Dit document betreft een samenvatting van het boek onderzoeksmethoden (les 2 en 3) en notities van de lessen. Lessen over rechtsgeschiedenis en over datamanagement zijn hier NIET in opgenomen omdat de helft van open vragen over datamanagement gaat (het is dus belangrijk om die les zelf te bekijken)...
Les 1: Juridisch onderzoek:
enkel meerkeuze-vragen over deze les.
Recht verder ontwikkelen = recht meer up to date maken, klassieke interpretatie bijsturen
TJDO = traditioneel juridisch-dogmatisch onderzoek.
Hoe doet men TJDO? Patronen herkennen.
Best mogelijke beslissing bijsturen, bijdragen tot het vormen ervan en het mogelijk maken
dat de praktijkjuristen deze best mogelijke beslissing ook kunnen nemen
Intern perspectief tav de regels = de regels worden aanvaard en gebruikt als richtsnoer voor
eigen gedrag = opvatting van de wetgever wordt aanvaard als dogma
Extern perspectief = meer geïnteresseerd in hoe het recht werkt, hoe komen de regels tot
stand, hoe krijgen ze uitwerking in de maatschappij
Intern perspectief = meer geïnteresseerd in wat het recht is
Functies systemisch onderzoek:
- Beschrijvende functie: recht proberen te beschrijven/ordenen
- Normatieve functie: rechtssysteem kan u helpen om normatieve vragen te
beantwoorden, door samenspel van regels & ARB een systematiek ontwikkelen die
zegt welke oplossing gekozen moet worden en welke niet, recht geeft dus ‘kader’,
vorm, waarbinnen de oplossing gevonden moet worden
- Legitimerende functie: welke regel geldt als rechtsregel? Enkel de regel die strookt
met het rechtssysteem. De vraag of een bepaalde rechtsregel geldt in ons
rechtssysteem, kan je beantwoorden adhv de systematiek van het onderzoek.
Legitimerende functie houdt in dat je rechtssysteem kan gebruiken om de vraag te
beantwoorden of een bepaalde regel een deel uitmaakt van het recht of niet, geldt
die regel als geldend recht of niet.
Sociologie -> grote methodologische stappen pas vanaf de WO II.
Intradisciplinaire houding: klassieke indeling volstaat niet als we vanuit maatschappelijk
ooghoek bekijken, dus we moeten tussen de takken kijken. Gehanteerde methode: niet
flexibel genoeg bij TJDO, we moeten extern bekijken, om hypothese te toetsen moet je
andere technieken gebruiken dan interpretatie en argumentatie
ELS (Empirical Legal Studies): recht onderzoeken obv empirisch verzamelde gegevens,
vertrekken vanuit waarden en oordelen gebruiken die niet toe te schrijven zijn aan de
wetgever, maar een andere oorsprong hebben, dus niet waardeafweging hanteren
die door de wetgever is gemaakt
Interdisciplinaire houding: samenwerking van verschillende disciplines, verschil met ELS is
dat we het waardenkader van andere disciplines gewoon overnemen, niet enkel de
technieken, maar dus ook de waardenafweging. Bv Socio-Legal Studies.
Verschuiving government naar governance: niet zozeer nadruk leggen op de overheid
(wetgever) als regelgever, maar meer andere actoren aandacht gaan geven, bv kijken naar
hoe BW tot stand is gekomen en wie ertoe heeft bijgedragen
1
,Les 2 & 3 + samenvatting cursus:
Wat kan je onderzoeken? Waarom? Hoeveel? = Conceptueel ontwerp
Hoofdstuk 1: Projectontwerp
Onderzoeksontwerp = iteratief ontwerpen: voortdurend heen en weer gaan tussen
verschillende fases van je onderzoek.
Hoofdstuk 2: Doelstelling
Vloeit uit een bepaalde onderzoeksprobleem.
Invloed:
1. Politieke & sociale context + wensen van de opdrachtgever
a. Politieke gebeurtenissen: bv terrorisme, aanslagen -> meer studies naar
terrorisme en wetgeving die het aanpakt
b. Sociale context:
c. Opdrachtgever: meer vanuit beleidsoogpunt onderzoek bepalen
2. Waarden en maatschappelijke normen: wat is goed, wat is kwaad etc
3. Voorkeur voor een methode
4. Voorkeur voor een theorie
5. Wetenschapsfilosofische opvattingen
6. Reikwijdte van de studie: ‘ruimte’ en ‘tijd’
a. Individuele problemen of meer breed?
b. Momentopnames of vergelijkingen tussen momenten in de tijd?
7. Keuze tussen zuiver of toegepast wetenschappelijk onderzoek
Onderzoeksplan: wat, waarom, hoe.
Probleemstelling: fundament van het onderzoek.
Waarom en wat?
Waarom = relevantie (wat kan je onderzoek betekenen in de maatschappij), doel
Wat = doel binnen je studie, wat ga je verwezenlijken
Waar = object, wat ga je bestuderen
Hoe = methode die je gaat gebruiken
Parachute-moord: vrouw parachute van de andere vrouw gesaboteerd. Voorafgaand aan de
assisenproces: alle feiten op tafel, mediatisering van criminaliteit.
