Dit is het andere deel van de toets die je krijgt op het ROC mondriaan bij de opleiding verpleegkunde niveau 4. Je krijgt deze toets in leerjaar 2 en is de eerste anatomie en pathologie toets die je krijgt in leerjaar 2
Anatomie samenvatting
pagina
ANATOMIE 2
Nieren en urinewegen H20
2
Regeling bloedsamenstellingen H21
5
Luchtwegen en longen H22
7
Ademhaling H23 10
,ANATOMIE
20. NIEREN EN URINEWEGEN
20.1 Nieren
•Deze hebben de taak afvalstoffen uit het bloed te verwijderen→
1. Water: beïnvloed bloedvolume en de RR
2. Zouten: beïnvloed aterhuishouding, bloedvolume en de RR
3. Zure en basische stoffen: beïnvloed zuurgraad
4. Afvalstoffen en overtollige stoffen
20.1.1 Ligging van de nieren
•De linker nier ligt iets hoger als de rechter en ligt achter het buikvlies→
retroperitoneaal
•Het centrum van de holle zijde is het nierpoort→ nierhilus→ plaats waar
bloedvaten, zenuwtakken en lymfevaten de nier in -en uitgaan en waar de
urineleider begint. Boven op elke nier zit een bijnier→ glandula suprarenalis→
oftewel hormoonklieren
•Bijnieren en nieren zijn omgeven door steunvet→ perirenaalvet. Rondom het
vet ligt een stevige bindweefsel mantel→ fuscia renalis. Beide deze elementen
houden de nieren op hun plaats en beschermen de nieren.
20.1.2 Bouw van de nier
Van binnen naar buiten:
•Nierkapsel: Het nierkapsel is een dun, stevig bindweefselkapsel
•Nierschors: Dit is een gespikkeld weefsel dat direct onder het nierkapsel ligt. Op
sommige plaatsen loopt de nierschors in smalle banen naar het centrum toe.
•Niermerg: De merggebieden worden ook wel mergpiramiden genoemd. Per
nier zijn er 6 tot 18 mergpiramiden. Ze hebben een gestreept uiterlijk en heten
mergstrepen. De top van de mergpiramide heet nierpapil. Bij zo’n nierpapil
monden drie tot zes mergpiramiden uit in een holte→ nierkelk. Deze mond weer
uit in een grote centrale holte in de nier→ het nierbekken
•Nierbekken: Het nierbekken vernauwt naar mediaal en gaat ter hoogte van de
nierpoort over in de urineleider.
20.2 Functionele niereenheden→ nefronen
•De filtering van je bloed begint in de nierschors, in kleine microscopische kleine
structuren. Elke nier heeft ruim 1 miljoen nefronen, delen hiervan zijn:
kapsel van Bowman, glomerulus, proximale tubulus, lis van Henle, distale
tubulus en verzamelbuis.
•Het kapsel van Bowman is een dubbelwandig zakje van eenlagig
plaveiselepitheel. Tussen het binnenblad en het buitenblad zit een holte. Het
kapsel van Bowman omsluit een haarvaatje dat als een kluwentje is opgerold→
glomerulus. Tussen het binnenblad zitten spleten waardoor er allerlei stoffen
doorheen kunnen.
•De toevoerende arteriole naar de glomerulus heet→ vas afferens en het
afvoerende vat→ vas efferens. De functie van de glomerulus is filtratie van het
bloed, maar er vindt geen uitwisseling plaats van zuurstof en koolstofdioxide.
•Het kapsel van Bowman en de glomerulus worden samen het→ lichaampje
2
, van Malpighi genoemd.
•Het kapsel van Bowman loopt aan de basis uit in een kronkelig buisje→
kronkelig buisje van de eerste orde→ poximale tortus. Het buisje loopt in
de richting van het niermerg→ dan heet het buisje→ lis van Henle. Dan loopt
het in de richting van de schors→ het buisje is weer gekronkeld→ gekronkelde
buisje van de tweede orde→ distale tubulus contortus.
•De wand van het kanaaltje bestaat uit eenlalig epitheel. Voordat deze het
kapsel van Bowman binnentreedt maakt deze contact met de distale tubulus
contortus. Op deze contactplaats→ juxtaglomerulaire cellen→ produceren
hormonen die de nierwerking beïnvloeden.
•De distale tubulus contortus mondt uit in een verzamelbuis→ loopt door het
niermerg en monden bij de nierpapil uit in de nierkelk.
•Het afvoerende bloedvaatje van de glomerulus vertakt zich in een tweede
haarvatennetwerk→ hier wordt zuurstof met koolstofdioxide uitgewisseld→ de
afvoerende venulen komen uit in de interlobaire aders.
20.3 Doorbloeding van de nier
•Per minuut stroomt er ruim 1 liter bloed door de nieren. Het bloed stroomt via
de nierslagader de nier binnen. De kleine slagaders lopen tussen de
mergpiramiden door naar boven. Nu heten ze interlobaire slagaders.
Aftakkingen daarvan lopen in een boog over de basis van de mergpiramiden en
worden boogslagaders/ artriae arcuatae genoemd. Ze vertakken steeds
verder totdat ze uiteindelijk de glomeruli en de haarvatennetwerken rond de
nierbuisjes vormen.
•Ter hoogte van de nierpoort verenigen zich een aantal aders tot de nierader,
dit is een vat dat rechtstreeks uitmondt in de onderste holle ader.
20.4 Urine
•De vorming van urine wordt diurese genoemd. De diurese begint in het
lichaampje van Malpighi. Onder invloed van de RR wordt een deel van het bloed
uit de glomerulus in de holte van het kapsel van Bowman geperst→
ultrafiltratie (niet-selectief). Het vocht heet dan→ voorurine→ bevat
bloedvloeistof zonder de grote bloedeiwitten, bloedcellen en bloedplaatjes.
•De voornaamste bestanddelen van voorurine zijn: water, glucose, zouten in
oplossing en afvalstoffen.
•Van de totale bleddoorstroming wordt ongeveer 1/8 deel door het kapsel van
Bowman geperst, de rest wordt afgevoerd via de afvoerende bloedvaatjes.
•In de rest van de nefron wordt er geresorbeerd→ tijdens dit proces worden veel
zouten, glucose en aminozuren en het grootste deel van het water weer in de
bloedbaan opgenomen. Uiteindelijk blijft er maar 1% van de voorurine over. De
nefronen werken wel erg selectief.
•De diurese hangt af van de volgende factoren:
1. De hoeveelheid opgenomen vocht
2. De hoeveelheid opgenomen zouten
3. De hoeveelheid vocht en zouten die je verliest door transpiratie
•Urine bevat altijd de volgende bestanddelen:
1. Water; 96%
2. Zouten
3. Afbraakproducten van eiwitten
4. Uribilline
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller michaelaberding. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.26. You're not tied to anything after your purchase.