corona-gerelateerde fiscale maatregel in de vennootschapsbelasting noemen?
- De belastingrente is omlaag gegaan
- Fiscale corona reserve: je mag een verlies van corona eerder verrekenen voor verbetering van
de liquiditeitspositie van de onderneming. Art. 12a bis
Opgave 6: Nederlandse VPB en EU-recht
Speelt het Europese recht ook een rol in de Nederlandse vennootschapsbelasting.?
Ja, door verdragen (zoals OESO) en richtlijnen (zoals de moeder-dochterrichtlijn). Het uitgangspunt is
echter nog steeds soevereiniteit van de lidstaten, alleen inmiddels zijn er wel veel uitzonderingen.
- Non-discriminatie
- Verdragsvrijheden
- Staatssteun
, Werkcollege 2
Opgave 1: Vennootschapsbelastingplicht?
Beoordeel of in de onderstaande situaties sprake is van Nederlandse vennootschapsbelastingplicht.
a. Een in Nederland opgerichte BV houdt zich bezig met beleggen en is feitelijk gevestigd op
Bermuda.
Opgericht naar NL recht art. 2(4) Vpb, dus hij wordt geacht in Nederland te zijn gevestigd. Art.
2(1)(a) in Nederland gevestigde BV’s zijn belastingplichtig en door de fictie valt deze hier dus
onder. Hoe vestigingsplaats bepalen? Als er geen verdrag is dan wordt er gekeken naar de
feitelijk leiding. In deze casus is sprake van onbeperkte belastingplicht art. 2(5) Vpb.
b. Een in het Verenigd Koninkrijk opgerichte Limited (Ltd), actief in de transportsector is
gevestigd in Breda.
Art. 2(1)(a) Vpb andere vennootschappen welke geheel of ten delen in aandelen is verdeeld. Een
buitenlandse look a like die in Breda gevestigd is. Feitelijke leiding zit in Breda, dus dat is de
vestigingsplaats. Hier is sprake van onbeperkte belastingplicht art. 2(5) Vpb.
c. Een fonds voor gemene rekening.
Art. 2(1)(f) Vpb: besloten fonds is fiscaal transparant en een open fonds is niet transparant en ik
dus wel Vpb plichtig. Onderscheid open en gesloten hangt af van toestemmingvereiste bij
toetreding of vervanging.
d. Een Nederlandse vereniging die slechts inkomsten uit de verhuur van onroerend goed geniet.
Voor zover een onderneming wordt gedreven: duurzame organisatie van kapitaal en arbeid,
deelname economisch verkeer, winststreven (objectief te verwachten). Art. 4 Vpb: in
concurrentie treden is ook een onderneming drijven. Art. 4 Vpb geldt als een back up voor het
winststreven. Als je niet voldoet aan het winststreven kan je alsnog een onderneming drijven. In
de casus is geen sprake van een onderneming BNB 2016/166. Ondernemen moet meer zijn dan
het normale vermogensbeheer.
e. Een in België gevestigde management BVBA verricht werkzaamheden als statutair bestuurder in
een Nederlandse BV.
Het is naar buitenlands recht opgericht en ze zijn gevestigd in België dus art. 3 Vpb. Wordt er
Nederlands inkomen genoten? Art. 17(3) Vpb: vaste inrichting of vaste vertegenwoordiging of
een AB in een Nl vennootschap. Art. 17a Vpb: tot een NL onderneming wordt gerekend… sub d:
werkzaamheden die worden verricht als bestuurder. NL kan dus heffen op grond van die
bepaling.
f. Een tuinbouwbedrijf, gedreven in de vorm van een vennootschap onder firma, gevestigd in
Almelo.
VOF betaald geen Vpb want deze is fiscaal transparant. De natuurlijke personen achter de VOF
behoren tot box 1.
g. Een stichting die een museum exploiteert. De museumactiviteiten worden uitgeoefend door
middel van een duurzame organisatie van arbeid (betaalde en onbetaalde werknemers) en
kapitaal (de collectie kunstwerken).
Stichtingen zijn belastingplichtig voor zover zij een onderneming drijven. Er is geen onderneming
want er is geen winststreven. Zij zijn dus niet belastingplichtig voor de Vpb.
h. Een lichaam waarvan de werkzaamheid uitsluitend tot nagenoeg uitsluitend bestaat uit het in
stand houden van openbare leeszalen of bibliotheken.
Hangt af van het lichaam. Er is geen onderneming want er is geen winststreven. Zij zijn dus niet
belastingplichtig voor de Vpb. Art. 5(1)(g) Vpb: vrijstellingen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lmaassen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.83. You're not tied to anything after your purchase.