Waarom = impact media op punitiviteit bevolking
Wat = mediaberichtgeving over assisenprocessen bestuderen
Waar = parachutemoord (in 3 kranten)
Hoe = inhoudsanalyse
8. Hoeveel? = elk onderzoek is beperkt qua tijd/geld/menskracht/technische
hulpmiddelen
9. Wanneer?
2
,Doelstelling formuleren door te kijken naar ‘waarom’ en ‘wat’ vragen = essentie. Daarom =
doel en wat = door wat te doen.
Hoofdstuk 3: onderzoeksmodel = tussenstap van doelstelling naar vraagstelling
Hoofdstuk 4: functie-eisen van onderzoeksvragen. Beter (efficienter) concreet en toegepast,
kijken naar betrokken actoren, dan abstract.
Deelvragen: moeten noodzakelijk zijn om hoofdvraag te beantwoorden; is het niet zo, dan
kan je je deelvragen schrappen.
Kwantiteit: voornamelijk interesse in hoeveelheid, frequentie, kans etc
Kwaliteit: meer geïnteresseerd in ‘hoe’ vragen
Uw methode moet aangepast worden aan je onderzoeksvraag: kwantitatieve vraag –
kwantitatief methode
Beschrijvende onderzoeksvraag: bv mogelijke verbanden met andere fenomenen
Verklarend onderzoeksvraag: ‘waarom’
Cross-sectioneel onderzoeksvraag: meting op meting op 1 moment en over 1 moment (bv
enquête over of ze voorbije jaar slachtoffer zijn geweest van iets in 1 vorig jaar)
- Houdt geen rekening met causaliteit, met wat heeft geleid tot deze situatie
- Maar het is goedkoper en meer haalbaar
Longitudinaal: metingen op meer dan 1 moment
Prospectief longitudinaal: minstens 2 meetmomenten, je verzamelt je informatie
over het moment zelf, je onderzoekspopulatie is eenzelfde groep. Bv studie naar inkomen
van Vlaamse advocaten, deze maand de vraag stellen en volgend jaar opnieuw zelfde vraag
aan dezelfde groep van advocaten (dit mogen geen andere mensen zijn)
Retrospectief longitudinaal: 1 meetmoment, over verschillende momenten: hoeveel
verdienen jullie vandaag en hoeveel verdienden jullie 1 jaar geleden? Gevaar: geheugen. Het
moet zelfde groep zijn.
Herhaald cross-sectioneel: minstens 2 meetmomenten, over het moment zelf maar
niet noodzakelijk zelfde groep. Moment 1 groep 1, moment 2 groep 2.
Nadeel longitudinaal: uitval van mensen, panel conditioning = invloed uit voorgaande
metingen. Want ze hebben die vragen al vroeger gesteld gekregen, en tijd gehad om erover
na te denken.
Ontwikkeling adequate vraagstelling: het beste is om zo veel mogelijk gebruik te maken van
beschrijvende vraagstelling + concrete vragen (uitsplitsingen).
Hoofdstuk 5: begripsbepaling
Nauwkeurige omschrijving van je begrip = stipulatieve definitie gaan formuleren = aangeven
wat je in bepaald onderzoek onder bepaald begrip verstaat. Meest krachtige manier van
werken. Dit zijn definities die beginnen met “in dit onderzoek verstaan we onder begrip X …”.
Bruikbaarheid van de definitie staat centraal:
- Afbakening van een begrip tot haalbare proporties: in elk onderzoeksvraag het
domein = het deel van de werkelijkheid waarover je door middel van het onderzoek
3
, uitspraken wilt doen en het beweerde van een vraagstelling afbakenen = hetgeen
wat je van het domein wilt weten of zeggen
- Duidelijkheid over de vraag welke waarneembare zaken in de werkelijkheid onder de
definitie vallen (duidelijkheid over hoe het begrip geoperationaliseerd kan worden)
- Aansluiting bij de doel- en vraagstelling van het onderzoek
Hoofdstuk 6: onderzoeksstrategieën
Het geheel van met elkaar samenhangende beslissingen over de wijze waarop je het
onderzoek gaat uitvoeren:
3 kernbeslissingen
- Ga je in de breedte of in de diepgang werken? Dus omvang of precisie van een
bepaald probleem? Waarom = diepgang
- Kwantitatief of kwalitatief onderzoek
- Empirisch of bureauonderzoek?
Onderzoeksstrategieën:
1. Survey:
a. Ruim domein, veel onderzoekseenheden
b. Arbeidsextensieve dataverzameling: veel werk voorafgaand aan de survey
c. Meer breedte dan diepte
d. Een aselecte steekproef
e. Een beweerde dat bestaat uit scores op variabelen en relaties daartussen
f. Een van tevoren vastgelegde procedure voor dataverzameling
g. Kwantitatieve gegevens en dito analyse
Als iemand erna zelfde onderzoek wilt uitvoeren, gaat het makkelijk met survey.
2. Experiment: onderzoeksgroep + controlegroep. In onderzoeksgroep (experimentele
groep) vindt experiment plaats.
a. Randomiastie: je gaat je proefpersonen of objecten aan beide groepen
willekeurig gaat toedelen
b. De onderzoeker (en niet de onderzochten!) bepaalt welke groep aan de
interventie wordt blootgesteld en ook wat er verder binnen de groepen
gebeurt
c. De onderzoeker zorgt dat er geen of zo weinig mogelijk invloeden van
buitenaf zijn
d. Er is bij voorkeur een nameting en een nulmeting voordat de interventie
wordt uitgevoerd
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pvp999. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.03. You're not tied to anything after your purchase.